1, 2.1-2.3
Psychiatrische stoornis.
= Er is sprake van een psychiatrische stoornis als je psychologische functies zoals voelen, denken of waarnemen
afwijkend functioneren.
Afwijkend gedrag.
= Gedrag dat afwijkt van wat je niet normaal en gezond gedrag vindt, dit hoeft niet direct een symptoom te zijn
van een psychiatrische stoornis.
Het gedrag wijkt duidelijk af van de sociale norm/het normale gedrag.
Het gedrag heeft ongemak, lijden of bezorgdheid tot gevolg bij de zorgvrager zelf of de omgeving.
De zorgvrager kan zich niet anders gedragen dan hij doet. Er is sprake van een bepaald onvermogen
om ander gedrag te kiezen.
Kenmerken van afwijkend gedrag kan je terugvinden in de DSM-5.
Huisarts, praktijkondersteuner van de huisarts of psychiater mogen past oordelen of er sprake is van
gestoord/afwijkend gedrag.
Klinisch oordeel/medische diagnose.
= De diagnose die wordt gesteld door de huisarts of de psychiater.
Oorzaken van afwijkend gedrag.
Niet goed functioneren van de hersenen.
Biologische invalshoek.
Iemand psychologisch beleven en leven.
Psychologische invalshoek.
Functioneren van het sociale systeem en/of culture achtergrond.
Sociaal- culturele invalshoek.
Onbegrijpelijke en ongrijpbare boze geesten of krachten die bezit van iemand nemen.
Magische of religieuze invalshoek.
Combinatie van niet goed functioneren van de hersenen, het psychologisch (be)leven en het sociale
systeem.
Biopsychosociale invalshoek.
Psychiatrische zorg van vroeger en nu.
Middeleeuwen.
Men wilde niks met deze te maken hebben, ze werden uit de gemeenschap verstoten en allemaal
opgesloten in dolhuizen.
Negentiende eeuw.
Gekken en dwazen worden niet meer als demonen gezien, worden bewaakt en er zijn mensen die op
hen willen passen. Er wordt gezorgd voor gestoorde mensen.
Twintigste eeuw.
Er is behandeling en zorg voor mensen met psychiatrische stoornissen. Er is steeds meer ontwikkeling
in de dieptepsychologie.
Stroomversnelling.
Er is grootschalig een vermindering van psychiatrische ziekenhuizen, beleid om zorgvragers niet op te nemen,
tenzij er werkelijk geen alternatief is, aanpassingen in de wetgeving rondom de rechten van de zorgvrager met
een psychiatrische stoornis eind twintigste eeuw.
Zelfbeschikkingsrecht.
Ieder mens kan zelf beslissen over hoe hij zijn eigen leven vorm en inhoud wil geven.
Eind twintigste eeuw zijn er nieuwe wetten gemaakt voor de rechten van een psychiatrische
zorgvrager. Zo kan iemand alleen behandeld worden als hij/zij daar toestemming voor geeft.
Vermaatschappelijking.
Mensen met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de
samenleving laten hebben.
De zorg en ondersteuning midden in de samenleving aan te bieden (ambulant), in de
woonomgeving en niet binnen de muren van een instelling.
, Mensen met een psychiatrische stoornis moeten zoveel mogelijk zelfstandigheid krijgen in
hun eigen leefsituatie.
De Psychiatrische zorg van nu.
Psychiatrische zorg thuis (PZT).
Er komt een verpleegkundige aan huis van de zorgvrager om steun en begeleiding te bieden. 2 soorten:
Acute PZT Ambulante crisishulpverlening. (om opnames te voorkomen).
Reguliere PZT. langdurige zorg: aandacht besteden aan dagstructuur, contact etc.
Beschermd wonen.
Met ander psychiatrische zorgvragers en begeleiders samenwonen.
Deeltijdbehandeling.
Specialistische deeltijdbehandeling.
o Voor mensen met specifieke problemen, met als doel het aanpakken van deze
problemen zoals angsten, fobieën, dwangproblemen of klachten gerelateerd aan
verslaving, trauma of persoonlijkheid.
Acute deeltijdbehandeling.
o Voor mensen met acute (spoedeisende) psychische problematiek, met als doel het
voorkomen van opname, verminderen van acute klachten, inventariseren van het
probleem, terugvinden van evenwicht in het dagelijks leven/bestaan.
Structurerende deeltijdbehandeling.
o Voor mensen met een combinatie van psychische en sociale problemen, zoals
depressieve klachten en chronische overbelasting door werk- of privésituatie. Het
doel is hier om de klachten te verminderen, vaardigheden aan te leren en inzicht te
krijgen het ontstaan en voortbestaan van de klachten.
Inzichtgevende deeltijdbehandeling.
o Dit is voor mensen die last hebben van steeds terugkerende problemen zoals
angsten, stemmingsproblemen of relatieproblemen, met als doel inzicht te krijgen in
de achtergrond van de problemen.
Klinische behandeling.
Een zorgvrager gaat voor kortere of langere tijd 24 uur per dag in een GGZ-instelling
verblijven.
De opname kan vrijwillig of gedwongen zijn en duurt niet langer dan nodig is.
Dit is voor ‘uitgeselecteerde’ zorgvragers waarbij andere behandelingen niet aanslaan.
De zorgvragers die hiervoor in aanmerking komen kampen vaak met complexe psychiatrische
problemen en zijn moeilijk of niet te behandelen.
E-mental-health.
Hulp via internet.
Is vaak voor zorgvragers die het moeilijk vindt om aan te geven dat die hulp nodig heeft.
Deze zorgvragers zijn makkelijk te bereiken.
Is ook inzetbaar voor het voorkomen en/of vroegtijdig herkennen van psychiatrische
problemen.
Bemoeizorg.
Hulp voor zorgvragers die geen hulpvraag hebben of er niet aan toe komen.
Ze willen liever geen hulp en vermijden het contact met mensen, huisarts, ze isoleren hunzelf
als het ware.
Flexibele assertive community treatment (F-ACT) teams.
Intensief hulp bieden aan niet opgenomen chronisch psychiatrische zorgvragers door F-ACT
teams.
De behandeling is gericht op het verminderen van symptomen en het leren omgaan met de
aandoening.
Deze teams bevatten onder andere een psychiater, psycholoog, sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen, casemanagers, verslavingsdeskundige en in veel gevallen een
ervaringsdeskundige.
F-ACT teams richten zich op het opbouwen van een relatie met de zorgvrager. Dit doen ze
door praktische hulp te bieden op het gebied van netwerkuitbreiding, wonen en werk.
8.1-8.3
Classificeren.
, = zorgen dat je orde hebt/schept in je waarnemingen en gedachten. Je reageert en vindt bepaalde dingen door
de kennis, ervaring en emoties die je hebt opgedaan. Je plaatst zonder er bij na te denken dus dingen of
mensen al in hokjes.
Classificeren van afwijkend gedrag: nut en belang.
Door alleen de belangrijkste informatie en gegevens bij elkaar te brengen en met elkaar te verbinden krijg je
een overzichtelijk schema. Als je dat ook doet met afwijkend gedrag krijg je overzicht over ziekten en
stoornissen. Je kunt het met elkaar bespreken en er onderzoek naar doen. Dankzij classificaties is het
duidelijker welke medicatie iemand nodig heeft en hoe het ziekteverloop gaat bij iemand.
Classificeren versus diagnosticeren.
Classificeren is het bij elkaar brengen van voorwerpen, verschijnselen of processen op basis van
overeenkomsten of relaties in eigenschappen en kenmerken.
Diagnosticeren is op basis van onderzoek de aard en oorzaak vaststellen die de basis vormen voor de
vertoonde symptomen.
Classificeren van afwijkend gedrag (psychische stoornissen).
De bekendste classificatiesystemen waarmee psychische stoornissen worden geclassificeerd en beoordeeld zijn:
DSM-5 (Internationale afspraken rondom psychiatrische stoornissen).
ICD-10 ( lijst met alle ziekten uit de wereld) (wordt gebruikt door de WHO).
DSM 5.
Uitgangspunten.
Afwijkend gedrag, uitingen of symptomen van onderliggende ziekten of stoornissen.
Afwijkend gedrag is een gevolg van een complexe wisselwerking tussen aanleg (genetische
factoren) en omgevingsfactoren.
DSM wordt niet gebruikt om mensen te classificeren !!!!
Kenmerken:
Het is een opsomming van kenmerken en verschijnselen van afwijkende gedragingen,
emoties en gedachten.
Je vindt in de DSM geen uitspraken over oorzaken en het classificatiesysteem is niet
gebaseerd op theorie.
In de DSM-5 zijn twintig algemene categorieën met psychische stoornissen
opgenomen/beschreven.
De DSM-5 is een beoordelingsmethode, de diagnose van een stoornis die hierin wordt
beschreven kan alleen worden gesteld als er aan een aantal criteria/symptomen etc. wordt
voldaan. Dit moeten er minimaal 12 zijn.
Indeling van de twintig psychiatrische stoornissen:
1. Neurologische ontwikkelingsstoornissen:
Verstandelijke beperkingen, communicatiestoornissen, autismepectrumstoornis, aandachts-
deficiëntie-/hyperactiviteitstoornis, specifieke leerstoornis, motorische stoornissen, tic-stoornissen,
andere neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
2. Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen:
Alle stoornissen in relatie met schizofrenie. Zoals de schizo-affectieve stoornis en de schizo typische
persoonlijkheidsstoornis. Ook vallen alle stoornissen in relatie met psychosen hieronder, zoals
waanstoornis en korte psychotische stoornis
3. Bipolaire-stemmingsstoornissen:
Tweepolige stemmingsstoornissen, ook die gerelateerd zijn aan medicatie of een lichamelijke
aandoening
4. Depressieve stoornissen:
Alle aandoeningen die met een sombere stemming te maken hebben, zoals de depressieve stoornis
enkele periode of depressieve stoornis met terugkerende perioden
5. Angststoornissen: