2.6 Formeel strafrecht
Arresten
Week 1.1 – Aard, doel en bronnen strafprocesrecht............................................................3
Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1563, NJ 2015/114, m.nt. P.H.P.H.M.C. van
Kempen (Stille sms)....................................................................................................3
EHRM 13 september 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:0913JUD005054108 (Ibrahim e.a. t.
Verenigd Koninkrijk), §249-274.....................................................................................4
College 1.2 – Internationale/Europese invloeden................................................................5
HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, NJ 2017/440, m.nt. Kooijmans (Ondervragingsrecht
I-440)........................................................................................................................5
HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, NJ 2017/447, m.nt. T. Kooijmans
(Ondervragingsrecht I-447)..........................................................................................6
EHRM 15 december 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1215JUD000915410, NJ 2017/294, m.nt.
Meyer (Schatschaschwili t. Duitsland), §100-131.............................................................7
EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin t. Nederland)................................................8
Werkcollege 1................................................................................................................9
EHRM 24 april 1990, ECLI:NL:XX:1990:AD5851, NJ 1991/523, m.nt. E.J. Dommering
(Kruslin & Huvig).........................................................................................................9
EHRM 5 juli 2016, nr. 23755/07, EHRC 2017/30, m.nt. J.H.J Crijns (Buzadji t. Moldavië),
§87-102.....................................................................................................................9
Werkcollege 2 – (toegang tot) de strafrechter..................................................................10
HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102, NJ 2011/394, m.nt. Y. Buruma (Wijziging
tenlastelegging).........................................................................................................10
HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441, m.nt. Borgers (Overzicht getuigen). 10
Werkcollege 2a – Bijzondere opsporingsbevoegdheden......................................................15
HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584, NJ 2017/229 (Onderzoek smartphone)................15
Videocollege 3.2 – Verdachte en diens raadsman..............................................................16
EHRM 27 november 2008, 36391/02, NJ 2009/214 (Salduz t. Turkije).............................16
HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1934, NJ 2019/285, m.nt. P.A.M. Mevis
(Overzichtsarrest aanwezigheidsrecht).........................................................................17
Werkcollege 3 – procespartijen en uitspraak....................................................................18
HR 7 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0442, NJ 1996/557, m.nt. A.C. ’t Hart (Kernrol).......18
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393, m.nt. Y. Buruma (Reikwijdte
motivering/hennepkwekerij)........................................................................................19
HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359, NJ 2010/314, m.nt. Y. Buruma (Weerleggen
alternatief scenario/Venrayse arrest)............................................................................20
Werkcollege 3a – Vormverzuimen...................................................................................21
1
, HR 19 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0328, NJ 1996/249, m.nt. T.M. Schalken
(Zwolsman)..............................................................................................................21
HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, NJ 2004/376, m.nt. Y. Buruma (Afvoerpijp)
...............................................................................................................................22
HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 (Beoordelingskader vormverzuimen)..........23
College 4.2 – De getuige en het slachtoffer......................................................................24
EHRM 2 juli 2002, ECLI:NL:XX:2002:AF0932, NJ 2003/671 m.nt. Schalken (S.N. t. Zweden)
...............................................................................................................................24
Werkcollege 4 – Bewijs(minimum)..................................................................................25
HR 20 december 1926, NJ 1927/85 (De auditu).............................................................25
HR 4 mei 2004, ECLI:NL:2004:AO5061, NJ 2004/480 (Selectie en waardering).................25
HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515, m.nt. M.J. Borgers
(Bewijsminimum zedenzaken).....................................................................................26
HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0256, NJ 2011/294, m.nt. P.A.M. Mevis (Bevestigen of
vernietigen vonnis 1e aanleg)......................................................................................27
HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, m.nt. P.A.M. Mevis (ACAB)..28
EXTRA VERDUIDELIJKING OVERZICHT ARRESTEN.........................................................29
2
, Week 1.1 – Aard, doel en bronnen strafprocesrecht
Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1563, NJ 2015/114, m.nt. P.H.P.H.M.C. van Kempen
(Stille sms)
Feiten
Verdachte heeft tussen 1 juni 2010 en 30 juni 2010, samen met anderen, amfetamine bereid,
verkocht en geleverd. Tijdens het onderzoek is er gebruik gemaakt van een stealth SMS om
een eventuele locatie van laboratoria te vinden. Deze manier van opsporing zou volgens
verdachte onrechtmatig zijn en een onevenredige inbreuk maken op zijn privéleven.
Rechtsvraag
Is het gebruik van een stealth SMS een bijzondere opsporingsbevoegdheid in de zin van artt.
126g, 126m of 126n Sv? Is er sprake van een onevenredige inbreuk op het privéleven?
Hoge Raad
Doordat gedurende 5 dagen tussen bepaalde tijden een SMS werd verzonden en de
locatie op dat moment is verkregen, is slechts een beperkt beeld verkregen van de
bewegingen van de persoon. Er is geen sprake van een betekenende inbreuk op diens
privéleven.
Inzet van stille SMS is goedgekeurd door de OvJ. Het gebruik van een stille SMS valt
niet onder artt. 126g, 126m of 126n Sv, omdat er geen opnames gemaakt worden van
communicatie. De frequentie is zo beperkt dat de telefoon niet tot een peilbaken is
gemaakt.
De grondslag voor een stille SMS is art. 3 PolW en artt. 141 en 142 Sv. OA mogen stille
sms inzetten op wijze die beperkte inbreuk maken op grondrechten.
Een stille sms wordt niet gezien als inbreuk op de privacy, zolang de frequentie voldoende laag
is. Ook is de motivering naar voren gekomen dat stille sms niet onder de telefoontaps vallen,
omdat er geen communicatie opgenomen wordt. Er is geen duidelijke regeling voor het
inzetten van een sms. Derhalve kan het worden geschaard onder art. 3 PolW en is iedere OA
bevoegd dit in te zetten.
3