, Tentamensamenvatting levensfasen – hele boek
tentamenaanwijzingen volgens docent in groen
Hoofdstuk 1: de prenatale fase
Conceptie: de bevruchting, start van het menselijk leven
1.1 de lichamelijke ontwikkeling
Ontogenese: ontwikkeling specifiek individu, hierbij speelt interactie met de omgeving (moeder) een
belangrijke rol.
Fylogenese: ontwikkeling van een soort, erfelijkheid speelt hierbij een belangrijke rol.
Prenatale ontwikkeling: prenatale ontwikkeling is afhankelijk van de volgende aspecten:
- groei: toename cellen, lengte en gewicht. Wordt beïnvloed door de omgeving waarin kind opgroeit.
- rijping: nieuwe functies vervullen in lichamelijk of fysiologisch autonoom proces, bijvoorbeeld:
fysieke kenmerken persoon, omvang schedel & gelaatstrekken of intelligentie (psychisch kenmerk).
- leren: mogelijkheid optimaal te profiteren van geboden ervaringen (intelligentie).
Schadelijke omgevingsfactoren: drank, drugs en roken.
Zygote: bevruchte eicel.
Eerste trimester (embryonale fase)
eerste 2 weken (germinale fase)
- innesteling baarmoeder (uterus)
6 tot 10 weken
- ontwikkeling centrale zenuwstelsel, ogen, hart, oren, tanden, gehemelte en externe genitaliën
12 weken
- sprake van foetus
- structurele uitbouw van organisme is volledig
Tweede trimester
4 tot 6 maanden
- foetus gaat bewegen
- ontwikkeling van reflexen
Derde trimester
- snelle gewichtstoename foetus
- smaakontwikkeling, gevoelig voor zoet
- foetus kan externe prikkels onderscheiden (hoge/lage tonen en licht/donker), door dunner
wordende baarmoederwand
1.2 de ontwikkeling van de reflexen
Reflexen: onbewuste en automatische fysiologische reacties op prikkels en veranderingen in de
omgeving. Reflexen komen voort uit instinct om te overleven. Reflexen geven informatie over
functioneren van het centrale zenuwstelsel, daarom controleert de arts dit vlak na de geboorte van
een baby. Een ongeboren mens heeft 8 reflexen:
1. Uterine withdrawal reflex: terugtrekken lichaam bij knijpen van tenen.
2. Mororeflex (omklemmingsreflex): ledematen spreiden en sluiten dan met zwaai naar voren.
, 3. Babinskyreflex: tenen spreiden bij aanraken van de voetzool.
4. Palmor/grijpreflex: vingers sluiten bij lichte aanraking van de hand.
5. Asymmetrisch tonische nekreflex: wanneer een baby het hoofd naar 1 kant buigt roept
strekken van been en arm aan dezelfde kant van het hoofd op.
6. Spinal galant reflex: stimulatie van de buik/rug roteert of buigt ruggengraat naar die kant.
7. Rooting/sucking reflex: bij lichte aanraking wang of mond draait het hoofd van het kind in die
richting.
8. Tonische labyrinthine reflex forwards: bij bewegen van het hoofd voor-en achterwaarts buigt
het hoofd boven en onder niveau van de ruggengraat door.
Goddard: geremde/vertraagde reflexen kunnen later leiden tot allerlei ontwikkelingsstoornissen,
zoals problemen met de coördinatie van de ogen en handen, leesproblemen en gebrek aan
concentratie.
- Neurodevelopmental delays: problemen die zich bevinden op het gebied van de coördinatie en de
waarneming of de perceptie, zoals leesproblemen op adhd.
- mororeflex: wanneer deze reflex geremd of vertraag is, kan dit er toe leiden dat een kind
hyperactief of juist te gevoel wordt. Verdwijnen deze reflexen niet, dan kan niet-functionele-angst
of schrikreacties op latere leeftijd ontstaan.
- bij de methode van Goddard worden geen medicijnen gebruikt, maar oefeningen zoals tactiele
stimulatie (prikkelen van de huid).
Goddard spreekt over 3 soorten reflexen:
Primitieve reflexen: ontstaat 9 weken na conceptie, vlucht of vechtreflexen stellen ons in staat om
de eerste maanden van ons leven te overleven.
Transitionele reflexen: ontstaat 6/8 maanden na geboorte, trotseren van zwaartekracht.
Posturele reflexen: ontstaan 10 maanden na de geboorte, lopen, rechtop staan, springen etc.
1.3 Visies op het prenatale bewustzijn
Mensbeeld: voorstelling van de mens.
Leertheoretische/behavioristische visie
- mens wordt geboren als onbeschreven blad
- mens wordt bepaald door leerervaringen
- voor de geboorte wordt de mens geconditioneerd door zijn prenatale ervaringen, dit zou verklaren
dat de ene mens angstiger of rustiger is na de geboorte dan de andere.
Biologische visie
- interne of erfelijke factoren bepalen de mens
- er is geen sprake van prenataal bewustzijn
- Eccles: gaat ervan uit dat bewustzijn iets onstoffelijk is, dat gescheiden van ons biologische ‘ik’
bestaat en bepaald welke neuronen signalen afgeven en welke niet.
Omgevingspsychologische visie
- de mens wordt bepaald door de wisselwerking tussen de sociale en de ruimtelijke/materiële
omgeving: verschil in hartslag zou kunnen duiden op een lage vorm van besef van weten.
Cognitivistische visie
- de informatieverwerking en de zelfsturing van de mens zijn bepalend