Hoorcolleges Brein en omgeving
Inhoudsopgave
Hoorcolleges Brein en omgeving.................................................................................................................... 1
Hoorcollege 9: Perinatale risico factoren........................................................................................................ 1
Hoorcollege 10: Uitkomsten van een suboptimale ontwikkeling: Autisme......................................................4
Hoorcollege 11: Stress.................................................................................................................................... 9
Hoorcollege 12: disregulatie......................................................................................................................... 16
Hoorcollege 13: het bevorderen van een optimale ontwikkeling in de context van het gezin........................19
Hoorcollege 14: de rol institutionele contexten............................................................................................22
Hoorcollege 9: Perinatale risico factoren
Ons brein bestaat uit:
1. Hersenen biologische prosessen genetisch, hormonaal en chemisch
2. verstand en gevoel psychologische processen waarneming, denken, voelen en
evalueren, ervaringen en hechting.
De omgeving bestaat uit:
1. Geografische en fysieke omgeving
2. Sociale, maatschappelijke en economische omgeving
3. Biologische omgeving
Er is voortdurende informatie-uitwisseling en wederzijdse beïnvloeding tussen al deze
elementen.
Factoren die individuele ontwikkeling sturen
- Biologische processen
o Genetisch, hormonaal etc.
- Omgeving
- Psychologische processen
o Hechting, cognities, gevoelens en emoties
Ook hier is continue uitwisseling en wederzijdse interactie tussen
de elementen.
Model van Bronfenbrenner met het kind in het midden en zijn
omgeving er omheen in verschillende lagen.
Genetische ervaring werkt steeds door in de families. Ontstaan uit
dezelfde genen maar ontwikkelen zich toch net iets anders.
Problemen komen voor als er risico factoren zijn.
1
, - Perinatale risicofactoren horen bij de start van het leven, zoals bij de conceptie,
tijdens de zwangerschap, geboorte of in de 1e maand na de geboorte.
Timing is hierbij van groot belang, dus wanneer doen de risico factoren zich voor. Ook is
focus belangrijk want waar praten we precies over? Alle biologische en psychologische
processen zijn in deze periode van belang voor de verdere ontwikkeling.
Onder ontwikkeling problemen vallen alle ontwikkeling uitkomsten van een peuter, kleuter,
schoolkind, puber, adolescent en volwassene die samenhang laten zie met perinatale
risicofactoren zijn van belang.
Perinatale risicofactoren:
- Factoren in de omgeving
- Factoren gerelateerd aan zwangerschap en de ouders
- Factoren gerelateerd aan het kind zelf
Prenatale blootstelling aan giftige stoffen kan ernstige consequenties hebben voor de
hersenontwikkeling van het kind
- Genotsmiddelen: nicotine, alcohol, drugs (heroïne, methadon, cocaïne)
- Medicatie: anti-epileptica (verschillende vormen) (ook ant-depressiva; anti-
diabetica)
- Blootstelling door onbewust contact (huisvesting, beroep, voeding): organische
oplosmiddelen (tolueen, polychloorbifenylen = PCBs), pesticiden, of zware metalen
(lood, cadmium, kwik)
PFAS = poly- en perfluoralkylstoffen door de mens gemaakte stoffen die een
risico vormen voor de gezondheid van mensen en het milieu. PFOS
perfluoroctaansulfonaten (perfluoroctaansulfonaten) en PFOA perfluoro
octanoic acid (perfluoroctaanzuur) en GenX-stoffen.
Factoren in de omgeving:
Schadelijkheid PFOS; PFOA en GenX stoffen
- Niet of nauwelijks afbreken in het milieu (ze zijn persistent), en lossen dus niet op
- Schadelijke effecten kunnen geven in mensen en het milieu (ze zijn toxisch)
- Zich gemakkelijk en snel verspreiden in het milieu (ze zijn mobiel) en/of ophopen in
het menselijk lichaam, in dieren en planten (ze zijn bioaccumulerend)
- Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem
en op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk
kankerverwekkend en schadelijk voor de natuur.
- De precieze eigenschappen verschillen per specifieke PFAS. De ene PFAS verspreidt
zich bijvoorbeeld sneller of is schadelijker dan de andere PFAS. Ook zijn er heel veel
PFAS waar nog weinig over bekend is. Van deze PFAS is dus niet duidelijk of ze
ongewenste eigenschappen hebben. We weten wel dat veel PFAS niet of nauwelijks
afbreken in het milieu.
Studies suggereren dat blootstelling aan PFAS mogelijk kan leiden tot:
- Een vergroot risico op schildklier problemen
- Verhoogd cholesterol
- Afname van het positief effect van vaccinaties
- Afname in vruchtbaarheid bij vrouwen
2
, - Toename van hoge bloeddruk en preeclampsie (te hoge bloeddruk ook voor het kind
waardoor het kind eerder gehaald moet worden)
- Lager geboortegewicht. Dit zorgt weer dat het brein meer kwetsbaar is.
Factoren gerelateerd aan de zwangerschap en de ouders
- Epilepsie medicatie
- Depressie medicatie
o Gerelateerd aan specifieke maternale problemen
- Roken
o Roken tijdens de zwangerschap is geassocieerd aan een lager geboorte
gewicht, kleiner hoofdomtrek, een kortere zwangerschapsduur en lagere
apgar scores (conditie na de geboorte).
o Ook tweede hands roken heeft invloed op de baby. Dit kan zorgen dat de
baby minder slaapt, gemiddeld 15 minuten minder als in een huis waarin niet
gerookt wordt.
o Roken van vaders gedurende de
zwangerschap is gerelateerd aan
ADHD in kinderen van 4-12.
Mogelijk kan ook dat deze vaders
aanleg hadden voor ADHD.
- Alcohol
o Bij alcohol gebruik van moeders
tijdens de zwangerschap is een
lichte relatie gevonden met het
uiterlijk. Gerelateerd aan het Fetal
Alcohol Syndrome (FASD)
o Kinderen met FASD hebben meer
moeite met executieve functies.
- Drugs
o Het gebruik van heroïne of methadon tijdens de zwangerschap kan leiden tot
neonatale abstinentiesyndroom (NAS) onthoudingsverschijnselen. Dit is
direct bij de geboorte en is direct een behandeling voor nodig die wel drie
weken kan duren.
o Vanaf het tweede levensjaar is er een groot verschil met intelligentie en
vooral taalvaardigheid met kinderen die geen moeders hebben die drugs
hebben gebruikt.
Voor vrijwel alle stoffen geldt dat niet over rechtstreekse causale verbanden met
ontwikkelingsuitkomsten gesproken kan worden. Blootstelling aan toxische stoffen is
meestal verweven in een multicausaal patroon van meerdere pre- en postnatale
risicofactoren van genetische, neurobiologische, psychologische en sociaaleconomische
aard, waarbij de doses en timing en sekse van het kind ook belangrijk zijn: jongens hebben
vaker slechtere uitkomsten dan meisjes.
Bij vermoeden van blootstelling van een kind aan neurotoxische stoffen of
middelengebruik tijdens de zwangerschap, is het voor een clinicus zinvol om na te
vragen waar de moeder heeft gewoond en wat haar werk was tijdens de
3