Voorbeeld, begrip, persoon
Haas, W. de (2010). Groepscohesie: hechtingskrachten in de groep. In: Groepsbegeleiding en
groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Uitgeverij Nelissen. Blz 99-131 (reader h5)
Groepscohesie = de deelnemers van de groep gaan zich aan elkaar hechten en ervaren deze hechting.
Hechtingsnetwerk tussen alle deelnemers aan een groep.
- Voorwaarde voor het functioneren en de werkzaamheid van iedere groep. Er moet eerst een
vertrouwensband ontstaan voordat mensen kunnen samenwerken.
- Ontstaan kan op twee manieren:
1. Op zoek naar overeenkomsten: geeft een vertrouwd gevoel en schept een band. Belangrijke basis
voor een groepsband
2. Persoonlijke betrouwbaarheid van de anderen als partners in de samenwerking testen: vragen en
ervaringen (uiterlijk). Bekendheid en voorspelbaarheid, ‘bewezen’ aanvaarding en veiligheid zijn
noodzakelijke ingrediënten om zich aan elkaar, aan de groep toe te vertrouwen (bij elkaar
informeren, onderzoeken van de anderen om zekerheid en vertrouwen in elkaar te krijgen en
elkaar als persoon te leren kennen).
o Geleidelijke verschuiving van energie: individu investeert minder energie in zichzelf en meer
in de andere groepsleden
- Multidimensioneel verschijnsel: twee hoofdfactoren die cohesie bepalen
1. Eenheid = hechtingskracht die voortkomt uit gevoelens als ‘erbij horen’, ‘aanvaard voelen’,
‘saamhorigheid’ of ‘herkenning’. Basiscohesie, voorwaarde voor zowel de werkzaamheid als de
veiligheid van de groep.
o Kenmerkend: groepskarakter en beleving op groepsniveau (voelt veilig, groep is heel
belangrijk)
2. Aantrekkingskracht = individueler en specifieker van aard. Hechtingskracht die voortkomt uit de
aantrekkelijkheid van groepsaspecten voor het individu. Doet zich voor als de individuele
deelnemer aan zijn trekken komt, als de groep in staat is individuele belangen of verlangens te
bevredigen (voor de een is de groep is belangrijk om dat hij de mensen graag mag, voor de ander
is het waardevol omdat hij daardoor iets wezenlijks kan leren)
- Complexiteit komt ook uit de relaties waarin ze ontstaat:
De relaties Soort cohesiekracht Soort groepscohesie Typische beleving van
groepslid
Groepslid – hele Hechtingskracht in de groep Aanvaardingscohesie = mate waarin het ‘Ik heb me nog nooit zo
groep door de aanvaarding van het individuele groepslid het gevoel heeft bij de groep thuis gevoeld als in deze
individuele groepslid te horen, zichzelf ziet als groepslid en zich loyaal groep’
opstelt aan de groep. Belangrijkste vorm. ‘Ik voel echt dat ik erbij
Herkenning van de belangrijkste kenmerken van de hoor’
groep en de duidelijke overeenkomsten met
andere groepsleden liggen vaak ten grondslag aan
deze soort cohesie.
Hechtingskracht van de taak, de Taakcohesie = hechting die ontstaat door ‘Fijn dat ik hier zo goed voor
leermogelijkheden en de herkenning en gezamenlijkheid van functionele mezelf leer opkomen’
prestaties van de groep wensen en verwachtingen. Mate van
aantrekkelijkheid van taak en doel van de groep
voor het individu. Motivatie van de deelnemer om
met de groep mee te doen. Een groep met een
heldere taak en zorgvuldig geselecteerde
groepsleden zal snel (taak)cohesie ontwikkelen.
Sociale cohesie = mate van aantrekkelijkheid van ‘Ik ben trots op onze groep’
de identiteit en de typische uiterlijke kenmerken ‘Iedereen is jaloers op ons
voor het individu. Groepstrots. team, omdat wij het zo goed
doen’
Groepslid – Hechtingskracht tussen Interpersoonlijke cohesie = mate waarin ‘Ik vind jou echt heel aardig’
groepslid groepsleden die elkaar mogen, groepsleden elkaar individueel mogen. Goed voor ‘Ik mag jou ook’
vriendschappelijke gevoelens vertrouwen in de groep. Zorgt voor solidariteit en
ervaren trouw, die samenwerking ondersteunen.
Groepslid – Hechtingskracht door de Verticale cohesie = gemeenschappelijk ervaren ‘Wij hebben mazzel met
, groepsleider gedeelde, positief beleefde hechting aan de groepsleider. Vooral in het begin zo’n goede groepsleider’
groepsleider belangrijk: groepsleden zijn dan nog niet aan elkaar
gewend, de groepsleider is dan het belangrijkst. De
gedeelde hechting aan de groepsleider schept een
band.
Groepslid – hele Hechting tussen alle Holdingscohesie = veiligheid vanwege een ‘Ik voel me veilig in deze
groep deelnemers, dankzij een stevige beschermende omgeving. Groepsleden beleven de groep, omdat iedereen
groepsstructuur en -grens groep intern als een veilige plek, die tegelijk precies weet wat hij moet
bescherming biedt naar buiten toe. De groep is een doen en wat hij aan de
veilige plek met een duidelijke groepsgrens. anderen heeft’
Deelnemers ervaren de groep vaak als een kring. ‘Deze kliniek is goed
georganiseerd, dat voelt
prettig’
Cohesie begint met verticale cohesie. In die fase van een groep hebben de groepsleden nog geen band met
elkaar en zoeken zij steun bij de groepsleider. Hij is de belangrijkste veiligheidsbron. Behoefte om veiligheid en
vertrouwdheid onder elkaar te scheppen is dan groot.
Ontwikkelt zich in de volgorde: verticale cohesie, aanvaardingscohesie, taakcohesie, holdingscohesie,
interpersoonlijke cohesie
Als er sprake is van voldoende cohesie hebben groepsleden het over ‘wij’ en ‘onze groep’ ipv over ‘ik’. Er is dan
veel energie, interactie en oogcontact tussen de groepsleden en de bereidheid om iets voor elkaar te doen. De
deelnemers zijn fysiek dicht bij elkaar.
Als cohesie minder is, kijken de groepsleden elkaar vaak niet aan, houden ze fysiek afstand en spreken ze
meestal niet over ‘wij’: de groep voelt aan als los zand.
Sturingstechnieken om hechtingsprocessen te bevorderen:
1. Organisatietechniek: vooral vooraf. Met een consequente taakorganisatie de voorwaarden voor het
ontstaan van cohesie optimaliseren.
- Voorwaarden die extra van belang zijn als het gaat om het bevorderen van cohesie:
1. scherpe omschrijving van de doelgroep (hulpvraag)
2. daarbij passende selectie van de deelnemers
3. gekozen groepssituatie
4. duur en stabiliteit van de groep
5. heldere groepsregels
2. Gesprekstechniek: met woorden de interactie tussen de groepsleden de gewenste richting in sturen.
- Werkende gesprekstechniek: spiegelen = het nauwkeurig teruggeven van wat de individuele
deelnemer verteld/heeft laten zien. Groepsleider heeft daarbij de keuze om meer cognitieve inhoud
(de taak) te spiegelen of juist de emotionele inhoud (het proces), of beide.
o Vooral in een beginnende groep nog groter cohesiebevorderend effect als het gebeurt met
een vragende houding. Men beleeft deze meestal respectvol en het nodigt uit tot verder
praten.
Modelfunctie groepsleider speelt een rol: groepsleden zullen luistergedrag en -
houding overnemen, waardoor de onderlinge aanvaarding voelbaar wordt.
Bevordert het gevoel van aanvaarding van het individuele groepslid direct
3. Relatietechniek: met houding en toon relaties met de groep zodanig sturen dat daar invloed op is.
Janzing, C. & Kerstens, J. (2012). Het therapeutische van een groep. In: Werken in een therapeutisch milieu.
Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Deel IV: H5. Blz 325-333 (reader h2)
Therapeutische factoren = de genezende factoren van een groep
Cumming en Cumming (1962): de belangrijkste therapeutische kracht van een groep in de op te lossen
problemen die zij aanbiedt. Er moet samen geleefd en samen gewerkt worden.
Therapeutische factoren (Foulkes & Anthony, 1968):
- Opluchting door het uitdrukken van gevoelens door catharsis: het in alle hevigheid opnieuw beleven
van een of andere intense emotionele ervaring