Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2009). The effects of instant messaging on the quality of
adolescents’ existing friendships: A longitudinal study. Journal of Communication, 59,
7997. doi:10.1111/j.1460-2466.2008.01405.x
Hypothese:
De positieve relaties tussen verschillende soorten internetcommunicatie en de kwaliteit van
bestaande vriendschappen, die zijn gevonden in eerder onderzoek, kunnen volledig worden
verklaard door internet versterkte, intieme zelfonthulling.
Onafhankelijke variabele:
De positieve relaties tussen verschillende soorten internetcommunicatie en de kwaliteit van
bestaande vriendschappen
Afhankelijke variabele:
Internet versterkte, intieme zelfonthulling.
Methode:
812 Nederlandse adolescenten tussen 10-17 jaar, helft man helft vrouw. Door middel van
vragenlijsten 2 keer met een interval van een half jaar. Er is 30% van de participanten
verloren gegaan na de eerste keer interviewen.
Resultaten:
In het eerste interview gebruikten de participanten ‘instant messaging’ gemiddeld 1 uur en 22
minuten per dag. In het tweede interview gemiddeld 1 uur en 23 minuten per dag. In beide
interviews kwam het antwoord ‘vaak’ een ‘altijd’ voor toen werd gevraagd of de participanten
‘instant messaging’ gebruiken om te communiceren met al bestaande vrienden.
Discussie:
Er is gevonden dat alle adolescenten ‘instant messaging’ gebruiken om te communiceren met
hun al bestaande vrienden en de kwaliteit van de bestaande vriendschappen verbeterd. De
kwaliteit van vriendschap beinvloedde niet het gebruik van ‘instant messaging’. Adolescenten
gebruiken ‘instant messaging’ om hun vriendschappen te onderhouden.
Het gebruik van ‘instant messaging’ stimuleert adolescenten om hen intiem op het internet op
te stellen. Dit verbeterde de kwaliteit van hun vriendschappen. ‘Instant messaging’ geeft
adolescenten de kans om over meer intieme onderwerpen te praten met hun vrienden dan zij
doen in offline omgevingen. Adolescenten die meer online onthullen, ontwikkelen een
kwalitatief hogere vriendschap en diezelfde adolescenten zijn dan weer meer geneigd om zich
te onthullen aan andere vrienden.
De positieve uitkomsten in dit onderzoek kunnen ook veel negatieve effecten hebben zoals:
online intimidatie, cyberpesten en beledigend taalgebruik online. Er is meer onderzoek nodig
om te kijken naar wat voor nadelige effecten verschillende vormen van online communicatie
hebben.
,Nielsen, M. B., Harris, A., Pallesen, S., & Einarsen, S. V. (2020). Workplace bullying and
sleep – A systematic review and meta-analysis of the research literature. Sleep Medicine
Reviews, 51, 101289. doi:10.1016/j.smrv.2020.101289
Hypothese
Pesten op de werkvloer leidt tot slaapproblemen
Mediator en moderator
Mogelijke mediator: pesten leidt tot andere gezondheidsproblemen en verminderde
mogelijkheid om te werken.
Er zijn 4 studies geweest die moderatoren van het verband slaapproblemen en pesten
onderzochten. Zo is er negatieve affectiviteit die de moderator was van blootstelling aan
interpersoonlijke conflicten op de werkplek en indicatoren van slaapproblemen. Zo was
positieve affectiviteit de moderator van dezelfde studie en hier werd gevonden dat de
conflicten en slaapproblemen matigden.
In een andere studie was geen moderator gevonden voor het effect van lichamelijke activiteit
in de vrije tijd op pesten op het werk en daaropvolgend slaapproblemen. Ook gender en
pesten op de werkvloer is geen interactie voor gevonden.
In een Japanse studie werd de moderator gevonden dat de relatie tussen een aanhoudende
conflicten en slaapproblemen sterker waren onder uitzendkrachten dan onder vaste
werknemers.
Resultaten
Uit het onderzoek is gebleken dat pesten op de werkvloer inderdaad leidt tot slaapproblemen.
Discussie
De onderzoekers geven aan dat er meerdere gaten zitten in hun kennis over de relatie tussen
pesten en slaap en geven aan dat dit in toekomstig onderzoek moet worden genoemd. Er
wordt genoemd dat de impact van pesten op slaap niet wordt onderzocht.
Carney, D. R., Cuddy, A. J., & Yap, A. J. (2010). Power posing: Brief nonverbal displays
affect neuroendocrine levels and risk tolerance. Psychological Science, 21, 1363-1368.
doi:10.1177/0956797610383437
Hypothese:
High-power poses (vergeleken met low-power poses) zorgen ervoor dat individuen verhoogd
testosteron, verlaagd cortisol, verhoogd gevoel van vermogen en een hogere risicotolerantie
hebben.
Onafhankelijke variabele:
High-power poses
Afhankelijke variabele:
Verhoogd testosteron, verlaagd cortisol, verhoogd gevoel van vermogen en een hogere
risicotolerantie.
, De auteurs verwachten deze relatie omdat zij benoemen dat sociale groepen met een laag
vermogen een hogere kans hebben op stress gerelateerde ziekten dan sociale groepen met een
hoog vermogen. Dit is gedeeltelijk toe te schrijven aan hun chronisch verhoogde cortisol.
Methode:
De onderzoekers wijzen 42 participanten aselect aan om de high-power-pose of low-power-
pose uit te voeren. Elke participant moest de twee poses voor 1 minuut per keer vasthouden en
vervolgens werden de risico’s die participanten namen gemeten met een gokspel, hun
machtsgevoel met zelfrapportages en door middel van speekselmonsters werden cortisol- en
testosteronniveaus getest.
Dit lijkt mij niet helemaal een goede manier om de hypothese te toetsen. Vooral het gokspel,
er is niet duidelijk of iemand een risico nemend karakter heeft. Sommige mensen durven nou
eenmaal meer risico’s te nemen, dat hoeft niet alleen afhankelijk te zijn van de high- of low-
power-pose. Ook het machtsgevoel dat iemand heeft kan afhankelijk zijn van andere factoren
zoals omgeving, opvoeding en onderwijs.
Resultaten:
De belangrijkste conclusie is dat een manipulatie van een 2 minuten durende power-pose
voldoende is om de fysiologische-, mentale- en gevoelstoestanden van de participanten
aanzienlijk verandert.
Discussie:
De onderzoekers benoemen dat fysiologische veranderingen ook zouden kunnen komen door
eenvoudige gedragingen zoals een hoofdknik of een glimlach, die ook de loop van iemands
dag zouden kunnen veranderen. Ook zeggen zij dat psychologische constructen, zoals macht,
ook met een non-verbaal patroon kan worden belichaamd. Ik constateer dat de onderzoekers
voorzichtig zijn in het trekken van een conclusie.
Week 19
Lilienfeld, S. O., Ritschel, L. A., Lynn, S. J., Cautin, R. L., & Latzman, R. D. (2014).
Why ineffective psychotherapies appear to work: A taxonomy of causes of spurious
therapeutic effectiveness. Perspectives on Psychological Science, 9, 355-387.
doi:10.1016/S0140- 6736(04)16200-4.
Hypothese
Er wordt gesteld dat een aantal GGZ-professionals onvoldoende op de hoogte zijn van de vele
redenen waarom ineffectieve of zelfs schadelijke behandelingen met het blote oog effectief
lijken.
De vier onderliggende cognitieve belemmeringen voor het verbeteren van de psychotherapie
zijn: naive realism, confirmation bias, illusory causation en the illusion of control.
Doelen van het artikel: p. 357