Grammatica toets taal en taalwetenschap
De persoonsvorm vinden
1. Zin in een andere tijd zetten – werkwoordvervoeging , de persoonsvorm wordt vervoegd
2. Getal veranderen – congruentie
3. Zin vragend maken – zinsstructuur
Het onderwerp vinden
1. Wie/wat + persoonsvorm?
2. Getal veranderen
- Loos onderwerp
Het woordje het. Het regent heel de dag al…..
- Herhalend onderwerp
Dat en die. Mijn zusje, die gisteren…
- Plaatsonderwerp
Er , wanneer het onderwerp in getal overeenkomt. Er lopen mensen over straat…
- Getalsonderwerp
Het eigenlijke onderwerp in een zin met er. Er lopen mensen over straat… (congrueert met
de zin)
R. den Buitelaar
, Werkwoordelijk gezegde
- Iemand doet iets in een zin (overkomt iets)
Hulpwerkwoorden
- Markeren van voltooide tijd (hebben en zijn, die samen met voltooid deelwoord voltooide
tijd vormen)
Truus had het cadeau overhandigd
Truus heeft het cadeau overhandigd
Truus zal het cadeau overhandigen
- Markeren van een aspect (gaan, komen, zijn, blijven, zitten, lopen, staan en hangen,
aangeven of iets moet beginnen of het al bezig is)
Truus gaat logeren (moet nog beginnen)
Truus blijft logeren (is nog bezig)
- Markeren van een modaliteit (kunnen, zullen, mogen, moeten, willen, beschrijft de houding
van de spreker ten opzichte van de rest van de zin)
Truus kan zich vergist hebben
Truus mag vandaag meedoen
Truus moet dan wel aantekeningen maken
- Markeren van de lijdende vorm (worden en zijn, degene die ondergaat is het onderwerp van
de zin)
Truus wordt gefeliciteerd
Truus is vervolgens toegezongen
Doen en laten -> werkwoorden van causaliteit
Zelfstandige werkwoorden
- Woorden die door middel van een persoonsvorm zelfstandig een gezegde kunnen vormen
- Bijvoorbeeld spelen, fietsen, opbellen
R. den Buitelaar