Geschiedenis – hoofdstuk 8 – tijd van burgers en stoommachines
Paragraaf 8.1 – De industriële revolutie
In 1800 maakte in Groot-Brittannië handwerktuigen plaats voor machines, die werden
aangedreven door stoommachines. Dit is mechanisatie >> schaalvergroting. = industrie.
= industriële revolutie >> industrialisatie (uitbereiding van industrie).
In industriële samenleving woonden grootste deel bevolking in de stad, en industrie en
diensten belangrijkste middel van bestaan.
Dorpen >> steden, door bouw fabrieken en arbeidswoningen
Klasse: kapitalisten, middenklasse (leraren, ambtenaren, artsen, winkeliers) en
industriearbeiders
In GB begon industriële revolutie in textielnijverheid, kapitalistische ondernemers
importeerden katoen uit de Britse kolonie India. Katoen is goedkoper, makkelijker te
bewerken en sterken dan wol.
Ondernemers zetten op het land spinners en wevers aan het werk om stoffen te maken.
>> konden vraag niet meer aan, dus investeren in nieuwe technieken.
- Eerst houten werktuigen die werden aangedreven door watermolens
- Doorbraak was de aansluiting van weefgetouwen en spinnenwielen op
stoommachines.
In 1784 bouwde James Watt een verbeterde stoommachine, hiermee met stoomdruk willen
in beweging.
Door de stoommachine werd er sneller, grootschaliger en goedkoper geproduceerd, door
industriële productie nam de kwaliteit van producten toe.
Door Britse beheersing van de wereldzeeën konden ze ook veel katoen exporteren
Ook naar Zuid-Amerika om katoen te halen, hier goedkoop door de slavenhandel
17e eeuw probeerden Britse edelen en grote boeren geld te verdienen door
landbouwproductie op te voeren, ze omheinden en ontgonnen grote stukken grond, staken
geld in wegen en kanalen en zochten naar landbouwmethoden >> voedselproductie nam toe
en meer mensen konden worden gevoed >> groeide bevolking, en ook door einde
epidemieën, zoals pokken. Er begon een medische revolutie waardoor de gezondheidszorg
sterk verbeterde.
Vanaf eind 18e eeuw lieten ondernemers kanalen graven, ontstond dicht netwerk van
verbonden vaarwegen. Hier werden fabrieken langs gebouwd. De stoommachines maakten
de stoomtrein mogelijk. In 1830 eerste spoorlijn tussen Manchester en Liverpool
In 1850 GB werkplaats van de wereld >> produceerde twee keer zoveel ijzer en steenkool als
alle andere landen samen
In 1980 tweede industriële revolutie, hierin Duitsland en VS namen leidende rol over.
- Ontwikkeling staalindustrie en elektrotechnische industrie
- ijzer vervangen door staal, want soepeler en daardoor bruikbaarder
- Elektriciteit bracht de telefoon en de gloeilamp
- Chemische industrie leverde plastics, synthetische verven en medicijnen
- Kunstmest kwam op en bevorderde de voedselproductie
, Geschiedenis – hoofdstuk 8 – tijd van burgers en stoommachines
Paragraaf 8.2 – politieke-maatschappelijke stromingen
In 1815 spraken GB, Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Frankrijk af de vrede te handhaven en
overal onrust en revoluties de kop in te drukken.
In de autoritaire orde op het Europese vasteland hadden koningen edelen de macht >>
verzet van nieuwe politiek-maatschappelijke stromingen. (Bewegingen die wilden
deelnemen aan het staatsbestuur met bepaalde opvattingen).
Liberalisme kreeg aanhang onder burgerij, die bestond uit alle sociale groepen tussen de
adel en arbeidersklasse.
- Liberalen waren erfgenamen van de verlichte en de gematigde stromingen binnen
democratische revoluties >> wilden grondwet die koninklijke macht beperkte en
persvrijheid en ander burgerrechten garandeerde.
Volgens Mill mocht de vrijheid van het individu allen worden beperkt om te voorkomen dat
anderen schade leden. Ook economisch waren liberalen voor vrijheid
- Bemoeizucht van overheid volgens economisch liberalisme schadelijk
Nationalisme: burgers die zich verzetten tegen bestaande orde, hadden liefde voor hun
eigen volk en vonden dat volken recht hadden op eigen staat, een natiestaat.
Conservatisme: wilde de historisch gegroeide toestand zo veel mogelijk behouden. >>
vonden vrijheid en gelijkheid gevaarlijk.
Door groeiend verzet tegen autoritaire monarchieën hield de orde van Congres van Wenen
geen stand. Hierbij kwamen staten bij elkaar voor een machtsevenwicht om orde te krijgen
- Eerst maakte Griekenland en Servië zich los van Ottomaanse gebied
- In 1830 scheidde België zich van Nederland
- In 1848 maakte een volksopstand een einde aan Franse monarchie >> koning
vluchtte, en liberalen namen de macht over >> Frankrijk werd republiek.
In Duitse rijk begreep Bismarck (conservatieve Pruisische kanselier = minister-president) dat
hij nationalisme beter kon gebruiken dan bestrijden. >> wakkerde nationale gevoelens aan
om een Duitsland zonder Oostenrijk onder leiden van Pruisen te krijgen.
- Hij lokte daarvoor drie oorlogen uit die door Pruisen werden gewonnen
- Nationale enthousiasme gebruikte hij om Duitse vorsten zich aan te laten sluiten bij
Pruisen. >> de stadsstaten en monarchieën gingen op in het nieuwe Duitsland.
Eind 19e eeuw een agressief nationalisme > dat eigen volk verheerlijkte en ander volken als
minderwaardig zag.
Het socialisme bestreed verschillen in macht en inkomen. In de tweede helft van de 19e
eeuw werd het een massabeweging, vooral in Duitsland.
De Duitse socialistisch partij geloofde als marxisten in:
- Een socialistische revolutie om de staat over te nemen
- Het omverwerpen van het kapitalisme
- Het in staatseigendom brengen van de productiemiddelen
- Een klasseloze maatschappij met productie voor de behoeften van mensen