Evidence-based diagnostiek van het
bewegingsapparaat
H9: Schouder
Aspecifieke schouderpijn
Patiënten met een pijnlijk abductietraject (problemen in de subacromiale ruimte)
Patiënten met passieve bewegingsbeperking (problemen in het glenohumerale gewricht)
Patiënten zonder pijnlijke abductie en zonder passieve bewegingsbeperking (instabiliteit of
klachten vanuit het acromioclaviculaire gewricht of vanuit de nek)
Incidentie/prevalentie
Schouderpijn kan worden onderverdeeld in schouderpijn als gevolg van een fractuur, tumor of
infectie en aspecifieke schouderpijn. Fracturen kunnen voorkomen in de humerus, de clavicula en de
scapula.
De oorzaak van aspecifieke schouderpijn is onbekend, maar zou kunnen liggen in allerlei anatomische
structuren in en rondom het schoudergewricht: subacromiale ruimte (impingement,
rotatorcuffruptuur), het glenohumerale gewricht (frozen shoulder, artrose), glenohumerale
instabiliteit (luxatie, labrumletsel), de acromioclaviculaire of sternoclaviculaire gewrichten (trauma,
artrose). Schouderpijn kan ook voortkomen uit de nek of veroorzaakt worden door het werk
(werkgerelateerde schouderpijn)
Diagnostisch proces
Anamnese
Rode vlaggen
Belangrijk is om te evalueren of een patiënt mogelijk een ernstige oorzaak heeft voor de klachten.
Rode vlaggen zijn tekenen of signalen die duiden op ernstige onderliggende ziekten zoals tumoren,
ontstekingen en fracturen. Voor de schouder betreft dit voornamelijk algemene factoren zoals
ernstige en persisterende klachten, koorts, algehele malaise, gewichtsverlies, pijn op de borst
enzovoort.
Screenen op ernstige pathologie is belangrijk, maar mogelijke rode vlaggen hebben geen
duidelijke voorspellende waarde.
Prognostische factoren
Om een inschatting te maken van de prognose van de patiënt, en in welke mate die te beïnvloeden is
door een behandeling of advies.
Prognose:
30 % van de patiënten is na 6 weken hersteld en na 6 maanden is 54 % van de patiënten hersteld
Prognostische factoren
Bijvoorbeeld ernst van de pijn, (langere) duur van de klacht en bijkomende nekpijn. Verder blijken
vele factoren geen prognostische factor te zijn: beperkte bewegingsomvang, leeftijd, psychologische
factoren, opleiding, co-morbiditeit, spierkracht, en medicatiegebruik.
Wanneer de patiënten worden verdeeld in patiënten met acute schouderpijn ( < 6 weken klachten)
of chronische klachten ( > 6 maanden), blijkt bij patiënten met acute schouderpijn een hoge pijnscore
gecombineerd met een goede functie geassocieerd met een goede prognose. Bij patiënten met
chronische klachten blijkt een hoge pijnscore bij consult gecombineerd met een lage score op
catastroferen ook geassocieerd met een gunstige prognose.