CRITICAL THINKING
Hoofdstuk 1 – Geloof niet alles wat je denkt
Kritisch denken is denken dat bekritiseert. Het bevat meningen, oordelen, keuzes,
plannen, conclusies in redereneren over het algemeen. Onze keuzes weerspiegelen
onze conclusies; het doel van kritisch denken is om tot correcte conclusies te komen.
Overtuigingen en claims zijn propositioneel: ze kunnen verklaard worden in waar of
niet waar verklarende zinnen.
Een claim is wanneer een overtuiging (oordeel, mening) wordt bevestigd in een
declaratieve zin, is het resultaat een claim, verklaring of bewering.
Objectieve claims zijn waar of niet waar, onafhankelijk van of mensen zelf
denken dat het waar of niet waar is. Feiten mening/overtuiging/claim:
objectief.
Subjectieve claims zijn afhankelijk van of mensen zelf denken dat het waar
of niet waar is. Mening/overtuiging/claim = mening/overtuiging/claim wiens
waarheid is afhankelijk van wat iedereen denkt dat waar is.
Relativisme is het idee dat waarheid relatief is aan de standaarden van een
gegeven cultuur. Moreel subjectivisme is het idee dat morele meningen subjectief
zijn.
Een issue (kwestie) is simpelweg een vraag. Een argument is een overweging voor
het accepteren van een claim. Een argument bestaat uit twee delen; een deel geeft
reden voor het accepteren van het andere deel. Het deel dat reden geeft noemen we
de premisse van een argument. De conclusie van het argument is het deel dat de
premisse steunt of toont.
De neiging om redeneren te evalueren door de waarschijnlijkheid van de conclusie
wordt de belief bias genoemd. De confirmation bias is de neiging om bewijs dat
ons standpunt steunt zwaarder te wegen. Heuristieken zijn algemene regels die we
onbewust volgens in het schatten van kansen. De beschikbaarheidsheuristiek
bevat onbewust een waarschijnlijkheid toekennen aan een type gebeurtenis op basis
van hoe vaak men denkt aan gebeurtenissen van dat type. Het false consensus
effect refereert naar de neiging die we hebben om aan te nemen dat onze en
andermans attitudes groots gedeeld worden door de samenleving. Het bandwagon
effect regereert naar een onbewust neiging om je denken overeen te stemmen met
dat van anderen. De negativiteits bias is de neiging van mensen om negatieve
informatie zwaarder te wegen dan positieve informatie. Verliesaversie is dat mensen
zijn sterker gemotiveerd om verliezen te vermijden dan om winst te verkrijgen want
verliezen wegen zwaarder dan winst. Een in-group bias is onze neiging om
makkelijker negatieve meningen te vormen over de mensen die niet in onze groep
horen. De fundamentele attributie fout is onze neiging om andermans gedrag meer
toe te schrijven aan hun attitude en om omgevingsfactoren niet/minder mee te
rekenen.
Het overconfidence effect is de situatie waarin een persoon zijn hoeveelheid
correcte antwoorden aan de hoge kant schat, zeker als de vragen moeilijk zijn of ze
onbekend zijn met het onderwerp. Hieraan gerelateerd is de beter-dan-gemiddeld
illusie, dit komt voor wanneer meerendeel van een groep zich als beter dan
meerendeel van de groep beoordeelt.
,Waarheid is een claim die waar is als het vrij van fout is. Kennis is Als je iets gelooft,
een argument hebt dat er geen redelijke twijfel over bestaat dat het zo is, en geen
reden hebt om te denken dat je je vergist, kun je beweren dat je het weet.
Hoofdstuk 2 – Twee soorten redeneren
Een premisse van een goed deductief argument; als waar, bewijst de conclusie.
Een argument is valide als het niet mogelijk is voor de premisse om waar te zijn en
de conclusie niet waar is.
Premisse: Peter was hier vlak voor Mark
Premisse: Paul was hier na Mark.
Conclusie: Peter was hier voor Paul
In dit argument is het onmogelijk voor de premissen om waar te zijn en de conclusie
om niet waar te zijn. Dit argument is dus valide.
Stel, in werkelijkheid was eigenlijk Paul hier voor Mark (en niet Peter); dan zijn
de premissen niet waar, maar het argument blijft valide. Dit is omdat de
conclusie op basis van deze premissen niet onwaar kan zijn.
Wanneer de premissen van een valide argument waar zijn noemen we dit sound.
Bijvoorbeeld:
Premisse: Peter is langer dan Mark
Premisse: Paul is kleiner dan Mark.
Conclusie: Peter is langer dan Paul
Een premisse van een goed inductief argument bewijst niet de conclusie; het
ondersteunt het. Hoe meer steun de premisse van de inductief argument levert voor
de conclusie, hoe sterker het argument; hoe minder steun het levert, hoe zwakker
het argument.
Valide deductief argument: Juan woont op de evenaar. Dus, Juan woont midden
tussen de Noord- en Zuidpool. Relatief sterk inductief argument: Juan woont op de
evenaar. Dus, Juan woont in een vochtig klimaat. Je weet dat de evenaar tussenin
de polen zit, maar je weet niet meteen van het woord evenaar dat het vochtig is, dus:
als de conclusie van een argument per definitie waar is gezien de premissen, is het
een geldig deductief argument.
Balans van overwegingen redeneren is redenering die zowel deductieve als
inductieve elementen bevatten. Inductieve argumenten kunnen worden vergeleken
met sterkte en zwakte; deductieve argumenten kunnen worden vergeleken met
betrekking tot validiteit en deugdelijkheid.
Een gevolgtrekking naar de beste verklaring (IBE) stelt dat iets bestaat/waar
is/een feit is omdat die veronderstelling het best verklaart waarom we iets hebben
geobserveerd of weten.
Als dan zinnen, een lijst van feiten en A want B stellingen zijn geen premissen,
conclusie of argumenten.
, Een manier om de structuur van een argument te verduidelijken is door een diagram
te maken: het gebruik van een pijl betekent ‘therefore’. 3 naar 2 naar 1. 6 en 7 samen
ondersteunen 4. 5 & 6+7 zijn losse argumenten voor 4 dus die wijzen beide los naar
4. 4 en 2 zijn losse argumenten voor 1 dus die wijzen los weer naar 1.
Een ander voorbeeld geeft meer dan één conclusies aan:
Soms bevat een argumentatie ook een counterargument: 3 is hier het
counterargument en dat geven we aan door strepen door de pijl te zetten.
Hoofdstuk 3 – Duidelijk denken, kritisch denken en
duidelijk schrijven
Een woord of zin is vaag wanneer we niet met duidelijkheid kunnen zeggen wat het
omvat en uitsluit. Vaak wordt vaagheid opzettelijk gebruikt om een duidelijk, exact
antwoord te geven. Wanneer een claim te vaag is om op een geschikte manier
duidelijk nuttige informatie over te brengen, is het niveau van vaagheid onacceptabel.