SAMENVATTING BESTUURSKUNDIG ONDERZOEK 2
Basisboek Interviewen: Handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews – Ben Baarda,
Monique van der Hulst
Hoofdstuk 1 – Wat is een interview?
1.1 – Waarom doe je een interview?
Als interviewer wil je van de geïnterviewde informatie hebben die bijdraagt aan de beantwoording
van de centrale interviewvraag. Het is belangrijk om van tevoren goed vast te leggen op welke vraag
je antwoord wilt krijgen en wat het doel van het interview is. Vaak is het beantwoorden van de
centrale interviewvraag ook in het belang van de geïnterviewde. Daarmee is het doel voor de
geïnterviewde duidelijk. Soms is dit echter niet zo. Dan heeft de geïnterviewde er recht op om het
doel van het inter-view te weten, zodat hij zelf kan beslissen of hij mee wil werken.
1.2 – Gestructureerd of ongestructureerd interview?
Deze keuze hangt af van de aard van de centrale interviewvraag. Bij een open centrale
interviewvraag weet je niet precies wat voor antwoorden je kunt verwachten, je kiest dan een
ongestructureerd interview. Bij een gesloten centrale interviewvraag kies je een gestructureerd
interview. Hierbij weet je van tevoren precies welke vragen je gaat stellen en in welke volgorde. Zelfs
de meeste antwoordca-tegorieën liggen al vast. Zeker als je van één persoon informatie wilt hebben,
heeft het geen zin om een enquête op te stellen. De term ‘open interview’ is een verzamelnaam voor
alle interview die niet volledig zijn gestructureerd. Het voordeel is dat je vrij snel informatie krijgt
over veel onderwerpen en dat je meteen kunt doorvragen als daar aanleiding toe is. Hoewel een
open interview soms erg sterk op een gewoon gesprek lijkt, is er toch een belangrijk verschil. In een
gesprek wissel je meestal infor-matie uit; in een interview is sprake van eenrichtingsverkeer. De
geïnterviewde mag zelf bepalen hoe hij antwoord geeft. Omdat je bij een open interview een min of
meer ‘persoonlijk’ gesprek voert, is de medewerking van de geïnterviewde essentieel. Het is
belangrijk dat de geïnterviewde zich op zijn gemak voelt, zeker omdat interviews soms over gevoelige
onderwerpen gaan. Om in zo’n situatie een goed gesprek te voeren moet je je neutraal, maar ook
begripvol opstellen. De geïnterviewde moet het gevoel krijgen dat zijn antwoorden acceptabel en
waardevol zijn. Als je een onplezierige interviewstijl hebt of ‘verkeerde’ vragen stelt, is de kans groot
dat een geïnterviewde ergens niet over wil praten. Daarom moet je goed kunnen luisteren, een
gesprek kunnen (onder)houden en in staat zijn ‘goede’ vragen te stellen. Vooral dat laatste is erg
belangrijk, omdat je niet kunt terugvallen op van tevoren bedachte vragen en dus ter plaatste vragen
moet bedenken.
1.3 – Welke soorten ongestructureerde interviews zijn er?
1) Het vrije attitude-interview: onderwerpen en volgorde zijn vrij. Er kan evt. wel een vaste
beginvraag zijn. Door goed door te vragen, zorg je ervoor dat de informatie die de geïnterviewde
geeft: a) relevant is voor de centrale interviewvraag, b) geldig is (dat de geïnterviewde zichzelf niet
tegenspreekt en niet zomaar iets vertelt omdat hij denkt dat de interviewer dat graag wil horen), c)
duidelijk is, d) volledig is. Dit type kan ook de vorm aannemen van een diepte-interview: nauwkeurig
en vaak langdurig een aantal onderwerpen uitdiepen, vaak gaat het om persoonlijke en emotionele
dingen. 2) Het half ge-structureerde interview: checklist met onderwerpen, volgorde vrij. Vaak staan
de onderwerpen in een logische volgorde, maar je kunt deze tijdens het gesprek veranderen. Het
belangrijkste is dat ze alle-maal aan de orde komen. Het verschil met het eerste type is dat er nu
meerdere beginvragen zijn; bij elk nieuw onderwerp (topic, item) is een beginvraag geformuleerd.
Vaak zet je bij elk onderwerp ook nog wat trefwoorden of doorvragen die je in de loop van het
interview aan de orde stelt als ze niet spontaan opkomen. 3) Het gedeeltelijk gestructureerde
interview: vaste vragen en volgorde, wel vrije doorvragen. Je maakt gebruik van een vragenlijst die
vnl. bestaat uit gesloten vragen met een vaste formulering en een vaste volgorde. Er kan bij vragen
1
, dan doorgevraagd woorden om meer informatie te verzamelen. Er kunnen ook gesloten vragen zijn
waarbij de interviewer om een toelichting vraagt, ongeacht het gegeven antwoord. De keuze voor de
mate van gestructureerdheid hangt sterk af van de voorkennis die je hebt. Bij veel voorkennis kies je
voor een meer gestructureerde vorm. Als je geen of weinig voorkennis hebt, kun je beter voor een
niet-gestructureerd interview kiezen.
1.4 – Welke bijzondere soorten geïnterviewden en onderwerpen zijn er?
Je kunt interviews ook indelen aan de hand van doelgroep en inhoud. De verschillende interviewnor-
men vragen ieder specifieke vaardigheden van de interviewer. Welke vorm je kiest, is afhankelijk van
wat je wilt weten. 1) Het focused interview: ongestructureerd. Gebruik je als je wilt weten hoe
mensen denken over een specifieke gebeurtenis of een bepaald product. Je spreekt met personen
die allemaal één bepaalde situatie hebben meegemaakt, vb. een voorlichtings- of reclameactiviteit.
Als interviewer heb je die situatie geanalyseerd en met het interview ga je na welke reacties die
situatie bij de mensen oproept. Je kunt zo nagaan of er verschillen zijn tussen de verwachte en
feitelijke effecten van het voorlichtings- en reclamemateriaal dat je gebruikt. Verder kun je bepalen
of er subgroepen zijn die ver-schillend reageren. 2) Het elite-interview: ongestructureerd of
halfgestructureerd. Gebruik je als je informatie wilt over vb. het functioneren van een bepaalde
organisatie. Een elite-interview is een inter-view met invloedrijke, vooraanstaande en goed
geïnformeerde mensen in een organisatie of in een lokale gemeenschap. Je selecteert deze personen
omdat ze deskundig zijn op gebieden die van belang zijn voor je vraag. De geïnterviewden zijn dan
sleutelinformaten. Sleutelinformanten weten vaak ook veel over de relatie met andere binnen- en
buitenlandse organisaties. Meestal zijn ze ook goed op de hoogte van de wettelijke en financiële
structuur en kunnen ze je iets vertellen over de geschiedenis, het gevoerde beleid en de
toekomstplannen van de organisatie. Aan de andere kant zijn mensen met een hoge positie in een
organisatie vaak zeer druk bezet. Ze zijn moeilijk bereikbaar en worden vaak afgeschermd. Om een
afspraak te maken heb je vaak een aanbeveling of introductie nodig. Als je elite-interviews doet, is
het belangrijk te kiezen voor een ongestructureerde of halfgestructureerd aanpak. De elite stelt een
persoonlijke benadering en een actieve interactie met de interviewer op prijs. 3) Het expertinterview:
ook wel informanteninterview, dit is een variant op het elite-interview; ongestructu-reerd of
halfgestructureerd. Gebruik je als je meningen van deskundigen over een specifiek onderwerp wilt
hebben. Bij een informateninterview geven geïnterviewden informatie over anderen, niet over
zichzelf. 4) Het retrospectief interview: halfgestructureerd. Gebruik je als je dingen over het verleden
wilt weten. Als het achterhalen van een levensgeschiedenis of biografie het hoofddoel is, noem je het
een retrospectief interview. Je legt dan de nadruk op het teruggaan in de tijd. Het probleem is dat dit
type interviews vaak gekleurd zijn door opvattingen en/of gevoelens die mensen nu hebben en die ze
projecteren op de ervaringen in het verleden. Veranderde maatschappelijke situaties beïnvloeden vb.
de kijk op het verleden. De geïnterviewde kan een positieve relatie die hij nu heeft, beschrijven alsof
dat vroeger ook zo was. Dit heeft met het weglaateffect te maken. Het kost mensen moeite om zich
te herinneren wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Je vervormt herinneringen vaak om ze meer
in overeenstemming te brengen met elkaar en met het heden. Als je een retrospectief interview
doet, wil je dat de geïnterviewde zijn gedrag en ervaringen zo getrouw mogelijk weergeeft. Daarom
is het belangrijk zo veel mogelijk terug te gaan naar de tijd waar je over vraagt. Het is handig de
geïnterview-de geheugensteuntjes te bieden. Dat kan door concrete gebeurtenissen als
aanknopingspunt te gebrui-ken. Je kunt met de geïnterviewde vb. een tijdlijn maken die loopt van
zijn geboortejaar tot heden. Om het persoonlijk te maken, helpt het om vb. een fotoalbum van de
geïnterviewde te gebruiken. Bedenk wel dat het tonen van foto’s de geïnterviewde kan beïnvloeden,
doordat de foto een (emotionele) herinnering kan oproepen. Het materiaal dat je wilt laten zien,
moet je dus zorgvuldig kiezen.
1.5 – Hoe waarborg je de betrouwbaarheid en validiteit bij interviews?
2