Samenvatting van de hoofdstukken Goldstein & van Hooff die geleerd moeten worden voor deeltentamen 1 van Pyschologie van de Communicator. Inclusief alle begrippen en enkele voorbeelden.
GVH Cognitive Psychology Samenvatting H.3,5,6 & 11
H3. Perception
Perception= ervaringen als gevolg van stimulatie van de zintuigen
Inverse projection problem= taak van het bepalen van het object wat verantwoordelijk is voor een
Viewpoint invariance= de mogelijkheid om een object te herkennen van verschillende invalshoeken
bepaald beeld op het netvlies
Bottum-up processing= opeenvolging van gebeurtenissen van oog tot hersenen (begint op de
‘bodem’ namelijk het oog)
Top-down processing= verwerking die zijn oorsprong vindt in de hersenen (begint aan de top)
Speech segmentation= kennis van taal waardoor het je lukt om te horen wanneer een woord eindigt
en wanneer de volgende begint
Direct Pathway model= pijn voel je wanneer receptoren in je huid (nociceptors) gestimuleerd
worden en signalen sturen direct van de huid naar de hersenen
Placebo= een pil waarvan mensen geloven dat er pijn remmers in zitten maar die eigg geen actieve
stoffen bevat
Likelihood principle= we zien het object wat meest waarschijnlijk het patroon van stimuli wat we
zien gecreëerd heeft
Unconscious inference= onze percepties zijn het resultaat van onbewuste aannames die we maken
over onze omgeving
Gestalt psychologists= ‘het geheel is meer dan de opsomming der delen’-> perceptie gaat niet over
‘optellen’ van sensaties-> Principles of perceptual organization= uitleggen hoe elementen
gegroepeerd worden om grotere objecten ten creëeren
Principle of good continuation= punten die als ze verbonden worden, worden gezien als rechte of
vloeiend kromme lijnen worden gezien als iets wat bij elkaar hoort (touw als 1 geheel zien)
Law of pragnanz/ Principle of good figure/ Principle of simplicity= het waarnemingsveld en de
objecten daarin zie je op de meest simpele manier (bv. olympisch symbool zie je als 5 ringen)
Regularities in the environment= karakteristieken van de omgeving die vaak voorkomen en daarmee
beïnvloeden wat we verwachten te zien
Physical regularities= regelmatig voorkomende fysieke eigenschappen van de omgeving-> oblique
effect= mensen kunnen horizontalen en verticalen gemakkelijker waarnemen dan andere oriëntaties
Light-from-above assumption= we verwachten dat licht van boven komt omdat licht in onze
omgeving (bv. zon) normaal gezien van boven komt
Semantic regularities= de karakteristieken die geassocieerd worden met de functies die in
verschillende soorten scènes worden uitgevoerd
Scene schema= de kennis van wat een scene normaal gezien bevat
Bayesian inference= onze schatting van de waarschijnlijkheid van een uitkomst wordt bepaald door
twee factoren:
1. Prior prabability= ons eerste geloof over de waarschijnlijkheid van een uitkomst
2. Likelihood= de mate waarin het beschikbare bewijsmateriaal overeenstemt met het
resultaat
Visual masking paradigm= een korte visuele stimulus wordt gepresenteerd tussen twee wat langere
visuele maskers-> de korte stimulus wordt vaak opgeslagen maar niet bewust verwerkt
Theory of natural selection= karakteristieken die een dier zijn kans om te overleven versterken,
worden overgebracht naar volgende generaties (bv. horizontale en verticale zien-> bos overleven)
Experience-dependent plasticity= het brein wordt gevormd door de blootstelling aan de omgeving
zodat de omgeving efficiënter waargenomen kan worden
Brian Lesioning= een deel van het brein verwijderen
Object discrimination problem= een object laten zien en vervolgens de respondent laten kiezen
tussen twee objecten, als de goede gekozen wordt leidt dit tot beloning
Landmark discrimination problem= een punt die de voedselbron aangeeft die voedsel bevat
, Visual agnosia= wanneer je niet meer alledaagse objecten, bekende personen, en vormen kunt
herkennen naast de kleur en textuur
Ebbinghaus illusion= perceptie van een object misleid door de grootte van de omliggende cirkels
Principle of similarity= soortgelijke dingen lijken te worden gegroepeerd (bv. zien van horizontale
rijen in een bult stippen)
Er zijn vier benaderingen van objectperceptie:
1. Het idee dat perceptie afhankelijk is van kennis werd voorgesteld door Helmholtz' theorie
van onbewuste gevolgtrekking.
2. De Gestalt benadering van perceptie stelde een aantal wetten voor van perceptuele
organisatie, die gebaseerd waren op hoe stimuli gewoonlijk voorkomen in de omgeving.
3. Regularities of the environment zijn kenmerken van de omgeving die vaak voorkomen; we
nemen zowel fysische regelmatigheden en semantische regelmatigheden in aanmerking bij
het waarnemen.
4. Bayesian inference is een wiskundige procedure om te bepalen te bepalen wat er
waarschijnlijk "daarbuiten" is; het houdt rekening met met iemands eerdere overtuigingen
over een perceptueel resultaat en de waarschijnlijkheid van die uitkomst op basis van
aanvullend bewijs.
H5. Short-term and working memory
Memory= het process wat gaat over het vasthouden, terughalen en gebruiken van informatie over
stimuli, beelden, gebeurtenissen, ideeën en vaardigheden nadat de oorspronkelijke informatie niet
meer aanwezig is
Modal model of memory= 3 typen geheugen: 1. Sensory memory, 2. Short- term memory en 3.
Long-term memory
Structural features= 3 typen geheugen in bovestaand model
Control processes= dynamische processen in verband met de structurele kenmerken die door de
persoon kunnen worden gereguleerd en van taak tot taak kunnen verschillen-> vb. van short term
memory: Rehearsal= een stimuli over en over herhalen (bv. telefoonnummer vaak opnoemen om het
te onthouden)
Sensory memory= Wat: effecten van zintuigelijke stimulatie
Hoeveel: alle binnenkomende info
Hoelang: (fractie van) een seconde
Persistence of vision= voortdurende perceptie van een visuele stimulus zelfs nadat deze niet langer
aanwezig is (bv. wanneer je een sterrretje heen en weer zwaait zie je een spoor van licht)
Whole report method= respondenten worden gevraagd om zoveel mogelijk letters (bv.) op te
noemen van het hele beeld met letters
Partial report method= respondenten worden gevraagd om zoveel mogelijk letters van een bepaalde
rij (bv.) op te noemen van het hele beeld met letters-> toon direct na beeld geeft aan welke rij
Delayed partial report method= zelfde opzet als bovenstaand maar dan volgt de toon enkele tijd na
het beeld
Iconic memory= visueel, bv. wanneer je een sterretje heen en weer zwaait zie je nog het beeld van
een sterretje
Echoic memory= auditief, bv. korte echo in je hoofd als iemand iets zegt
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anouk11. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,59. Je zit daarna nergens aan vast.