Psychotherapeutische Stromingen
Hoorcollege 1 – Gedragstherapie
- Mensbeeld: waarom gedragen mensen zich zoals ze gedragen?
Hoe ontstaan de problemen?
- Theorie: hoe ontstaan klachten of probleemgedrag?
- Therapie: hoe worden gedragsveranderingen tot stand gebracht?
Wat is de rol van de therapeut? Welke interventies zijn er?
Gedragstheorie en Behaviorisme
De behavioristen waren bezig met het gedrag van mensen en dieren.
Volgens hen was het leven een aaneenschakeling van stimuli en
responsen. Gedragstherapie is ontstaan op basis van het behaviorisme
rond de jaren’ 20. Het idee was dat psychologie zich meer moest
gaan richten op meetbaar, observeerbaar en dus objectief gedrag.
Uitgangspunten van het Behaviorisme
- Wetenschap behoort objectief te zijn. Een wetenschappelijke
bestudering van de mens moet zich daarom richten op het voor
anderen waarneembare gedrag.
- Complex gedrag bestaat uit een reeks opeenvolgende
elementaire leerprocessen. Om dit te bestuderen, mag het
ontleed worden in kleine delen.
- Er is geen wezenlijk onderscheid tussen mens en dier. Daarom
leveren dierexperimenten ook kennis op over het functioneren van
de mens.
- De mens komt blanco op de wereld en al het gedrag is
aangeleerd
- Mensen geven niet zelf richting aan hun leven, maar
omgevingsinvloeden bepalen het gedrag.
- Het gedrag van mensen is niet te verklaren uit hun verleden,
maar vanuit het hier en nu.
,Casus Joshua
Joshua gaat bijna niet meer naar school en hij klaagt veel over buikpijn. Hij
gaat wel aan de ontbijt tafel zitten, maar zegt daarna gelijk dat hij buikpijn
heeft. De moeder van Joshua had in haar kindertijd last van prestatiedrang
van haar dominante vader en dit wil ze haar eigen kind niet aandoen. Om
deze reden vindt moeder dat Joshua thuis kan blijven, omdat zijn welzijn
belangrijker is dan zijn schoolprestaties. Joshua gaat steeds minder naar
school, als zijn vader hem toch naar school brengt dan krijgt hij buikpijn en
gaat hij overgeven.
Klassieke Conditionering - John B. Watson
Het gedrag is aangeleerd en
daarom vertoont diegene
bepaald gedrag. Watson deed
onderzoek bij Little Albert.
Albert was niet bang voor
dieren, maar hij werd geconditioneerd met een hard geluid. Hiermee liet
Watson zien dat irrationele angsten aangeleerd zijn, of kan
worden aangeleerd. Het gedrag dat Little Albert uiteindelijk vertoonde
was huilen omdat hij een witte rat zag. Dit komt door dat een hard geluid
(de stimulus) geassocieerd is geraakt met de rat, en de stimulus (hard
geluid) leidt tot huilen.
- Generalisatie: bang voor alles wat er op lijkt, maar niet alles
wordt gegeneraliseerd. Bijvoorbeeld, Little Albert werd bang
gemaakt met een witte rat, deze angst werd gegeneraliseerd naar
andere dieren, zoals konijnen. Dit werd gedaan op basis van
overeenkomsten in andere objecten/beesten, waardoor hij
uiteindelijk ook bang werd van andere witte harige dieren.
- Discriminatie: het tegenovergestelde van generalisatie, dit zijn
dingen die ver van de stimulus af staan, daar wordt degene
niet bang van. Zoals in het geval van Little Albert, was Little Albert
niet bang voor zwarte konijnen. Hij legde dus niet de associatie met
het harde geluid en een dier met een andere kleur dan wit. Dit
, verklaart waarom sommige mensen met een fobie alleen
angst voor bepaalde dingen hebben.
- Toegepast op Joshua: wat bij Joshua getriggerd wordt is de
geconditioneerde angst, als hij bijvoorbeeld naar school gaat dan
kunnen er vervelende dingen gebeuren zoals gepest worden. Al
deze negatieve ervaringen worden opgehoopt, waardoor Joshua
angstig is geworden om naar school te gaan. Dit kan uiteindelijk
generaliseren naar sport, feestjes en activiteiten met klasgenoten.
Er kan ook discriminatie optreden, als hij bijvoorbeeld aar een
familiefeestje gaat dan associeert hij dit niet met pesten.
Klassieke Conditionering – Pavlov
- Eten (ongeconditioneerde stimulus; US) -> kwijlen
(ongeconditioneerde respons)
- Bel (neutrale stimulus) -> ….
- Eten + bel (ongeconditioneerde stimulus + neutrale stimulus)
-> kwijlen (ongeconditioneerde respons)
- Bel (geconditioneerde stimulus) -> kwijlen (geconditioneerde
respons; CR)
- Bel -> … (extinctie): de hond hoort de bel maar hij krijgt geen
eten meer, hierdoor dooft de klassieke conditionering uit en
ontstaat er extinctie.
- Contingentie (betekenis):
voorspelbaarheid. Het is voor
mensen van belang om
voorspelbaarheid te hebben om te
overleven. Zoals weten dat onweer leidt tot regen kan helpen om te
weten dat je beschutting moet zoeken. Dit kan ook heel onbewust
gebeuren.
Operant Conditioneren – Skinner
, De rat van Skinner weet dat hij eten krijgt als hij op het knopje drukt. Hier
is er sprake van operante conditionering omdat er sprake is van
een bekrachtiging van bepaald gedrag, specifieker, er is sprake van
een beloning.
- Positieve bekrachtiging: als je iets krijgt dat belonend werkt
(extra eten voor de rat)
- Negatieve bekrachtiging: als iets weggaat dat je vervelend
vindt (een hard geluid)
- Positieve straf: er komt iets vervelends bij zodat je het af
leert (een elektrische schok)
- Negatieve staf: er gaat iets weg dat je fijn vindt zodat je het
af leert (eten wegnemen)
Als we dit toepassen op Joshua, dan krijgen we het volgende:
- Positieve bekrachtiging: Joshua mag thuisblijven, televisiekijken
en hij krijgt aandacht
- Negatieve bekrachtiging: door dat hij thuis mag blijft wordt de
angst weggenomen
- Positieve staf: als hij buikpijn heeft moet hij naar de dokter, dat
vindt hij vervelend maar niet zo vervelend dat hij stopt met “doen
alsof” hij buikpijn heeft
- Negatieve straf: hij kan na school niet meer met vriendjes spelen,
maar ook dit weegt niet op tegen de
beloning.
In dit geval is het:
- R (response): gedrag
- SR (reinforcing stimulus): consequentie (beloning, straf)
- Dus gedrag roept een consequentie op.
- Intermittent reinforcement: stel dat iemand steeds een snoepje
krijgt als hij/zij iets goed doet. Wanneer dit snoepje niet gegeven
wordt, leidt het tot uitdoving. De uitdoving gaat snel, het gewenste
gedrag gaat snel. Inttermittend reinforcement is als je af en
toe een beloning geeft, hierdoor duurt het langer voor dat
het gewenste gedrag uitdooft.