Uitgebreide samenvatting van het vak Vastgoedeconomie 3. Alle door de docent opgegeven literatuur, sheets en alle aantekeningen uit de les. Ook alle werkcolleges + antwoorden artikelen/reader !!die in de les zijn besproken!!
Ik heb de samenvatting gemaakt met stof van studiemeister +het boek
Hoofdstuk 17 - Aanbod van geld
Paragraaf 1. Functies van geld
Ruilmiddel of rekeneenheid
Een ander woord voor geld is liquide middelen. Geld heeft drie functies. Geld kan dienen als
ruilmiddel, rekeneenheid en oppotmiddel.
Geld als ruilmiddel (ongedifferentieerde koopkracht → goederenruil)
Met geld kun je dingen kopen, dus het is een ruilmiddel. Door het gebruik van geld kan de
ruil in twee delen gesplitst worden. Je hoeft namelijk niet per se te ruilen met iemand die ook
iets van jou wil. Door het gebruik van geld nemen de transactiekosten van de ruil af.
Een voordeel van de splitsing van ruil is het tijdsverschil in aan- en verkoop: de verkoop van
het ene product hoeft niet samen te vallen met de aankoop van het andere product. Een
hoge inflatie belemmert de splitsing van de ruil, omdat geld snel zijn koopkracht verliest. Bij
hyperinflatie gaan mensen weer over tot ruil in natura.
Geld als rekenmiddel
De waarde van producten wordt in geld uitgedrukt. Het gebruik van geld vermindert het
aantal prijzen, want de waarde van elk product hoeft alleen maar in geld te worden
uitgedrukt. Geld als rekeneenheid maakt een economie transparanter. Bij een hoge inflatie is
geld geen goede rekeneenheid meer, want niemand is dan zeker wat de waarde van
producten is. (Rekeneenheid= waarde bepalen → alleen korte termijn)
Oppotmiddel
Geld als oppotmiddel (sparen → verdwijnt waardevermindering)
De derde functie houdt in dat je geld kunt bewaren en later kunt gebruiken. Je kunt sparen.
In een goederenruileconomie gaat dat veel lastiger.
➔ Geld dat mensen als vermogensobject aanhouden, noemen we opgepot geld.
➔ Door hoge inflatie verliest geld zijn functie als oppotmiddel. De koopkracht neemt dan
af. Mensen zullen daarom vaak hun geld beleggen.
Geld als middel of als doel?
Door het gebruik van geld kost de ruil minder tijd. Deze extra tijd kan besteed worden aan
extra productie. De arbeidsproductiviteit neemt toe.
Volgens sommigen is geld een handig middel. Volgens anderen is geld een doel geworden.
Het is de rekeneenheid voor succes. Het geld dat iemand verdient met zijn werk, is bepalend
voor succes, niet de waarde of het belang ervan voor de samenleving. Volgens sommigen is
geld dus een bron van hebzucht.
Twintig euro. Nominaal: €20 ; Intrinsiek: €0,20 (om het te maken/drukken)
Vroeger lagen deze waarden dicht bij elkaar
Waarde: gebaseerd op vertrouwen in de instellingen
Hoge omzet → omzetten van geld in goederen → prijzen stijgen → hogere inflatie
= Geld omzetten in een andere valuta → wisselkoers € omlaag → import wordt duurder (=
hogere inflatie)
Gemaakt door Sophia Vernooij
,Paragraaf 2. Functies van geld
Munten en bankbiljetten
Munten
De edelmetalen bleken geschikt als ruilmiddel: ze worden algemeen begeerd, ze hebben
een duurzame kwaliteit en ze vertegenwoordigen in kleine hoeveelheden een grote waarde.
De waarde van het geld hangt af van de intrinsieke waarde van het geld, oftewel de
marktwaarde.
Toen de overheid munten in omloop bracht met daarop een stempel van de gegarandeerde
waarde van de munt, kreeg geld een nominale waarde.
Bankbiljetten
Munten zijn relatief zwaar en de productie- en transportkosten ervan zijn hoog. Banken
speelden hierop in door bankbiljetten uit te geven in ruil voor munten. Later werden ook de
bankbiljetten zelf ingezet als betaalmiddel.
De uitgifte van bankbiljetten (en munten) is tegenwoordig een monopolie van de centrale
bank. Zij incasseert de geldscheppingswinst die ontstaat omdat de productiekosten van een
bankbiljet veel lager zijn dan de waarde ervan in het ruilverkeer.
Bankbiljetten kunnen niet meer worden omgewisseld tegen goud. Daarom zijn bankbiljetten
tegenwoordig fiduciair geld: de waarde ligt puur in het vertrouwen dat mensen erin hebben.
Als het vertrouwen weggaat, ontstaat er inflatie= hyperinflatie
Waarde is gebaseerd op vertrouwen in de financiële instellingen
Giraal geld
Tegenwoordig hebben mensen hun geld op een bankrekening staan. Een bankrekening is
een direct opeisbaar tegoed bij een bank. Het bevindt zich in digitale vorm op de
computersystemen van de bank. Banken scheppen dit digitale of girale geld.
Rente is een beloning die de geldlener (debiteur) moet betalen aan de geldverstrekker
(crediteur) voor het afstaan van liquide middelen. Omdat geld verstrekken voor de crediteur
risico's met zich meebrengt, zoals dat de debiteur het niet meer kan terugbetalen, verrekent
hij dat debiteurenrisico in de rente.
Een bank mag leningen verstrekken aan klanten in de vorm van een direct opeisbare
vordering van de bank. Dit heet een rekening-courranttegoed. Bij een lening aanvaardt de
bank een direct opeisbare schuld aan de lener en de lener aanvaardt een schuld op termijn
aan de bank. Deze vorm van geldschepping heet wederzijdse schuldaanvaarding. Dit brengt
wel risico's met zich mee. Hoe meer girale goederen een bank creëert, hoe minder
kasmiddelen er zijn om de tegoeden te dekken. Hierdoor verslechtert de liquiditeitspositie.
Een bankencrisis leidt meestal tot een kredietcrisis. De kredietverlening valt dan stil.
Aanbod van geld:
● Chartaal geld
● Giraal geld → als er meer wordt geleend dan stijgt girale geld
Gemaakt door Sophia Vernooij
, Paragraaf 3. Geldhoeveelheid en binnenlandse liquiditeitenmassa
Liquiditeitenmassa
De centrale bank volgt de ontwikkeling van de geldhoeveelheid in een land nauwgezet.
De geldhoeveelheid: M1
De Europese Centrale Bank (ECB) meet de hoeveelheid geld door de balansen van de
monetaire financiële instellingen (MFI's) te analyseren. MFI's kunnen nieuw geld creëren,
evenals de ECB en andere geldscheppende banken.
Munten en banken zijn chartaal geld. Het is tastbaar. Munten, bankbiljetten en giraal geld
zijn wettige betaalmiddelen waarmee je direct kunt betalen. Daarom zijn het primaire
liquiditeiten. De primaire liquiditeiten in handen van het publiek (bedrijven en consumenten)
noemt men de geldhoeveelheid. Voor de hoeveelheid geld in handen van het publiek
gebruiken we het symbool M1. Men spreekt ook wel van de primaire liquiditeitenmassa.
De binnenlandse liquiditeitenmassa: M3
Mensen hebben hun geld vaak op een spaarrekening. Als de looptijd van een spaarrekening
korter is dan twee jaar, behoort deze tot de secundaire liquiditeitenmassa. De secundaire
liquiditeitenmassa bestaat uit vorderingen op geldscheppende banken die het publiek snel,
massaal en zonder veel kosten kan omzetten in geld. Het is 'bijna geld'. Als het 'bijna geld'
massaal wordt omgezet in geld, stijgt het inflatiegevaar.
De binnenlandse liquiditeitenmassa is de som van de primaire en de secundaire
liquiditeitenmassa, ook wel M3.
Soorten geld
M1= money (chartaal + giraal geld bij het publiek) primaire geldhoeveelheid
M3= binnenlandse geldmassa (in een land aanwezig)
M1 + korte spaargeld/ deposito = Msecundair (M2) kortlopende spaartegoeden
Tentamenvraag: hoe kan zo’n centrale bank zoveel geld in een keer in omloop brengen?
Hoe doen ze dat?
● 1 manier: de overheid die heeft geld nodig, geeft meer geld uit. De centrale bank
zegt, alsjeblieft hier heb je het geld. Of de centrale bank koopt obligaties op uit de
markt
Paragraaf 4. Banken en toezicht
Financiële instellingen
Toezicht op banken is nodig omdat faillissement van banken vaak leidt tot een diepe
economische crisis. Financiële instellingen zijn bedrijven die handelen in geld. Zij bepalen
via de kredietverlening welke activiteiten gefinancierd en dus uitgevoerd kunnen worden. De
instellingen maken deel uit van het financiële systeem. Dat is de manier waarop geldstromen
in een economie zijn georganiseerd. Het financiële systeem vervult vier functies die van
belang zijn:
1. Geldschepping: een groeiende economie heeft geld nodig, dus is geldschepping
belangrijk. De rentemarge is het verschil tussen debet- en creditrente. Die is bij
banken groot.
Gemaakt door Sophia Vernooij
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sophiavern. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.