Stotteren is een verstoring in het ritme van de spraak waarbij de spreker precies weet wat
hij wil zeggen, maar dat voor dat moment niet kan vanwege onwillekeurige - stille en
hoorbare - herhalingen en verlengingen van spraakklanken.
Kenmerken:
- Kernstottergedrag; 1 van de 3 kernstotters is aanwezig: blokkades, verlengingen,
herhalingen
- Secundair gedrag; vermijdingsgedrag, vechtgedrag
- Emoties en cognities
Ontwikkeling
- Tussen 2 en 6 jaar start het, is dat niet zo dan is dat een rode vlag
- Vaker jongens dan meisjes. Meisjes herstellen vaker
en op jongere leeftijd
- 1% van de wereldbevolking stottert, 5% heeft ooit
gestotterd
Modellen
- 4CM: emotioneel, cognitief, sociaal, verbaal
- SORKC - model
- Klinisch werkmodel
Onderzoeksmiddelen
- KiddyCAT
- SSI-4
- SLS
- BAB
Bij kids die stotteren constateert men in de rechterhemisfeer (grijze stof) een verhoogde
activiteit, en tevens ziet men een vermindering van de mogelijkheden in de verbindingen
(witte stof) tussen de spraakmotorische en de auditieve cortex. Wanneer de myelinisatie van
de axonen niet synchroon verloopt met de gevraagde ontwikkeling van alle taalaspecten,
zijn problemen te verwachten.
Subtypes van stotteren
● Ontwikkelingsstotteren → het stotteren waar wij het over hebben, ontstaat in de
jonge ontwikkeling tussen de 2-5 jaar
● Neurogeen of verworven stotteren = vindt zijn oorsprong in het centraal zenuwstelsel.
Gekomen door een herseninfarct, hersentrauma, CVA of ongeluk waarna er iets
beschadigd is in de hersenpan
● Psychogeen stotteren = door emotioneel trauma, overbelasting of psychisch
probleem
● Farmacogeen stotteren = stotteren dat wordt uitgelokt/bijwerking door medicijnen
● Broddelen = vorm van niet-vloeiend spreken waarin de spreker onvoldoende in staat
is zijn spreektempo aan te passen aan de spraakmotorische en/of de linguïstische
eisen van het moment.
,Ontwikkelingsniveaus
Als iemand gaat stotteren gaat die niet meteen stotteren zoals die uiteindelijk gaat stotteren.
Daar zit een ontwikkeling in:
1. Normale niet-vloeiendheid
2. Borderline/grensgeval stotteren
3. Beginnend stotteren
4. Overgangs stotteren (intermediatie stotteren)
5. Gevestigd/gevorderd stotteren
Deze leeftijdsfases staan niet vast maar het is een indicatie →
Normale onvloeiendheden
- Frequenties: er komen 10 of minder onvloeiendheden
per 100 woorden voor. Vooral normale
onvloeiendheden met minder dan 3% SLD’s
- Secundair gedrag: geen
- Gevoelens en attitudes: geen
- Periodiciteit: situatie gebonden
Borderline stotteren
➢ Korte periodes van kernstottergedrag als bij
beginnend stotteren → soms helemaal geen stotteren en soms juist veel
➢ Als normaal-niet vloeiend maar vaker en meer herhalingen per unit en meer
verlengingen dan revisies en incomplete zinnen → dus als er wel SLD’s zijn, maar
wel veel stabiel zijn
- Onvloeiendheden: naast normale onvloeiendheden meer SLD’s, maar minder dan
3%
- Frequentie: > 10 per 100 woorden
- Secundair gedrag: geen (geen gedrag van bijv duwen of met voet op grond stampen)
- Gevoelens en attitudes (rotgevoels of denken dat ze het niet kunnen): zelden
- Periodiciteit: situatiegebonden maar komt ook in ontspannen situaties voor
Beginnend stotteren
- Onvloeiendheden: Kernstottergedrag: snelle, onregelmatige en gespannen
herhalingen van meer dan 2 units, soms toevoegen schwa, mogelijk fixatie van de
articulatiestand tot blokkades
- Frequentie: minimaal 3% SLD
- Secundair gedrag: vluchtgedragingen zoals oogknipperen, stemverhoging,
vechtgedrag (duwen met lippen/tong) of harder spreken als onvloeiendheid
toeneemt, meer spierspanning
- Gevoelens en attitudes: bewust van onvloeiend spreken, toont soms frustratie, soms
begin lichte angst, begin van negatieve gedachten, geen negatieve gevoelens over
zichzelf als spreker
- Periodiciteit: er kunnen situaties zijn waarin vloeiendheid is, maar het stotteren is er
iedere dag
, Overgangsstotteren
- Onvloeiendheden: Kernstottergedrag: naast onvloeiendheden die je hoort bij
beginnend stotteren, meer blokkades waarbij het geluid onderbroken wordt en de
luchtweg afgesloten wordt
- Secundair gedrag: vlucht en vermijdingsgedrag (bijv zeggen dat je het niet weet, niets
zeggen, telefoon niet meer opnemen); vechtgedrag om blokkade te beëindigen,
anticipaties van blokkades en soms van spreeksituaties
- Gevoelens en attitudes: angst, frustratie, gêne, verlegenheid / hulpeloosheid tijdens
het stotteren en schaamte na het spreken
- Periodiciteit: wisselend in ernst, maar het is er altijd
Gevestigd stotteren
- Kernstottergedrag: naast onvloeiendheden zoals bij overgangsstotteren zouden er
lange, gespannen blokkades kunnen komen; sommigen met tremor
- Frequentie: wisselend en heel persoonsafhankelijk, soms frequentie lager door sterk
vlucht en vermijdingsgedrag
- Secundair gedrag: vlucht en vermijdingsgedrag, vechtgedrag; stotteren wordt sterk
onderdrukt door vermijdingsgedrag. Complexe patronen van vermijden, vechten en
vluchten worden niet meer altijd opgemerkt
- Gevoelens en attitudes: angst, frustratie, gêne, schaamte, negatief zelfbeeld neemt
toe. Stotteren is een deel van de eigen identiteit. Sterke gevoelens van angst,
schaamte en verlegenheid
- Periodiciteit: chronisch → is er voor altijd
SLD’s (Stutter Like Disfluencies): criterium = > 3% SLD’s
SLD-score is ontwikkeld om licht, maar duidelijk stotteren beter te kunnen onderscheiden
van normaal onvloeiend spreken.
Vrijwillig stotteren = zodat je minder gevoelig wordt voor het stotteren doordat je het zelf ook
doet/hebt gedaan
3 reflexmatige reacties op stotteren:
- Vechtgedrag = bv blokkeren, op allerlei manieren kracht zetten
- Vluchtgedrag = bv het vermijden van de persoon of situaties. Of het woord vermijden
- Verstijven/bevriezen = bv opvallen en langdurig uitstel- en startgedrag
Gemiddelde leeftijd waarop een kind merkt dat zijn spreken niet ‘gaat zoals het hoort’ is ong
33 maanden, dus nog voor het 3e jaar. Wanneer een kind al veel secundair gedrag laat zien
is enig symptoombewustzijn vaak al meteen duidelijk. Er is metacognitie nodig om te kunnen
praten over eigen functioneren en spreken.
Motorische ontwikkeling
Een beurtwisselingstijd van ong 1 sec is het beste. Een korte beurtwisselingstijd of zelfs al
beginnen als de ander nog niet is uitgesproken is natuurlijk nooit prettig, maar bij een te
lange beurtwisselingstijd kan een kind ongeduldig worden en weer zelf gaan praten, het
reageert dwingend op de ander of haakt misschien af.