Hoorcolleges Jeugdrecht 2023-2024
Hoorcollege 1: Civiel Jeugdrecht – minderjarigheid
Gemist
Jeugdrecht
• Jeugdrecht omvat alles wat verdrag en wet regelt ten aanzien van minderjarigen en
jongmeerderjarigen en soms ten aanzien van meerderjarigen tot 23 jaar;
• Jeugdrecht is ingewikkeld technisch recht; maatschappelijk zeer relevant;
• In deze cursus is er een afbakening tot het verdragsrecht, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering,de Jeugdwet, het Wetboek van Strafrecht en de daarbij
behorende uitvoeringsregelingen;
Vandaag
• Vandaag eerst een korte algemene inleiding op het Nederlandse Jeugdrecht;
• Vandaag ook “minderjarigheid”;
• Hoorcolleges zijn gericht op geselecteerde onderwerpen uit het boek die in het dagelijkse leven,
rechtspraktijk of voor de rechtsontwikkeling aandacht vragen;
Samenvattende terugblik op ontwikkeling
• De rol van de “Juvenile Courts” aan het eind van de negentiende eeuw in Amerika;
• Die als “parens patriae” zouden moeten waken over afhankelijke, hulpbehoevende en
onaangepaste jeugd;
• Niet zozeer uit compassie, maar om samenleving te beschermen criminaliteit in het latere leven
te voorkomen;
Invloed Amerikaanse Juvenile courts
• Het is de invloed van wat in Amerika aan gedachten en opvattingen is ontwikkeld, die mede
verklaart dat de wetgeving van in de eind 19e begin 20e eeuw zich richt op het beëindigen
beperken van wat nu het ouderlijk gezag;
• Illustratief is de invoering van de maatregelen van de “ontheffing en ontzetting” uit het
“vaderlijk gezag” in 1901 en bijvoorbeeld de beperking van dat gezag door de “toevertrouwing”
en bijvoorbeeld de dissertatie van J.A. Verschuer, “Kinderrechtbanken”, dissertatie, Utrecht
1912, p. 277 e.v.. Daarin wordt gepleit voor een een “speciale kinderrechter”; die ambtshalve
bevoegdheden en de leiding krijgt over de ondertoezichtstelling;
• Wat leidt tot de wet van 5 juli 1921 waarin die kinderrechter er komt en zo ook de
ondertoezichtstelling die het gezag over kinderen beperkt;
Tweede helft vorige eeuw
• Snel veranderingen samenleving, spanningsveld tussen een overheid die meer grip krijgt op het
leven van individuen;
• Tegenreactie jaren zestig en zeventig, met als gevolg een sterk veranderend denken over gezag,
hiërarchie, instituties, en maatschappelijke verhoudingen in het algemeen;
• Opkomst EVRM en EHRM met begrenzing van de toenemende invloed van de overheid;
Invloed EVRM en EHRM
• Invloed EVRM en EHRM is groot. Leidt tot bijvoorbeeld tot het inzicht dat ouders en kinderen
betrokken moeten worden in het beslissen, bijvoorbeeld over het nemen van
kinderbeschermingsmaatregelen;
• Waarom is invloed verdragsrecht in Nederland zo groot?
Ontwikkelingen deze eeuw
• Het jeugdrecht volgt maatschappelijke ontwikkelingen. Het is daardoor een dynamisch
rechtsgebied. Daarvan getuigt veel relatief recente en aankomende wetgeving;
1
, • Bijvoorbeeld de Wet lesbisch ouderschap (2014); Jeugdwet, (2015); Wet herziening
kinderbeschermingsmaatregelen (2015); Wet tegengaan van huwelijksdwang (2015); Wet zorg
en dwang en Wet verplichte ggz (2020); Ontwerpwetsvoorstellen draagmoederschap en
deelgezag, de voorstellen voor nieuw naamrecht (gecombineerde naam) en de transgenderwet;
Internationale normen
• Het mondiale Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK)
o Burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten
• Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met name art. 1 jo. art. 1 Eerste
Protocol, 2, 6 en 8:
o Respect voor het (privé)leven, familie-en gezinsleven, woning en correspondentie,
toegang tot de rechter, verbod discriminatie; restrictief en proactief overheidsingrijpen,
bescherming eigendom
• Verhouding tot nationale wetgeving: art. 93, 94 en 120 Gw
Het IVRK
• Geldt in Nederland sinds 8 maart 1995;
• Bevat eenieder verbindende bepalingen en gaan voor nationale wetgeving (art. 93 en 94 Gw),
met name: art. 3, 5, 7 t/m 9, 12 t/m 14, 16, 37 en 40 lid 2.
• Niet alleen de burgerlijke en politieke rechten, maar ook de economische, sociale en culturele
rechten.
• Art. 3 IVRK: belang van kind vormt bij maatregelen betreffende kinderen altijd de eerste
overweging
• VN-Comité voor de Rechten van het Kind
Het EVRM
• Vanaf 4 november 1950 open voor ondertekening en dus geschreven in een tijd dat kinderen
nog niet werden gezien als rechtssubject en houders van individuele rechten. De opstellers
hadden kinderen niet in gedachten en kinderen werden toentertijd gezien als dragers van
specifieke rechten;
• Daarom is rechtspraak van het EHRM belangrijker dan de tekst van het verdrag;
• IVRK werkt door in de rechtspraak van het EHRM, doordat het hof bij de interpretatie van het
EVRM veelal uitgaat van de bepalingen uit het IVRK;
• Daarvoor in de afgelopen kleine zeventig jaar veel jurisprudentie die betrekking heeft op
kinderen, waarbij een rechtsontwikkeling toont van het kind als drager van specifieke rechten
naar volwaardig rechtssubject;
Minderjarigheid
Bij de geboorte, daarvoor en daarna
• Minderjarigheid bij de geboorte, daarvóór en daarna
• Gezag;
• Beperking handelingsbekwaamheid en uitzonderingen daarop;
• Processuele handelings(on)bekwaamheid;
• Verjarings- en vervaltermijnen.
Minderjarigheid na geboorte
Wie is minderjarig?
• Van 25 naar 23 (1809) naar 21 (1901) naar 18 jaar (1988, art. 1:233 BW);
• Eén uitzondering: meerderjarigenverklaring van de minderjarige moeder voor of na de bevalling
(art. 1:253ha BW);
Minderjarigheid vóór de geboorte
Art. 1:2 BW: kind wordt als reeds geboren aangemerkt zo dikwijls zijn belang dit vordert:
• Erfrecht
2
, • Kinderbeschermingsmaatregelen kunnen tijdens zwangerschap: ondertoezichtstelling,
uithuisplaatsing nog niet geboren baby of gezagsbeëindiging nog voor de geboorte;
• Maar is dat wel zo?
• art. 1:2 ziet niet op abortus. Zie hiervoor: Wet afbreking zwangerschap
Casus
Verzoek GI tot bekrachtiging van een aanwijzing aan een zwangere moeder, ter bescherming van het
belang van het ongeboren kind versterkt met dwangsom en lijfsdwang;
Dat vormt een de inbreuk op de fundamentele rechten van de moeder die alleen mogelijk is als het
ongeboren kind “een ander” is in de zin van art. 8 lid 2 EVRM wiens belang bij bescherming van leven
en gezondheid bij wet is geregeld, zodanig dat die bescherming een inbreuk op het privéleven en de
lichamelijke integriteit van de moeder rechtvaardigt;
De vraag is of art. 1:2 BW een wettelijk basis biedt om de belangen van de moeder en het kind als
gelijkwaardig te beschouwen, zodanig dat die belangen tegen elkaar afgewogen mogen worden;
Art. 1:2 BW strekt ertoe de vermogensrechtelijke aanspraken van de ongeborene de beschermen en niet
om andere niet- vermogensrechtelijke belangen, zoals bijvoorbeeld het recht op leven te beschermen;
Op basis hiervan kan niet worden afgeleid dat het ongeboren kind “een ander” is in de zin van art. 8 lid
2 EVRM;
Uit rechtspraak van het EHRM volgt verder dat art. 2 EVRM het recht op leven beschermt, maar niet
het recht op leven van een foetus. (Europese Commissie voor de Rechten van de Mens 13 mei 1980,
8416/78 WP vs. Verenigd Koninkrijk en EHRM 8 juli 2004, 53924/00; Vo vs. Frankrijk);
Het EHRM onderscheidt een moeder en haar ongeboren kind niet als twee afzonderlijke menselijke
levens die ieder als afzonderlijke persoon een gelijkwaardig recht op bescherming van het leven hebben.
De rechtspraak van het EHRM getuigt ervan dat, behoudens voor zover een lidstaat iets anders bij wet
heeft geregeld, het recht op leven alleen toekomt aan een persoon na de geboorte. Art. 1:2 BW geeft
alleen al daardoor geen wettelijke basis;
Dit betekent dat een ongeboren kind op de voet van art. 1:2 BW weliswaar als geboren kan worden
aangemerkt als het gaat om zijn vermogensrechtelijke aanspraken, maar dat deze bepaling geen
betekenis heeft buiten het vermogensrecht.
Andere opvatting?
Een niet niet-zuiver vermogensrechtelijk belang zoals het belang bij een voorspoedige geboorte is wel
aangenomen in Rb. Haarlem (pres.) 14 oktober 1966, NJ 1967/266).
Ook is wel aangenomen dat het medisch en opvoedkundig belang van het ongeboren kind kan op de
voet van art. 1:2 BW meebrengen dat de voorlopige voogdij wordt toegewezen aan de Stichting Bureau
jeugdzorg (sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 heet de Stichting Bureau jeugdzorg
Gecertificeerde Instelling) (Rb. Roermond 26 juni 2009, ECLI:NL:RBROE:2009:BJ0644);
Noot Vlaardingerbroek JPF/24, een opvatting dat ook immateriële belangen kunnen onder 1:2 BW
vallen, zonder verwijzing naar bron.
Conclusie casus → Rb. Noord-Nederland 05-12-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4532; EHRM 8 juli
2004, 53924/00, Vo vs. Frankrijk;
Vermogensrechtelijke aanspraken zijn bijvoorbeeld erfgenaamschap en schadevergoeding wegens het
derven van levensonderhoud indien het kind postuum wordt geboren en een derde aansprakelijk is voor
de dood van de overleden ouder (art. 6:108 lid 1 onderdeel a BW);
Rechtgevolgen minderjarigheid
• De wet verbindt aan de minderjarigheid verstrekkende rechtsgevolgen en regelt dat
minderjarigen:
• Altijd onder gezag moeten staan van een ouder of een voogd (zie art. 1:295 en 299 BW);
• In beginsel niet kunnen trouwen of een geregistreerd partnerschap aan kunnen gaan;
• Geen gezag over hun kind uitoefenen; handelingsonbekwaam zijn;
• Minderjarige heeft een afgeleide woonplaats van degene(n) die het gezag uitoefenen (1:12 BW);
3
, • Processueel onbekwaam zijn;
• Minderjarige heeft een afgeleide woonplaats van degene(n) die het gezag uitoefenen (1:12 BW);
• Processueel onbekwaam zijn;
Handelingsonbekwaam
• Minderjarigen hebben in beginsel voor het verrichten van rechtshandelingen toestemming nodig
van degene die gezag over hen uitoefent (art. 1:234 lid 1 BW);
• Een rechtshandeling is een door een natuurlijke of rechtspersoon verrichte handeling gericht op
een bepaald gewild rechtsgevolg die door een verklaring zich heeft geopenbaard (art. 3:32 en
3:33 BW;
• Handelinsgonbekwaamheid is daarom verstrekkende beperking.
Toestemming
De handelingsonbekwaamheid brengt met zich dat degene die het gezag uitoefent gerichte toestemming
op de specifieke rechtshandeling moet geven. Dus voor een bepaald doel en niet in het algemeen (art.
1:234 lid 2 BW);
Sanctie op ontbreken toestemming
• Er komt wel een geldige overeenkomst tot stand, maar degene die het gezag uitoefent kan die
vernietigen
• Altijd?
Wettelijke uitzonderingen
• Toestemming mag worden voorondersteld voor rechtshandelingen waarvan het maatschappelijk
gezien normaal is dat een jeugdige daarover zelf beslist;
• Waar wat is normaal? Hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder de
leeftijd maar bijvoorbeeld ook economische waarde?
Maatschappelijke dilemma’s
• Feitelijke beoordeling kan lastig zijn: toestemming voor een mobiel abonnement of tatoeage,
gaatje in oor bij juwelier als je zeventien bent?
• Maar wel geneeskundige behandelovereenkomst voor cosmetische chirurgie of onomkeerbare
behandeling bij genderdysforie, als minderjarige ouder is dan zestien?
Meer wettelijke uitzonderingen
• Minderjarige mag voorafgaand aan huwelijk of registratie partnerschap wel huwelijkse of
registratievoorwaarden maken;
• Een minderjarige die tenminste zestien is, kan een testament maken (4:55 lid 1 BW);
• Een minderjarige die tenminste zestien is, kan zelfstandig een arbeidsovereenkomst sluiten
(7:612 BW);
• Een minderjarige die tenminste zestien is, kan een geneeskundige behandelingsovereenkomst
sluiten en toestemming geven voor uitvoeringshandelingen in dat kader (7:447 lid 1 BW);
• Art. 19 Wet op de lijkbezorging, codicil (16 jaar)
• Handlichting;
Handlichting
• De juridisch niet-bekwame minderjarige is door handlichting toch in staat om bepaalde
rechtshandelingen te verrichten;
• Art. 1:235 BW) regelt dat de kantonrechter op verzoek van een minderjarige, aan hem bepaalde
bevoegdheden van een meerderjarige verleent;
• Voor handlichting moet de minderjarige (bij de behandeling van het verzoek) tenminste 16 jaar
oud zijn. Bij het verlenen van de handlichting bepaalt de kantonrechter welke bevoegdheden de
minderjarige krijgt (art. 1:235 lid 3 BW).
4