Geneeskunde week 2: Farmacologie
Inleiding farmacologie
Farmacon= een stof die helpt ziekten te voorkomen, op te sporten, te genezen, te verzachten of
gebrek aan te vullen.
Zoals--> vaccins, röntgencontrast, antibiotica, analgetica (pijnstillers) en bloedproducten.
Farmaca hebben een generieke naam, gebaseerd op de werkzame stof. Aan de stofnaam is vaak te
zien bij welke groep medicijnen de stof hoort.
Zwak werkzame farmaca hebben meestal weinig ongewenste effecten.
Sterk werkzame geneesmiddelen hebben ook ernstige nadelen.
Ongewenste effecten--> zijn zowel bijwerkingen die optreden bij normale plasmaconcentraties, als
intoxicaties die komen door te hoge dosering.
Wanneer je ongewenste effecten van medicijnen nazoekt, zie je vrijwel altijd maag-/darmbezwaren
en overgevoeligheidsreacties.
Misselijkheid, anorexie (geen eetlust) en diarree zijn vaak eenvoudig te verklaren doordat er een
onnatuurlijk hoge concentratie van een stof in het spijsverteringskanaal komt.
Allergische reacties zijn meestal het gevolg van de vorming van immunoglobulinen E tegen het
geneesmiddel.
Als regel blijft een allergische reactie op
geneesmiddelen de eerste keer lokaal, bv. een
rash (huiduitslag). Bij een tweede contact met het
allergeen kan ook een algemene reactie, zoals
een anafylactische shock ontstaan.
Vrijwel elk medicijn veroorzaakt ongewenste
effecten, die samenhangen met het
werkingsmechanisme. Insuline maakt bv. dik,
omdat het de glucoseopnamen in (vet)cellen
bevordert. En antistolling kan bloedingen
veroorzaken, zeker bij overdosering.
Vanwege mogelijke ongewenste effecten moeten
medicijnen nooit zonder goede indicatie gebruikt
worden. Bijwerkingen kunnen optreden bij
normale plasmaconcentraties, intoxicaties komen
door overdosering.
, Vanwege de ongewenste effecten heeft lokale toediening de voorkeur, als het aangrijpingspunt voor
de medicatie in huid of slijmvlies gelegen is. Bij dat oppervlak komt er dan een hoge concentratie van
het farmacon en in de rest van het lichaam dringt het amper door. Huidafwijkingen kan men goed
behandelen met crèmes en zalven.
Bij astma geeft toediening per inhalatie de minste bijwerkingen, want de dosering kan dan veel lager
zijn dan oraal. Bij afwijkingen van oog, oor en endeldarm kan toediening van oogdruppels,
oordruppels of per clysma, de ongewenste effecten beperken.
Wanneer receptoren (aangrijpingspunten) voor een geneesmiddel dieper liggen of verspreid zijn
door het lichaam, is algehele toediening aangewezen. Daarbij komt het farmacon in het
bloedplasma en wordt zo verdeeld over de weefsels. Meestal betreft het orale, subcutane,
intramusculaire of intraveneuze toediening. Maar ook een transdermale toediening kan algeheel zijn,
bv. een Estra-derm-pleisters. De oestrogenen dienen immers via bloedplasma botten en
geslachtsorganen te bereiken en de nitraten werken in op de vaatwand.
Farmacokinetiek
Farmacokinetiek= de wegen van geneesmiddelen in het lichaam.
Vooral bij algehele toediending is farmacokinetiek klinisch van belang.
De farmacokinetiek beschrijft van geneesmiddelen de:
- Resorptie/opname--> biologische beschikbaarheid;
- Distributie/verdeling--> in water, vet of aan bloedeiwitten gebonden;
- Metabolisme/omzetting--> gewoonlijk door de lever;
- Excretie/uitscheiding--> gewoonlijk door de nieren.
Metabolisme en excretie zorgen samen voor de eliminatie (uitscheiding/verwijdering) van het
geneesmiddel uit het lichaam.
De resorptiesnelheid (de tijd die nodig is om het bloedplasma te bereiken) is afhankelijk van de
toedieningsvorm. Bij een intraveneuze injectie is dit snel, na ongeveer een minuut is het maximum al
bereikt. Ook inhalatie is zeer snel. Intramusculair toegediende farmaca bereiken het bloedplasma na
enkele minuten, dankzij een goede spierdoorbloeding.
De resorptiesnelheid van subcutaan ingespoten geneesmiddelen wisselt sterk, afhankelijk van de
samenstelling. Na orale toediening komt er pas na ongeveer een kwartier wat in het bloed en wordt
het maximum bereikt pas na een tot twee uur.
De opname van geneesmiddelen kan bewust worden vertraagt, in depots met antipsychotica of de
prikpil bijvoorbeeld. Ook bestaan er van veel medicijnen tabletten met gereguleerde afgifte. Depots
en retardtabletten hebben als voordeel dat ze minder vaak hoeven te worden toegediend, maar ze
mogen niet vermengd of vermalen worden.