Evidence-based diagnostiek van het
bewegingsapparaat
Hoofdstuk 1. Validiteit
1.1
Validiteit = meet men wat met wil weten?
Face validity (indruksvaliditeit)
- Geeft aan in welke mate men vindt dat een test op het eerste gezicht datgene lijkt te
meten wat met wil weten.
o Lijkt de test op het oog valide?
- Vertrouwt op het intuïtieve vermogen van mensen om aan te voelen of de test
wel/niet meet wat hij moet meten.
Expert validity (expertvaliditeit)
- Vergelijkbaar met face validity
- Hier bepalen experts of de test naar hun inzicht valide is.
Content validity (inhoudsvaliditeit)
- Geldt voornamelijk voor vragenlijsten.
- Gekeken naar de mate waarin de vragenlijst inhoudelijk het hele construct meet dat
men beoogt te meten.
o Er wordt gedetailleerd naar alle losse vragen gekeken.
Construct validity (begripsvaliditeit)
- Zijn de uitkomsten van de test wel werkelijk een indicatie voor datgene waarover
met iets wil weten?
- Meestal bij vragenlijsten.
Criterion validity (criteriumvaliditeit)
- Uitkomsten van diagnostische test (indextest) vergelijken met uitkomsten van een
erkende en valide test (referentietest = gouden standaard)
- Kent twee vormen:
1. Concurrent validity
Uitkomsten van indextest vergelijken met uitkomst van referentietest.
Zoveel mogelijk op hetzelfde moment afnemen.
2. Predictive validity
Mate waarin diagnostische test in staat is een uitkomst te voorspellen.
1.2 Sensitiviteit/specificiteit
Sensitiviteit
- Geeft aan hoe groot de kans is dat de indextest positief is bij ‘zieke’ patiënten.
- Te berekenen met terecht-positieven : (terecht-positieven + fout negatieven)
o Uitgedrukt als percentage of proportie.
- Geeft gevoeligheid van indextest aan.
,Specificiteit
- Geeft aan hoe groot de kans is dat de indextest negatief is bij ‘niet-zieke’ patiënten.
- Te berekenen met terecht-negatieven : (fout-positieven + terecht-negatieven)
o Uitgedrukt als percentage op proportie
Ideale test:
- Sensitiviteit van 100% bij alle ziektegevallen is de test positief
- Specificiteit van 100% als ziekte afwezig is, is de test negatief)
Interpretatie
- Hangt af van de ernst van de ziekte
- Fout-positieve uitslagen leiden ertoe dat gezonde mensen een, soms risicovolle,
behandeling ondergaan, die ze niet nodig hebben.
SpPIN = Specificity high and test Positive rules disease In
- Hoge sensitiviteit, er zijn veel mensen terecht-positief en daarom ook erg weinig
mensen fout-negatief. Dus bij hoge sensitiviteit hebben mensen met een
negatieve testuitslag ook daadwerkelijk niet de ziekte.
o Indextest is heel goed in het uitsluiten van de ziekte
SnNOut = Sensitivity high and test Negative rules disease Out
- Test met hoge specificiteit is goed in het insluiten van de aandoening.
Voor bewegingsapparaat worden waarden van 90-95% of hoger gezien als voldoende
hoog.
Sensitiviteit en specificiteit zijn afhankelijk van een aantal zaken
- Van patiëntkarakteristieken en prevalentie van de ziekte.
o Hoe hoger de prevalentie van een ziekte is, hoe hoger de sensitiviteit en
specificiteit.
- Van het afkappunt wanneer een indextest positief is.
o Ruim afkappunt, test is al snel positief, sensitiviteit zal hoog zijn, specificiteit
lager.
o Afkappunt is meestal willekeurig.
- Van vaardigheden van beoordelaar.
1.3 Voorspellende waarde
Positief voorspellende waarde: indextest bij patiënt is positief, hoe groot is de kans dat deze
patiënt inderdaad de ‘ziekte’ heeft?
Negatieve voorspellende waarde: voorspellende waarde van negatieve testuitslag.
Zegt iets over zekerheid waarmee men diagnose kan stellen/uitsluiten.
Sterk afhankelijk van de prevalentie van de ‘ziekte’
- Bij zeer lage prevalentie zal een heel goede test zelden een hoge positieve
voorspellende waarde opleveren, maar wel een hoge negatieve voorspellende
waarde.
, 1.4 Likelihood ratio
- Maat voor de kracht waarmee de indextest, bij positief resultaat, de kans op het
daadwerkelijk hebben van de ziekte verhoogt (LR+) of de kracht waarmee de
indextest bij negatief resultaat de kans op niet hebben van de ‘ziekte’ aangeeft (LR-)
LR+ sensitiviteit : (1 – specificiteit)
- Altijd groter dan 1
o < 5 klein
o 5-10 matig
o > 10 groot (nauwkeurig)
LR- (1 – sensitiviteit) : specificiteit
- Altijd kleiner dan 1 (groter dan 0)
o > 0,2 klein
o 0,1-0,2 matig
o < 0,1 groot (nauwkeurig)
LR wordt vaak gebruikt om op basis van de voorafkans op de ‘ziekte’, te berekenen wat de
kans op de ziekte is nadat men de indextest heeft ondergaan.
Hoofdstuk 8. Nek
8.1 Epidemiologie
Oorzaak van nekklachten kan liggen in allerlei anatomische structuren in de nek, zoals
- Wervels, facetgewrichten, tussenwervelschijven
- Spieren, ligamenten
- Zenuwen, bloedvaten
Nekpijn wordt onderverdeel in:
- Specifieke nekpijn als gevolg van
o Fractuur, tumor of infectie
- Aspecifieke nekpijn (mechanisch)
Patiënten met nekpijn verdelen in 4 categorieën door Neck Pain Task Forse:
- Graad I = minimale invloed op dagelijkse activiteiten
- Graad II = invloed op dagelijkse activiteiten
- Graad III = aanwezigheid van neurologische aandoeningen (bv. verminderde reflexen
of spierzwakte)
Graad I, II en III valt onder aspecifieke nekpijn
- Graad IV = specifieke nekpijn
Subgroepen waarin nekpijn-patiënten kunnen worden ingedeeld:
- Nekpijn als gevolg van trauma (WAD; whuplash associated disorder)
- Werkgerelateerde nekpijn
- Cervicogene hoofdpijn (ervan uit gaan dat het wordt veroorzaakt door structuren in
de nek)
- Nekpijn met radiculair beeld (met neurologische uitvalsverschijnselen, graad III)