Jeugd- en gezinssociologie
H1. Een nieuwe blik op jongeren
6 verschillende generaties:
1. De vooroorlogse generatie: vooral de crisis en de daarbij horende gevolgen
waren belangrijk. Sober, spaarzaam, sterk geloof gezag overheid en kerk.
2. De stille generatie: zij groeiden op in de tweede wereldoorlog en de
wederopbouw. Vooral vooruitgang was dus belangrijk. Spaarzaam en
opofferingsgezind.
3. De protestgeneratie/babyboomgeneratie: traditionele waarden en normen
kwamen onder druk te staan door welvaartstoename en de
consumptiemaatschappij. Zelfontplooiing, burgerlijke ongehoorzaamheid.
4. De verloren generatie: massale jeugdwerkloosheid en aids. No-nonsens
mentaliteit.
5. De pragmatische generatie: praktisch ingesteld en gericht op het eigen
levensgeluk. Kregen veel aandacht van hun ouders.
6. De grenzeloze/achterbank/Einstein generatie: ICT, verruiming van de
wereld, weinig grenzen.
Kritiek hierop: mensen uit een bepaalde generatie worden snel onder één kam
geschoren.
Periode effect: sociale veranderingen door de tijd heen die van invloed kunnen zijn
op de jeugd én de volwassenen.
Cohort: een groep van leeftijdsgelijken die zich door de verschillende levensfases
heen beweegt. Zij doorstaan op dezelfde leeftijd verschillende invloeden en
veranderingen.
Protoprofessionalisering: onderzoeksresultaten over het beeld van de jeugd raakt
eerst bekend bij de beroepsgroepen en verspreiden zich van daaruit in de
samenleving.
Standaardbiografie: jongeren na school na het werk om geld te verdienen om
vervolgens de stap naar het huwelijk en gezin te maken.
3 soorten jongeren:
1. De onbekommerde jongere: vrij van maatschappelijke verplichtingen en
kennen weinig sociale verantwoordelijkheden. Zo leiden zij vaak een
onbezorgd en avontuurlijk leven.
2. De moeilijke jongere ‘puber’: vervreemd zich van zijn eigen omgeving, is
opzoek naar eigen identiteit en zelfstandigheid.
3. De onbeheerste en ongeremde jongere: hebben zichzelf niet in de hand en
kennen geen grenzen. Geweld, vandalisme etc.
,Emergent- adulthood: voorstadium van volwassenheid, als ze een vervolgopleiding
doen meestal.
Schemergebied: aan de ene kant zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid en
aan de andere kant afhankelijkheden en weinig/niet betrokken zijn tot beslissingen.
Socialisatie: jongeren maken hun gangbare normen en waarden eigen.
Leefwereld: het alledaagse doen en laten, gedragingen, gevoelens, gedachten etc.
3 ontwikkelingen die invloed hebben op de leefwereld van jongeren;
1. De nieuwe technologie
2. Individualisering: meer aangesproken worden op eigen keuzes en
verantwoordelijkheden. Niet vergelijkbaar met egoïsme.
3. Informalisering: proces van vrijer zijn en versoepeling van omgangsvormen
en omgangsregels. meer gelijkwaardigheid.
4. Populaire cultuur: vermaak, plezier, eigen identiteitsvorming.
Expressief individualisme: nieuwe aanspreekvormen en verwachtingen. Het
individu moet zijn eigen krachten kunnen ontplooien in het belang van de
persoonlijke originaliteit.
3 veranderingen in de technologische ontwikkeling:
1. Miniaturisering: Bv. van computer naar laptop naar tablet. Individualisering
en mobiliteit zijn hiervan het gevolg.
2. Nieuwe technologie is nu bijna betaalbaar voor iedereen. Jongeren kunnen
vaak gelijk nieuwe producten aanschaffen en meegaan met de trends zonder
jarenlang te hoeven sparen.
3. Verhouding tot de imaginaire wereld is veranderd. Bv. vroeger was de tv
gewoon een apparaat waarmee je beelden kon ontvangen en nu een middel
voor betrokkenheid en interactie.
Lichte gemeenschappen: jongeren maken niet langer deel uit van één
gemeenschap of groep, maar zoeken voor hun uiteenlopende motivaties en
interesses wisselende verbanden die aan hun wensen tegemoet kunnen komen.
Sociale verbanden minder hecht, informeel en tijdelijk.
Reflectieve maatschappij: jongeren moeten nu hun eigen levensloop ontwerpen
zonder de vaste bakens van weleer.
H2. Hét gezin bestaat niet
Het gezin is minder eenvormig en veranderlijker dan voorheen.
, Grachtengordelgezin: vader en moeder werken voltijds
Anderhalfverdienersmodel: vader werkt voltijd en moeder werkt deeltijd.
Veranderingen in de levensloop van jongeren:
- De toekomst van jongeren is minder voorspelbaar dan eerst.
- De fase van huwelijk en gezinsvorming treedt later in.
- Er is minder sprake van een vaste volgorde van keuzes en taken in de
levensloop.
Verandering omgang ouders en kinderen: van bevelhuishouden naar
onderhandelingshuishouden.
Autoritatieve controle: redeneren en onderhandelen
Autoritaire controle: terechtwijzen en straffen
Allochtone jongeren worden strenger opgevoed en ouders zijn voor hun minder een
bron van steun en vrienden juist meer.
H3. Vriendschappen en jeugdcultuur
Een vriendschap bij meisjes: vertrouwen is erg belangrijk, een goede vriendin is
solidair en weet te zwijgen tegenover derden.
Een vriendschap bij jongens: minder intiem en persoonlijk als bij meisjes en
zonder de neiging zich helemaal uit te spreken.
Kenmerken vriendschappen: leeftijd, sekse, sociale en culturele achtergrond.
Interetnische vriendschappen: vriendschappen tussen autochtonen en
allochtonen. Naarmate het opleidingsniveau stijgt, hoe vaker er een vriendschap
ontstaat tussen beide.
Peergroup/clique: 5 tot 6 jongeren die elkaar dagelijks treffen op school,
uitgaansleven, sportclub of in de buurt.
3 soorten overlast gevende straatgroepen:
1. Hinderlijke groepen jongeren die door hun hanggedrag en uiterlijk vooral
irritatie oproepen, soms kleine vernielingen plegen, maar over het algemeen
aanspreekbaar zijn op gedrag.
2. Overlastgevende groepen jongeren die voorbijgangers intimideren,
vernielingen verrichten of kleine diefstallen plegen, wat doorgaans doelbewust
gebeurd.
3. Criminele jeugdgroepen die grover geweld gebruiken en ernstige delicten
plegen.
Straatcultuur: een beleving die onder groepen jongeren gezamenlijk wordt
uitgedragen en die zich manifesteert in taalgebruik, opvattingen, gedragingen, en
normen en waarden die afwijken van de zogenaamde ‘’burgercultuur’’. Vaak staat het
wantrouwen tegen de burgerlijke, dominante cultuur centraal.