TBL Week 21-32
Ondervoeding, week 21
Ketonlichamen het duurt langer dan 24 uur voor deze worden opgebouwd. Vinden plaats als
je aan het vasten bent. Als het glucose op is in het lichaam dan gaat je lichaam vet afbreken
in ketonlichamen (vooral vasten DM type I).
Crp= acute fase eiwit
Albumine= eiwit
Ondervoeding: klachten en complicaties
Ondervoeding is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van
energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten op
lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten.
- Klachten: algehele malaise1, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, vermoeidheid,
futloosheid, verminderde kwaliteit van leven. De klachten beïnvloeden elkaar en er is
een risico dat de gezondheidstoestand van de patiënt in een vicieuze cirkel
achteruitgaat.
- Complicaties: verminderde immunologische afweer en wondgenezing, ontwikkeling
decubitus2, depressiviteit en mortaliteit, verminderde spiermassa met daarbij
verminderde hart- en longcapaciteit, bij kinderen vermindering IQ en eindlengte.
Verschillende soorten voedingsgerelateerde afwijkingen/condities
- ondervoeding (cachexie = extreme magerheid bij inflammatie chronische ziekte, pre
<5% verlies, cachexie >10% verlies, refractair <3 maanden levensverwachting)
- sarcopenie/frailty: het inslinken van spieren door inactiviteit (bij ondervoeding in
combinatie met lage eiwitinname)
- overgewicht/obesitas
- micronutrient afwijkingen
- refeeding-syndroom: bij ernstige ondervoeding (>3 dagen geen orale inname) te snel
starten met volledige voeding, waardoor gevaarlijke verschuivingen in de vocht- en
elektrolytenbalans ontstaan (hypofosfatemie3, maar ook met B1, kalium en/of
magnesium, glucose-intolerantie)
Prevalentie en ernst ondervoeding (NL en wereldwijd)
1 op de 4/5 patiënten in zorg is ondervoed. Risicogroepen zijn kinderen, kwetsbare ouderen,
chronisch zieken, oncologische patiënten, na grote operatie en bij ernstig lichamelijk trauma.
Patiënten met onbedoeld gewichtsverlies en/of patiënten waarbij het ziekteproces of de
behandeling van de ziekte een negatieve invloed heeft op de hoeveelheid vetvrije
lichaamsmassa.
1
Algehele staat van ongemak, vermoeidheid of ziekte.
2
Doorligplekken: door langdurige druk beschadigt de huid en onderliggend weefsel.
3
Te lage fosfaatwaarde in het bloed, kenmerkend voor refeeding
,Typen ondervoeding
Typen ondervoeding met kenmerken
Acute Chronische Zonder Zonder ziekte
ziekte/trauma ziekte inflammatie (socio-eco)
Inflammatie Ja Ja Nee Nee
Insuline-res. Ja Ja Nee Nee
Verminderde Ja Ja Ja Ja
functionaliteit
Voorbeelden IC-patiënt, Inflammatoire Dysfagie, CVA, Armoede,
exacerbatie ziekte (Crohn, anorexia eenzaam, rouw,
ziekte, trauma reuma, kanker) nervosa hongersnood
Risico-indicatoren en factoren ondervoeding
Stuurgroep Ondervoeding hanteert de volgende risico-indicatoren voor ondervoeding bij
volwassenen:
- BMI < 18,5 (18 – 69 jaar) en BMI < 20 (≥ 70 jaar) en/of;
- onbedoeld gewichtsverlies van > 10 procent in zes maanden en/of;
- onbedoeld gewichtsverlies van > 5 procent in een maand.
Voor kinderen geldt de standaarddeviatiescore voor L+G, met -2 als afkappunt.
Risicofactoren zijn verminderde mobiliteit, verminderde of geen mogelijkheid om
boodschappen te (laten) doen en eten te bereiden, vermoeidheid, angst, depressie,
verminderde cognitie, de ziektetoestand (inflammatie in verschillende gradaties),
verminderde smaak, geur of eetlust, gebitsklachten, slikproblemen, een ontregeling van het
honger- en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering en absorptie in het
maag-darmkanaal (malabsorptie), pijn, dementie, bijwerkingen van medicatie,
verslavingsproblematiek, eenzaamheid, verdriet en armoede.
, Acutefase-eiwitten: Eiwit waarvan de concentratie in bloedplasma al in een vroeg stadium
van ontsteking stijgt
● Inflammatie: Neutrofiele granulocyten en macrofagen maken cytokinen aan, wat
effect heeft op de acutefase-eiwit aanmaak door de lever.
● Positieve acutefase-eiwitten (bloedconcentratie stijgt bij inflammatie): C-reactive
protein (CRP), D-Dimeer, fibrinogeen, ferritine complementfactoren en
plasminogeen.
● Negatieve acutefase-eiwitten (bloedconcentratie daalt bij inflammatie): albumine,
transferrine, tranthyretine (pre-albumine) en anti-thrombine
24 uur vasten
Voor energie voor de hersenen wordt glucose gebruikt. Je hersenen zijn het belangrijkste
orgaan en moeten werken. Zonder glucose gaat dat niet. Wanneer de glucose op is, gaat
het lichaam over op vet (ketonlichamen, noodoplossing) bij verbranding komen de
afvalstoffen “ketonen” in de lever vrij. Je raakt in ketose.
- Ketonlichamen: Energierijke moleculen met een ketongroep, of en daar makkelijk in
om te zetten hydroxylgroep. Hebben een laag moleculair gewicht en worden onder
andere door de hersenen gebruikt als brandstof in het geval van hypoglykemie
Labbepalingen (biochemische bepalingen)
CRP (C-reactive protein): Acute fase-wit dat wordt aangemaakt in de
lever, waarna het in het bloed komt.
- Wordt snel aangemaakt: binnen zes tot acht uur nadat er een ontsteking is ontstaan,
is de hoeveelheid al flink toegenomen.
- Niveau CRP kan plotseling duizendmaal verhogen als reactie op een ontsteking en is
daarom nuttig om de ziekteactiviteit in de gaten te houden.
- Gehalte daalt weer snel als de ontsteking minder wordt.
- Albumine: Eiwit dat in het bloed voorkomt, aangemaakt wordt in de lever en nodig is
om vocht in de bloedbaan te houden. Bij een tekort wordt vocht aan de bloedbaan
onttrokken.
oedeem: Bij ondervoeding krijgt de lever te weinig voedingsstoffen aangevoerd om
albumine te maken.
Dus: Hoog CRP en laag albumine wijzen samen met gewichtsverlies en verminderde
spiermassa op ziektegerelateerde ondervoeding
LET OP: Albumine is geen specifieke indicator voor ondervoeding. Met een laag
albuminegehalte kan je er dus niet automatisch vanuit gaan dat iemand ondervoed is. Hier
worden nog steeds fouten in gemaakt.