Samenvatting van het boek handboek voor leraren voor het tentamen. Compact, met alle nodige informatie en theorieën. Ook effectief leren is opgenomen in de samenvatting.
Het is half negen en de les van docent Jan staat op het punt te beginnen. De VMBO-t klas 2 druppelt binnen. Als alle leerlingen zitten, wil Jan zijn les beginnen. Het is echter nog onrustig in de klas. Jan zegt: “Ik wil beginnen, ik wacht net zo lang totdat het helemaal stil is.” Even later is een deel van de klas stil, het andere deel nog niet. Omdat Jan erg lang moet wachten, beginnen de leerlingen die eerder al stil waren, weer met kletsen.
Op welke van de onderstaande rollen van de leraar heeft dit lesfragment betrekking?
A De gastheer
B De presentator
C De didacticus
D De afsluiter
Antwoord: B
2.
Welke van onderstaande voorbeelden is passend bij de basisbehoefte van de leerling: ‘autonomie’?
A. Een docent begint iedere les met emotiekaarten. Hoe voelt de docent zich vandaag? Hoe voelen de leerlingen zich vandaag? Waarmee moeten we rekening houden tijdens de les?
B Een docent laat leerlingen tijdens de les in groepjes werken, afgestemd op niveau. Het groepje leerlingen dat al wat meer aankan, krijgt verdiepende opdrachten. Het groepje leerlingen dat extra hulp nodig heeft, werkt bij de docent aan de instructietafel.
C Een docent verwelkomt de leerlingen bij de deur bij aanvang van de les. Hij maakt een praatje en schudt de handen van de leerlingen.
D Een docent zorgt dat leerlingen (gestuurde) vrijheid krijgen tijdens zijn lessen. Zo mogen zij zelf de volgorde van opdrachten kiezen en kunnen zij vaak ook kiezen op welke wijze zij een opdracht maken en/of presenteren (bijv. middels de tablet of juist door te tekenen/ schematiseren op papier).
Antwoord: D
3.
Wat verstaan we onder ‘individuele aanspreekbaarheid’?
A. Iedere leerling wordt bij aanvang van de les aangesproken bij de deur door de docent. Het is een welkom voor alle leerlingen.
B. De docent geeft beurten tijdens de les aan individuele leerlingen: ‘Selma, kun jij het uitleggen?’
C. De docent zorgt dat alle leerlingen actief zijn tijdens de les: ‘Wat is het antwoord op de opgave op het bord? Schrijf allemaal je antwoord op.’
D. De docent spreekt leerlingen aan op hun gedrag tijdens de les, bijvoorbeeld wanneer zij niet opletten of met andere zaken bezig zijn.
Antwoord: C
Voorbeeld van de inhoud
Voorbereiden op stage, samengevat.
1.1 handboek voor leraren, wat is leren?
• Impliciet leren is het leren zonder een vooropgezette bedoeling. Intentioneel leren is
het doelgericht leren.
• Leren is een mentaal proces waarbij als gevolg van leeractiviteit een relatief stabiele
gedragsverandering tot stand komt.
• Een mentaal proces is een intern proces waarbij nieuwe kennis, vaardigheden,
houdingen, motieven of zelfs het vermogen om beter te kunnen worden gevormd.
1.5 handboek voor leraren, een krachtige leeromgeving.
• Er zijn twee factoren die de kwaliteit van de leeromgeving bepalen;
• Het welzijn van de leerling.
• De mate van betrokkenheid van de leerling.
• Indicatoren voor een krachtige leeromgeving zijn;
• Relatie (ik hoor erbij).
• Autonomie (ik kan het zelf). Een leeromgeving moet zo zijn dat de leerling grip
heeft op zijn eigen leerbedrijven en vrij is om eigen keuzes te maken.
• Competentie (ik kan het). Competentie kun je in je lessen krijgen door het
leerproces transparant te maken (inzicht krijgen in het leerproces van leerlingen).
Verder moet je in een grote groep alle leerlingen bij de les te betrekken. En je kunt
communicatieadviezen geven.
• Volgens Kolb zijn er verschillende leerstijlen;
• Doeners (gericht op concrete ervaringen en actief experiment).
• Beschouwers (reflecteert op concrete ervaringen).
• Denkers (benut observaties om abstract te conceptualiseren).
• Beslissers (gericht op actief experimenteren en abstract conceptualiseren).
• Intelligentie is volgens Gardner de bekwaamheid om te leren het probleem op te
lossen. Hij onderscheid acht verschillende intelligenties;
• Verbaal/linguïstisch (kan zich goed uitdrukken in taal).
• Logisch/mathematisch (planmatig en analytisch).
• Visueel/ruimtelijk (ruimtelijk inzicht).
• Lichamelijk/kinetisch (fysieke ervaringen).
• Muzikaal/ritmisch (gevoel voor ritme).
• Naturalistisch (houd van natuur).
• Interpersoonlijk (sociaal).
• Intrapersoonlijk (creëert een eigen innerlijke belevingswereld).
2.3 handboek voor leraren, de beginsituatie.
• Leerdoelen moeten zijn afgestemd op de beginsituatie van de leerlingen;
• Voorkennis is een belangrijke voorspeller van leerresultaten. Hoe meer verbanden
een leerling kan leggen, hoe groter de kans is dat hij de informatie opneemt en
weet op te halen. Als docent is het dus belangrijk om te realiseren wat leerlingen al
weten.
• Voor leerlingen die het niet meer begrijpen is de leerstof te abstract. Welk
abstractieniveau een leerling aan kan hangt af van de tijd en de intelligentie die
een leerling heeft (abstractievermogen).
• Het is belangrijk om te weten met welke onderwijsconcepten leerlingen ervaring
hebben.
• Leesvaardigheden bepalen voor een groot deel of een leerling het huiswerk
aankan. Zonder leesvaardigheden begrijpt de leerling vaak niet waar de stof over
gaat.
• Zelfstandigheid komt niet alleen op school tot uiting, ook thuis of op het werk kan
zelfstandigheid tot uiting worden gebracht.
• Een klas kan een groep vormen, maar ook meerdere subgroepen of een
verzameling van individuen (groepsgerichtheid).
, • De normen en waarden van de leerlingen zijn verschillend, dit kan leiden tot
gekwetste leerlingen. Het is daarom belangrijk om de normen en waarden van je
leerlingen te kennen.
• Motivatie is erg belangrijk, een gemotiveerde leerling komt sneller tot
uitwerkingen.
• Het in kaart brengen van de beginsituatie van een leerling kan op verschillende
manieren;
• Observaties doen die gericht zijn op gedragsaspecten van leerlingen,
groepsprocessen en de interactie tussen de leerlingen en de docent.
• Toetsen kunnen inzicht geven in de aanwezige kennis, de niet aanwezige maar
beoogde kennis en de collectieve, onderling verschillende kennis. Je kunt een
instaptoets, een mondelinge toets of een diagnostische toets geven.
• Door gesprekken met collega's te voeren kun je achtergrondinformatie over
leerlingen verschaffen.
• Het bestuderen van de boeken die de leerlingen al gehad hebben geven je inzicht
in wat de leerlingen al weten.
• Leerling-dossiers geven belangrijke informatie over de beginsituatie van met name
zorgleerlingen. Leerling-dossiers geven ook inzicht in de voortgang van de leerling.
• Beginsituaties kunnen soms ook geëist worden, er staat soms in de boeken wat een
leerling al moet weten om goed aan de slag te gaan.
2.5 handboek voor leraren, leerdoelen.
• Leerdoelen zijn erg belangrijk;
• Het dwingt je na te denken over wat de opbrengst van je les moet zijn. Je les heeft
dan een doel, vervolgens zul je moeten nadenken hoe meest doel kunt bereiken.
De kans dat je het doel bereikt is veel groter wanneer je leerdoelen formuleert.
• Het garandeert de noodzakelijke afstemming op formele doelen.
• Het is belangrijk om leerdoelen te formuleren die ook te realiseren zijn. Het mag miet
te moeilijk zijn, maar ook niet te makkelijk. Daarom moet je uitgaan van de
beginsituatie.
3.1 handboek voor leraren, wat maakt werkvormen effectief?
• De meest effectieve werkvorm is individuele uitleg. Individuele uitleg heeft zes
kenmerken die het leersucces optimaliseren;
• De leerstof wordt op het juiste niveau aangeboden.
• De leerling kan het nut van de leerstof ervaren.
• De leerling wordt individueel aanspreekbaar gemaakt (vragen stellen als hoe ga je
dat doen?). Ook bij klassikale instructie is het belangrijk dat de leerlingen
individueel aanspreekbaar blijven. Dit kun je doen door bijvoorbeeld een opdracht
te geven waar ze binnen een bepaalde tijd mee klaar moeten zijn. De leerling is
dan zelf verantwoordelijk.
• De docent gaat bij zichzelf te rade om de leertaak in beeld te krijgen en de
denkstappen na te gaan die de leerling moet maken.
• Het leren en denken van de leerling is zichtbaar voor de docent.
• Verkeerde voorkennis wordt tijdig ontdekt.
3.2 handboek voor leraren, instructie geven.
• Een solide manier van instructie geven is de directe instructie, waarbij je als docent
veel invloed hebt op de uitvoering. In het kort is directe instructie;
• Presenteren.
• Oefenen.
• Toepassen.
• Leerlingen moeten de instructie eerst eigen maken om tot effectief handelen over te
gaan. Dit kan bijvoorbeeld door de leerlingen het geen wat ze moeten doen voor
zichzelf te laten opschrijven. Ook het aan anderen uitleggen, het bedenken van een
stappenplan en het zien van een oude uitwerking kan hierbij helpen.
3.3 handboek voor leraren, vragen stellen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Denisevrooijen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.