Dit is een samenvatting van zowel het boek, de artikelen als de hoorcollege's die ik moest lezen/kijken voor het vak psychopathologie. Dit krijg je in leerjaar 2, periode 4 van de opleiding social work aan de Fontys
Psychopathologie en medische
basiskennis
Externaliserende problematiek
Internaliserend VS externaliserend
- Externaliserende problematiek (o.a. ADHD en verslavingsproblematiek).
o Onvoldoende controle over emoties en impulsen uit-ageren van spanningen
o De omgeving heeft meer last van de problematiek dan bij internaliserende
problematiek.
o Het beperkt het functioneren zo erg dat iemand een hulpvraag heeft, waarbij de
omgeving vaak een grote invloed heeft op de hulpvraag omdat die er meer last van
hebben.
o Mannen worden vaker geclassificeerd met externaliserende problematiek dan
vrouwen.
H2: visies op afwijkend gedrag en
behandelmethoden
Klassieke conditionering
Klassieke conditionering = vorm van leren waarin je ervoor zorgt dat een respons op de ene stimulus
ook optreedt na een andere stimulus, door beide stimuli samen aan te bieden of aan elkaar te
koppelen.
Geconditioneerde respons = in de klassieke conditionering een geleerde respons op een
voorheen neutrale stimulus.
Ongeconditioneerde stimulus = in de klassieke conditionering een stimulus die een niet
aangeleerde respons oproept.
Ongeconditioneerde respons = in de klassieke conditionering een niet-aangeleerde,
natuurlijke respons.
Geconditioneerde stimulus = in de klassieke conditionering een voorheen neutrale stimulus
die een geconditioneerde respons oproept nadat hij herhaaldelijk is gekoppeld aan de
geconditioneerde stimulus die eerder die respons heeft opgeroepen.
Operante conditionering
Operante conditionering = vorm van leren waarbij gedrag wordt eigen gemaakt en versterkt als het
wordt bekrachtigd.
Bekrachtiging = in de operante conditionering een stimulus of gebeurtenis die de frequentie van de
daaropvolgende respons verhoogt.
Positieve bekrachtigers = in de operante conditionering toegediende, aangename stimuli die
de frequentie van het voorafgaande gedrag verhogen.
Negatieve bekrachtigers = in de operante conditionering weggenomen, onaangename
stimuli die de frequentie van het voorafgaande gedrag verhogen.
Positieve straf = in de operante conditionering toegediend onaangename of pijnlijke stimuli die de
frequentie van het daaropvolgende gedrag verlagen
Negatieve straf = in de operante conditionering weggenomen aangename stimulus die de frequentie
van het daaropvolgende gedrag verlagen.
,H13: stoornissen die ontstaan in de
kindertijd en adolescentie
Veel van de psychische stoornissen die kinderen en adolescenten hebben, worden in de DSM-5 tot
de categorie neurobiologische ontwikkelingsstoornissen gerekend. Bij deze stoornissen is sprake
van een gebrekkig ontwikkelen of functioneren van de hersenen die van invloed zijn op de
cognitieve, sociale en/of emotionele ontwikkeling. Omvat de volgende typen stoornissen:
Autismespectrumstoornis
Verstandelijke beperking
Specifieke leerstoornis
Communicatiestoornis
Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis
Sommige van deze stoornissen en problemen verhinderen dat kinderen hun ontwikkelingspotentieel
vervullen. Sommige andere problemen bij kinderen en adolescenten weerspiegelen de problemen
van volwassenen. In sommige gevallen doen de problemen zich specifiek tijdens de jeugd in andere
gevallen manifesteert het probleem zich tijdens de jeugd op een andere wijze dan tijdens de
volwassenheid.
Risicofactoren voor jeugdstoornissen:
Genetische vatbaarheid
Gezinsfactoren
Geslacht
Autismespectrumstoornis
Autismespectrumstoornis (ASS) is een van de ernstigste gedragsstoornissen onder de jeugd. Het is
een chronische, levenslange aandoening die zich per individu anders kan manifesteren. In de DSM-5
wordt ASS geclassificeerd door de volgende gedragskenmerken:
Chronische deficiënties in de communicatie en de sociale interacties
Beperkte of zeer gefixeerde interesses
Repetitief gedrag
Gebrek aan non-verbale communicatie wordt vaak genoemd als een eerste symptoom. Kinderen met
autisme worden beschreven als makkelijke baby’s. Dit betekent in het algemeen dat ze niet
veeleisend waren. Naarmate ze ouder worden beginnen ze echter fysieke affectie af te weren. Hun
spraakontwikkeling begint achterop te raken. Tekenen van sociale onverschilligheid doen zich vaak in
het eerste levensjaar voor. De diagnose kan met zekerheid gesteld worden rond het tweede of derde
levensjaar, maar gemiddeld gebeurt dat pas rond het zesde levensjaar. Deze late diagnoses zijn
nadelig, omdat kinderen bij wie de diagnose vroeg gesteld is het in het algemeen beter doen.
Kenmerken van autisme
Taal- en communicatieproblemen
Maken van herhaalde, doelloze, stereotiepe bewegingen
Zichzelf verwonden
Aversie tegen veranderingen in de omgeving
Gehecht aan rituelen
Moeite met symboliseren
Moeilijkheden met taken waarvoor interactie nodig is
Moeite om informatie uit verschillende zintuigen te integreren
Overgevoelig voor prikkels
,De klachten van ASS volgens DSM-5
Type klachten:
1. Gebrekig sociaal inlevingsvermogen/ empathie (theory of mind)
2. Denken in details in plaats van in gehelen (centrale coherentie)
3. Problemen met plannen, flexibiliteit, inhibitie, organiseren (uitvoerende cognitieve functies)
Theory of Mind; inlevingsvermogen
Empathische vermogens.
Kunnen denken voor een ander.
Cliënten met ASS beperkte Theory of Mind
Moeilijk afstemmen op de ander/ aanpassen.
Doen geen water bij de wijn.
Nemen taal letterlijk.
Geen oog voor intenties, motieven van de ander.
Centrale coherentie; details i.p.v. Gehelen
Centrale coherentie:
1. Eerst geheel ontdekken.
2. Dan pas details onderzoeken.
Cliënten met ASS hebben beperkte centrale coherentie verdrinken in details
Moeite met rode draad ontdekken en aanbrengen
Uitvoerende cognitieve functies
Cliënten met ASS hebben beperkingen in:
Plannen
Flexibiliteit
Inhibitie (remmen) van gedrag
Organiseren
Verbale vloeiendheid
Behandeling van autisme
Autismespectrumstoornissen zijn niet te genezen. Daarom verstaan ze ‘behandeling’ niet als een
aanpak gericht op genezing, maar behandeling van de gevolgen van autisme of symptoombestrijding.
Er zijn verschillende types van interventie die positieve effecten hebben:
Intensieve gedragstherapie
Educatieve programma’s
Sociaal-communicatieve programma’s
Compensatie gedrag
Aangepast gedrag leren
Binnen deze drie types is een grote variëteit aan interventieprogramma’s. Leertheorie wordt hierbij
veelal toegepast. Therapeuten en ouders passen uiterst zorgvuldig en consequent methoden van
operante conditionering toe. Peuters met autisme vinden vaak ook baat bij vroege training die zich
richt op imitatievaardigheden, waarmee de basis voor sociale interacties wordt gelegd. Meestal zal
een kind met autisme aangewezen zijn op een combinatie van ondersteuning van het gezin,
aangepast onderwijs en eventueel bijkomende individuele behandeling.
, Verstandelijke beperking
Voor de diagnose is een IQ lager dan 75 een belangrijke voorwaarde in combinatie met deficiënties in
het adaptieve functioneren. De ernst van de verstandelijke beperking (licht tot zeer ernstig) wordt
bepaald door het adaptieve functioneren en niet door IQ-scores, omdat adaptief functioneren
bepaalt hoeveel ondersteuning nodig is. Het gaat daarbij om competenties in drie domeinen:
Het conceptuele (onderwijs)domein (rekenen, schrijven, probleemoplossende vermogens)
Het sociale domein (empathisch vermogen, interpersoonlijke vaardigheden)
Het praktische domein (zelfredzaamheid)
LVB’ers hebben een grotere kans op psychopathologie. Een van de belangrijkste verklaringen zit in
dat mensen met LVB meer stress ervaren. Zij ervaren sneller stress in situaties en minder coping
mechanisme hebben. Hoe meer stress je ervaart hoe meer triggering voor een stoornis.
Mensen met LVB beleven meer hulpeloosheid.
Hulpeloosheid komt voort uit beperkte probleemoplossende competenties.
Downsyndroom
Een van de meest voorkomende geïdentificeerd oorzaken van verstandelijke beperking. Hierbij is een
extra chromosoom aanwezig. De kans hierop wordt groter als ouders, ouder worden. Mensen met
downsyndroom zijn te herkennen aan duidelijke lichamelijke kenmerken. Bijna al deze mensen
hebben een verstandelijke achterstand en vele hebben lichamelijke afwijkingen.
Andere chromosomale afwijkingen
- Fragiele-X-syndroom (erfelijke vorm van verstandelijke beperking die wordt veroorzaakt door een
gemuteerd gen op het X-chromosoom)
- Klinefeltersyndroom (komt alleen voor bij mannen en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van
een extra X-chromosoom)
- Turnersyndroom (komt alleen voor bij vrouwen en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van
een enkel X-chromosoom in plaats van de normale twee)
- Fenylketonurie (genetische stoornis waardoor fenylalaninen niet kan worden afgebroken. Tenzij het
kind op een strikt dieet wordt gezet, leidt deze stoornis tot verstandelijke beperking)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sannedv. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.