Hoofdstuk 1: practical and normative ethics
Praktische problemen
- “Do we too perform acts or sustain practices that future generations will refer to
as atrocities?”
Drie gebieden worden vaak aangewezen als plekken waar het misgaat.
1. “Our repression of other species.”
2. “Our complacency in our relation to the destruction of our environment
(e.g., global warming.)”
3. “Our tolerance of famine and abject poverty in the poor parts of the
world.”
Dit roept de vraag op of we immoreel handelen door deze problematiek te
negeren/door te gaan met ons dagelijks leven zonder hier al te veel aandacht
aan te besteden.
- Praktische problemen zijn voorbeelden waarbij het niet duidelijk is wat moreel
gezien juist is, wat moeten we van onszelf eisen om moreel te zijn (abortus,
klimaatcrisis, armoede etc.).
Applied ethics
- Model voor applied ethics
1. Moral principle
2. Account for the relevant non-moral fact
3. Practical conclusion
Volgens dit model zijn er dus standaard morele principes die we als mens
hanteren (zoals liegen is slecht etc.). Om tot een praktische conclusie te
komen moeten we deze principes combineren met relevante non-morele
contextfactoren, zoals dat het soms voor iemand nuttig kan zijn als ertegen
gelogen wordt.
- Dit model roept echter wel een vraag op. Wanneer dit namelijk toegepast wordt,
worden non-relevante contextfactoren niet meegenomen. Je zou dus kunnen
zeggen dat je in deze afweging moreel bezig bent, ook al zou je geen rekening
houden met armoede (dit is namelijk ik jouw context niet relevant).
Kan je moreel bezig zijn wanneer je de grote problematiek als niet relevant
beschouwd in jouw morele afwegingen.
Normative ethics
Welke morele principes moeten toegepast worden?
- De praktische conclusie hangt af van de contextfactoren (deze staan vast, alleen
een afweging in relevantie moet gemaakt worden) en morele principes. Over de
totstandkoming van deze morele principes is nogal discussie, hieruit worden
verschillende theorieën besproken in dit boek. (Dit model staat dus continu
centraal.)
Een voorbeeld wat hierbij centraal staat in het boek is die van de trein die op
een groep mensen afrijdt. Je hebt de mogelijkheid om de trein van spoor te
laten wisselen, maar dat zou ten koste gaan van een ander persoon.
Ethical relativism: “the view that each individual, culture or time is allowed to act in
accordance with its own moral outlook”.
- Semantische versie: “the idea that when different people pass seemingly
inconsistent moral judgements, they are not always actually contradicting each
, other, since each makes, in his or her moral judgement, an implicit reference to a
certain system of rules.”
Dit roept vervolgens de vraag op of, als morele feiten zo subjectief zijn, we
überhaupt wel kunnen spreken van morele feiten (nihilisme -> de gedachte
dat dit niet zo is).
Religie en moraliteit
- Volgens Tännsjö speelt god in alle theorieën die hij gaat bespreken geen/slechts
een kleine rol, omdat het praktische probleem van moraliteit iets is wat we zelf
moeten oplossen.
- Er worden drie argumenten gegeven die aangehouden worden wanneer men
probeert te verdedigen dat god noodzakelijk is voor moraliteit:
1. “If God exists, then it is up to him to decide about what is right and wrong.”
o Thomas Aquinas: zelfs als we hierdoor weten wat goed en slecht is, is
een eigen morele reflectie nodig.
2. “If God cannot decide about right and wrong, he can show us the right way.”
o Als dit echt het geval is, hoe weten we dat of iets echt door God komt?
3. “If God cannot decide about right or wrong, or show us the right way, he can
at least give us a good reason to behave morally.”
o Kan je nog wel echt over moreel handelen spreken wanneer het uit
eigenbelang wordt uitgevoerd. Voorbeeld: christelijke
weldadigheidsorganisaties uit de wil van de organisatoren om in de
hemel te belanden. Het gaat hier dus niet per definitie om de groep
die geholpen wordt.
Dit argument moeten we niet aannemen volgens Tännsjö, omdat hier wordt
aangenomen dat de persoon die een actie ondergaat volledig
verantwoordelijk is voor de moraliteit hiervan. Er is echter een verschil tussen
intentie en uitkomst die hier niet in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 2: Utilitarianism (utilitarisme)
Utilitarisme: “An action is right if and only if in the situation there was no alternative
to it which would have resulted in a greater sum total of welfare in the world.”
- Het utilitarisme gaat uit van nutsmaximalisatie. Het juiste doen betekent, datgene
doen wat het grootste geluk opleveren voor zo veel mogelijk. Hierbinnen is nog
wel discussie of het alleen gaat om de huidige generatie of niet.
Een voorbeeld waarin deze discussie goed naar voren komt is die van de
klimaatcrisis. Wanneer het belang van toekomstige generaties wordt
meegenomen betekent nutsmaximalisatie het tegengaan van de opwarming
zodat zo veel mogelijk generaties een (zo goed mogelijk) leven kunnen leiden.
Wanneer alleen de maximalisatie van geluk voor de huidige generatie wordt
meegenomen zou je juist beargumenteren om de klimaatcrisis te negeren,
omdat ons leven prettiger is als we dingen kunnen doen die de opwarming
versterkt.
Wat moeten we precies maximaliseren?
- Classical/hedonistic utilitarianism/hedonisme (Bentham): volgens deze versie
moeten we geluk/well-being maximaliseren. Dit sluit aan bij de vrij universele wil
om ‘gelukkig’ te zijn (wat dit dan ook is).