Aantekeningen Kind
HC 1: Kinderopvang begin 20ste eeuw (H1)
Ouders zijn het niet eens met hoe de leerkracht de kinderen behandelt in de klas, kinderen hoeven
nog niet zo hard aangepakt te worden.
De toegeeflijke juffrouw (18e eeuw): Mening over hoe met kinderen om moet worden gegaan en
verschillen daarover. Hoe is de kinderopvang zo geworden, waarom zijn bepaalde keuzes gemaakt,
waarom doen we dingen wel of niet, aan de hand van maatschappelijke/politieke/wetenschappelijke
beslissingen. Praktijk, beleid en wetenschap beïnvloeden elkaar altijd.
Spanningsvelden:
Moderne opvattingen en tradities
Modern en traditie lopen parallel aan elkaar. Hoe moet de zorg voor jonge kinderen eruit zien?
Tradities in stand willen houden, maar moderne opvattingen verschillen. Maakt bij elkaar brengen
van modern en traditie lastig. Waarom iets willen veranderen wat goed werkt.
Professionaliteit/kwaliteitszorg en vanzelfsprekendheid (van medewerkers in de opvang)
Professionaliteit: Objectief naar kinderen kijken (bijv. kindvolgsysteem, wetenschappelijk perspectief)
Vanzelfsprekendheid: Gevoelig naar kinderen toe (lief, responsief, moederlijke eigenschappen)
Continuïteit en discontinuïteit.
Dingen hetzelfde houden vs dingen die wel veranderen, waarom maken we deze keuzes?
Functies met voorbeelden kennen voor tentamen.
Economisch Opgericht met als doel, dat ouders kunnen werken
Educatief Kinderopvang omdat het belangrijk is dat kinderen iets leren, cognitief/sociaal
Sociaal Doel om achterstanden te verkleinen, of verschillen tussen bepaalde groepen te
verminderen.
Machtsrelaties belemmeren maatschappelijke context/wetenschappelijke context Hoe ziet een
samenleving eruit, wie bepaalt wat we belangrijk vinden, wat weten we als burgers in de samenleving.
Relatie individu-samenleving Hoe staan de samenleving en een individu tegenover elkaar.
Michel Foucault:
o Kennis is macht
o Niet alleen repressief/onderdrukkend
o Producerend, sturend, controlerend, “disciplinerend”
Producerend Traditionele kaders zorgen voor overnemen en later ook zelf doen, zien als normaal (bijv.
een moeder die voor de kinderen thuis zorgt)
(dominant) discours bepaalt perspectief, bepaald manier van denken/doen, hoe een land
in bepaalde situaties staat, kan bepaald worden door beleid/wetenschap/politiek/door
mensen met macht. Te vergelijken met een spotlight, je kunt bepaalde dingen goed zien, en
bepaalde niet, legt de focus op iets en laat andere dingen links liggen.
Problemen die vormgegeven worden door discourse. Wat is er goed voor kinderen voor een
bepaalde leeftijd? We hebben een beeld wat normaal is en een algemeen geaccepteerde norm.
, De heersende dominante mening op dat moment in de samenleving bepaalt welke keuzes worden
gemaakt. In Nederland: Je mag tegengeluid geven, je mag het oneens zijn met deze mening.
Nederlanders zijn niet fatalistisch
Fatalistisch de leer dat je niets aan je lot kunt doen, dat je daar geen invloed op hebt.
Moeilijk om tegen dominant discourse in te gaan, voorbeeld:
Inspectie stelt grenzen en op basis daarvan wordt onderwijskwaliteit gebaseerd. Je moet meegaan,
want anders heeft de school hier last van (onvoldoende bij niet halen van grenzen).
Machtsrelaties analyseren: beter begrijpen praktijken en ideeën rond de zorg voor jonge kinderen.
Thema’s kennen en hoe erover gedacht wordt door de jaren heen.
Moeder-kind relatie
Ontwikkeling van het kind
Relatie gezin en samenleving
Vlaanderen, begin 20e eeuw
Industrialisatie in hoge mate
o Arbeiders van platteland naar steden, fabrieksarbeiders, veel armoede, slechte
hygiëne, ruig aan toe in steden.
Veel vrouwen aan het werk
o Omdat ze niet alleen rondkomen van het loon van de man.
o Vrouwen arbeid verminderde, toen kinderarbeid werd afgeschaft, je moet thuis
blijven als moeder om voor de kinderen te zorgen.
Zeer hoge kindersterfte
o Kindersterfte door armoede, slechte hygiëne, medisch vlak nog niet zo ontwikkeld.
Vanuit de gegoede burgerij kwam de volgende uitspraak: Inspectie in Luik (1897)
“In de meeste wijken zijn de huizen in deplorabele staat, zowel bezien vanuit de toepassing van
morele regels als van die van de gezondheid”
Huizen zijn er slecht aan toe, morele regels niet goed, of hoe arbeiders omgaan met hun gezondheid.
Bezorgdheid: Bang dat arbeiders in opstand kwamen tegen de gegoede burgerij.
Middenklasse en overheid
Arbeiders gingen massaal staken, kwamen in opstand tegen de rijken (gegoede burgerij,
overheid)
o Quote van een spandoek bij een fabriek: Lage salarissen, lange uren, onbeschofte
bazen, kindersterfte 62%, voila dat is nou het leven van de arme mens: ‘Bas Salaires.
Longues Heures. Brutalités des Patrons. Mortalité Infantile 62%. Voilà la vie des
pauvres gens!’ (Deneckere zoals weergegeven in Vandenbroeck, 2009, p. 16)
Kindersterfte is gevolg van vrouwenarbeid
o Kindersterfte werd door de gegoede burgerij als een groot probleem gezien, want als
ze sterven voordat ze kunnen werken, zal er een tekort zijn aan werknemers in
fabrieken. Dan moet de gegoede burgerij op een gegeven moment zelf gaan werken,
of met een andere oplossing komen. Daar maakte ze zich erg zorgen over.