Orientatie op
geschiedenis
PREHISTORIE
De tijd van jagers 30.000-5300 v. Chr. en boeren 5300 - komst
Romeinen
Kenmerkende aspecten:
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van stedelijke samenlevingen
Tijdens de periode van de stenen werktuigen "steentijd" deed zich een
belangrijke omwenteling voor:
De ontwikkeling van de landbouw en de vervanging van de nomadische
jager- verzamelaarscultuur door een boerenvultuur met een vaste woonplaats.
Paleolithicum 'oude steentijd' 'tijd van jagers en veramelaars'
Mesolithicum 'midden steentijd' 'aanzetten boerencultuur in
ontwikkeling'
Neolithicum 'nieuwe steentijd' 'tijd van de boeren/landbouwers'
Paleolithicum oude steentijd 'Krijn' 30.000-10.00 v.
Chr.
Waarom vanaf 30.000 v. Chr.
Alleen nog maar homosapiens, géén Neanderthalers meer
Waarom tot 10.000 v. Chr.
Einde ijstijd, klimaatsverandering
* Zwervend bestaand, kennis van het gebied voedsel/water
* Stenen bijlen, vuistbijl
* Drijfjacht; mensen leefden van kudde dieren. Overleven = enige drijfveer
Mesolithicum midden steentijdTrijntje 10.000-5.300 v.
Chr.
Einde ijstijd, klimaatsverandering, aarde wordt warmer
* Plaatselijk wild > niet meer veel trekken
,* Langer op 1 plaats verblijven
* Aarde wordt vruchtbaarder
* Pijl en boog > verandering jachttechnieken
* Wolf / hond
Homosapiens : denkende mens / moderne mens
Laatste ijstijd 60.000-12.000 v. Chr.
- kudde rendieren : vlees, huid, geweien
klimaatsverandering
- nieuwe diersoorten : eland, oerrund, wild paard, edelhert, everzwijn, ree
- toendra begroeid met loofbomen
Hogere gronden : eik, linde, iep en es
Nattere gebieden : els
Tot aan het einde van de midden steentijd waren menselijke nederzettingen van
tijdelijke aard. Er zijn verschillende vormen van nomadisch leven, aangepast aan
klimaat en omgeving
- hele kamp verplaatsen als bestaansmiddelen uitgeput raken
- permanent basiskamp, met kleinere kampjes met bijzondere functie
Verdeling van taken tussen man en vrouw. Dit heeft te maken met biologische
gegeven. Man meer spierkracht en wordt niet belemmerd door zwangerschap of
borstvoeding.
Wie sterker is heeft ook meer zeggenschap over bijvoorbeeld voedsel of
voortplanting. Succesvolle jagers genoten aanzien. Kracht en aanzien bepaalden
de overheersende positie van de man.
Neolithicum nieuwe steentijd Ypje 5.300 v. Chr.
Komst van de landbouw ; tijd van de boeren
Neolithische revolutie > landbouwrevolutie
Bandkeramische cultuur 5.300-4.800 v. Chr. Zuid-Limburg
Bijl, zeis, hamer, gepolijste vuurstenen/voorwerpen
Landbouwcultuur : aardewerk
,Trechterbeker volk: 3.500-2.700 v. Chr. Hunebedden
Noorden van Nederland, ploeg, jagen, hunwebedden, boerderijen
Aardewerk : vorm trechter
Het verschil van bewerking:
oude steentijd : ruw
nieuwe steentijd : gepolijst
Bronstijd Otzie 2.000-800 v. Chr.
* Smelten van metalen
* Grafheuvels
* Zwaard van Jutphaas
* ijsmummie Otzie
IJzertijd Yde 800 v. Chr - Komst Romeinen
* meisje van Yde = symbool van ijzertijd
* Vorstengraf van Oss
* honger = uitvinding landbouw
* Met het zaaien van tarwe en gerst was een belangrijke stap gezet: zelf voedsel
produceren in plaats van het te halen uit de natuur.
* Heel belangrijk werd het bezit van landbouwgrond:
- erfrecht : (on)roerende goederen
- uithuwelijken vruchtbare dochters
> bewegingsvrijheid van vrouw werd ingeperkt
- Sociale ongelijkheid
> wie meer succes heeft in het verwerven van bezit, wordt rijker dan
zijn dorpsgenoten en verwerft daardoor mogelijk ook meer macht
en aanzien.
2.400 v. Chr. > het wiel
3.300 v. Chr. > het schriftSoemeriers, Mesopotamie > einde pre-historie
begin historie!
,Oude beschavingen in het midden oosten:
Kenmerkende aspecten:
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
* 2. Het ontstaan van landbouwsamenlevingen
* 3. Het ontstaan van stedelijke samenlevingen
* overlopen in Grieken en Romeinen
2 belangrijke gebieden:
Eufraat en Tigris > : Mesopotamie , Sumeriers
: Egypte
x Sumeriers 3500-1500 v. Chr.
3300 > het schrift
60 tallig stelsel 2 landbouw beschavingen
Gilgamesj epos > literatuur 'zondvloed'
x Babylonische rijk 1850-539 v. Chr.
ziggoerat
x Egyptische beschaving 3000-332 v. Chr.
Neder Egypte
Opper Egypte Deze 2 de Nijl
Belangrijk: Thebe, Mephis, dal der komingen, Neder-Nubie, piramides. West kant:
rijk vd. doden
Egyptische rijk:
, * Koning Narmer/Menes; verenigt neder/opper Egypte > beeld + klankschrift
* Oude rijk: Mastaba graven, trappenpiramide van Djoser, piramiden Gizeh
* Hyksos : ruitervolk/krijgersvolk > strijdwagen
* Nieuwe rijk: Vallei der Koninginnen Echnaton breekt met kunst
OUDHEID
De tijd van Grieken en Romeinen 3.000 v.Chr. - 500 n. Chr.
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse
cultuur zich in Europa verspreidde
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie van de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse
cultuur van NW - Europa
8. De ontwikkeling van het Jodendom en Christendom als de eerste
monotheistische godsdiensten
GRIEKEN
cultureel perspectief: volledig afgebeeld > volledig hiernamaals
Kreta > koper + tim = brons - hoge beschaving, veel handel met
Egypte+Foenisie
Monoische cultuur 3500-1550 v. Chr.
Vanaf de MIONISCHE CULTUUR (3500-1450 V.C.) worden de afbeeldingen ronder en
losser. Dit is de eerste opstap naar de Griekse beschaving.
De Minoïsche beschaving is een neolithische en bronstijdbeschaving van voor
het Oude Griekenland, die zich tussen ongeveer 3500 en 1450 v.Chr. vanuit Kreta over
het hele oostelijke Middellandse Zeebekken uitbreidde en daar floreerde
Myceense cultuur 1600-1100 v. Chr.
- strijders, geschiedenis van Troje
De Myceense beschaving was een belangrijke cultuur in Griekenland, die als opvolger
van de Minoïsche beschaving bestond in de late Bronstijd, van ca. 1600 tot ca. 1100
v.Chr. Deze belangrijke pre-Helleense beschaving werd genoemd naar de Griekse
plaats Mycene waar imposante overblijfselen van paleizen en resten van andere
bouwwerken uit deze beschaving gevonden zijn. In de 14e en 13e eeuw v.Chr. was
Mycene het centrum van deze cultuur, die zich over de Peloponnesos en het zuidelijke
deel van het Griekse vasteland uitstrekte.
Zij hadden een robuuste bouwstijl. De periode van Troje vind in de tijd plaats (1180 V.C.).
Rond 1400 V.C. bereikt de Myceense cultuur haar hoogtepunt.
Donkere eeuwen 1200-750 v. Chr.
Volksverhuizingen: