Samenvatting kennisclips goederenrecht
Goederen: Goederen zijn zaken en vermogensrechten.
Vermogensrecht: Rechten die overdraagbaar zijn, doel hebben om stoffelijk voordeel te verschaffen
of verkregen zijn in ruil voor stoffelijk voordeel. Wordt mee bedoeld: vermogensrechten zijn rechten
(dus niet tastbaar) die je kunt verkopen of die financieel voordeel kunnen opleveren, alle rechten die
op geld waardeerbaar zijn.
Zaak: Het is voor menselijk beheersing vatbaar, het is een stoffelijk object. Zaken zijn dus stoffelijk en
materieel, objecten waar de mens controle over kan uitoefenen. Voorbeelden: Woning, fiets: je kunt
het aanraken en het kan bewerkt worden. Zeewater en planeten zijn stoffelijk maar niet voor
menselijk beheersbaar.
Onroerende zaken: Grond, nog niet gewonnen delfstoffen, met de grond verenigde beplantingen en
gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
Roerende zaken: Alle zaken die niet onroerend zijn zoals een auto en een fiets.
Registergoederen: Goederen die voor overdracht moeten worden ingeschreven in een openbaar
register. Zoals: een woning, vliegtuigen, verder zijn alle onroerende zaken registergoederen
Natuurlijke vruchten: Zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt. Bijvoorbeeld: Zaak: Een appelboom, hiervan komen appels. Appels worden
aangezien als zaak omdat ze vatbaar zijn en stoffelijk. Daarom zijn dit dus vruchten die je ontvangt
van deze zaak.
Burgerlijke vruchten: Zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt. Dit zijn meestal vruchten die voorvloeien uit vermogensrechten. Bijvoorbeeld rente.
Bestanddeel: Een zaak is een bestandsdeel als het volgens een heersende maatschappelijke mening
hoort bij de hoofdzaak. Of als het bestandsdeel niet van de hoofdzaak kan worden afgescheiden
zonder schade toe te brengen. Bijvoorbeeld een ketting van een fiets of een zadel. Het hoort er
gewoon bij.
Absolute rechten: Een absoluut recht geldt tegen iedereen.
Relatieve rechten: Geldt tussen een beperkt aantal personen, bijvoorbeeld personen die een deal
met elkaar sluiten om iets te open. Beide personen hebben dan rechten die alleen op elkaar gelden.
Leveren en betalen.
Zaaksgevolg (Droit de suit): Een absoluut volgt de zaak, bijvoorbeeld recht op vruchtgebruik dit recht
blijft ondanks dat de eigenaar van de appelboom verandert.
Prioriteitsbeginsel (Droit de priorite): Eerste gevestigde absolute recht gaat voor een latere
gevestigde.
Voorrangsrecht (Droit de preference): Voorrang bij faillissement, bijvoorbeeld als je telefoon wordt
gemaakt en de winkel gaat failliet telt jouw telefoon niet mee bij de curator. Je eigendomsrecht is
een absoluut recht.
, - Een eigenaar van een zaak is ook eigenaar van alle bestandsdelen
Recht om een zaak te vervreemden: Recht om een zaak te verkopen of te schenken; overdragen van
het eigendom.
Recht om te bezwaren: Het recht als eigenaar om andere een beperkt recht op je eigen zaak te laten
vestigen.
Je mag vrij van je zaak gebruik maken, tenzij je inbreuk maakt op rechten van andere, bijvoorbeeld
geluidsoverlast
Algemene titel: Het eigendom van het gehele vermogen gaat over naar een ander persoon.
Erfopvolging, boedelmening, fusie en splitsing
Bijzondere titel: Een of meerdere goederen gaan over een ander persoon. Overdracht, verjaring
onteigening.
Revindicatie: Het opeisen van je eigendomsrecht, bijvoorbeeld bij een diefstal.
Bezit: Houden van een goed voor jezelf.
Houderschap: Houden van een goed voor een ander.
Onmiddellijk bezitter: Je hebt de fiets in bezit en in je feitelijke macht
Middellijk bezitter: Je bent nog steeds bezitter van de fiets maar je hebt hem niet meer in je feitelijke
macht want de lener houdt de fiets. Hierdoor wordt de houder onmiddellijk houder van de fiets.
Middellijk houder: Als de houder van de fiets, de fiets uitleent aan een vriendin wordt ze middellijk
houder en wordt de vriendin onmiddellijk houder omdat ze dan de fiets in haar feitelijke macht
heeft.
- Bij erfopvolging wordt familie van een houder geen bezitter maar ook houder van de fiets.
Feitelijke handeling: Fysiek je bezit overhandigen aan een ander. Bijvoorbeeld het overhandigen van
een fiets.
Symbolische handeling: Bijvoorbeeld bij een huis, deze kan je niet overhandigen hierbij krijgt de
koper de sleutel van het huis.
Bezit verlies: Wanneer hij het bezit prijs geeft, wanneer iemand anders het bezit van het goed
verkrijgt (afstand doen).
Genotsrechten: Vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement.
Zekerheidsrechten: Hypotheek en pand
Erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement kunnen enkel op zaken toegepast worden.
Vruchtgebruik is het enigste recht dat ook op vermogensrechten kan worden toegepast.