Het behouden huis:
Stellingen
1) De vele details in het boek helpt met visualiseren.
2) De Nederlander in het boek is te ver gegaan.
3) Het boek is een realistische vergelijking tussen boek en realiteit.
4) De schrijver had een beter bijpassende titel mogen kiezen.
5) Het boek geeft een andere kijk op de tweede wereldoorlog (partizanenleger).
6) Ik zou net als de Nederlander in het huis blijven leven.
7) “Chaos” is het belangrijkste motief in het boek.
8) Er is weinig verteld over de hoofdpersoon.
Samenvatting
Een Nederlander heeft zich aangesloten bij het partisanenleger. Dit is een mengelmoes van mensen uit allerlei
landen die tegen de Duitsers vechten. De hoofdpersoon heeft wel een groot probleem want hij verstaat
eigenlijk niemand in het leger. Er is een Spanjaard die een paar woorden Frans spreekt en waarmee hij dus wat
woorden kan uitwisselen. Als ze weer een stadje veroverd hebben, krijgt de Nederlander een bevel van de
kolonel. Hij kan de kolonel niet verstaan en vangt alleen het woord boobytrap op. Kennelijk is het de bedoeling
dat hij het stadje op boobytraps gaat controleren. Hij gaat alleen het stadje in en vindt een behouden huis, een
huis dat van binnen en van buiten nog helemaal intact is. Er staat zelfs een pan soep te pruttelen. Hij vermoedt
dat er nog iemand in het huis is en op de bovenverdieping is een kamer op slot. In het huis neemt hij een bad
en spoelt het vuil van de oorlog van zich af. Hij doet zijn vieze uniform niet meer aan, ook niet als hij overal om
hem heen bommen hoort vallen. Als de bel gaat, staat er een Duitse soldaat voor de deur die aanneemt dat de
Nederlander de bewoner van het huis is. Het stadje is heroverd en er zullen Duitse officieren in het huis
ondergebracht worden. De Nederlander staat hem vriendelijk te woord en haast zich daarna om zijn vieze
partisanenuniform op te bergen. Hij besluit zich voor te blijven doen als de bewoner van het huis.
De Duitse officieren wonen bij hem in en gedragen zich prima. Uit het stadje heeft de Nederlander een kat
bevrijd die hij nu als huisdier heeft. De kat wil echter heel erg graag de gesloten kamer in en de Nederlander
weet nog steeds niet wat daar inzit. Hij is bang dat de Duitsers zullen merken dat hij zelf de kamer niet in kan
waaruit ze zullen concluderen dat hij niet de man des huizes is.
Op een dag komt de echte eigenaar van het huis terug. Hij is verbaasd om de Nederlander in zijn kleding rond
te zien lopen. De Nederlander wil in het huis blijven en vermoordt daarom de man, maar dan duikt ook de
vrouw van de eigenaar op. Hij doodt haar ook. Het lichaam van de man is uit het raam in de struiken gevallen
en dus niet te zien. Het lichaam van de vrouw legt hij in zijn bed.
Maar er is nog een man in het huis. de gesloten kamer is geopend en daarin blijken allemaal aquaria te staan.
Het is een oude man die de Nederlander niet lijkt te horen. De oude man vertelt over zijn bijzondere vissen en
pleit dat zij voer moeten krijgen. Ondertussen beginnen er weer bommen te vallen en de Nederlander weet
niet wat hij moet doen met de oude man. Dus sluit hij hem op in de kamer met de vissen.
De bommen en het geweervuur dat hij hoorde, was de herovering van het stadje door de partisanen. Een
Duitse kolonel komt hem dat vertellen. De Nederlander neemt de kolonel als krijgsgevangene en probeert de
oude man duidelijk te maken dat de andere partij in de stad is en dat hij dus op zijn woorden moet letten.
De oude troep partisanen waar de Nederlander ook bij hoorde, heeft de stad weer ingenomen en wanneer de
Spanjaard vraagt waar hij al die tijd is geweest, zegt hij dat hij gevangen werd gehouden door de Duitsers, maar
dat de Duitsers vluchtten en hij daardoor kon ontsnappen. Hij vertelt ook dat hij een Duitser als
krijgsgevangene heeft. De partisanen plunderen het huis en doden de kolonel en de oude man. Ook de vissen
overleven het niet. Voor de troep waarbij de Nederlander zich weer aangesloten heeft het stadje verlaat, gooit
de Nederlander een handgranaat in het huis waardoor alle ramen springen.
Analyse
Personages
Bij Hermans zijn de personages primair ideeëndragers. Ze dienen slechts om door hun handelen de centrale
idee te demonstreren. Uitgewerkte psychologische karakters zal men bij hem dan ook niet tegenkomen.
, Bijfiguren dienen slechts om de hoofdpersoon in zijn denken en doen wat meer profiel te geven.
Hermans' personages bevinden zich altijd in een beroerde situatie, waarin ze van hun medemensen geen heil
te verwachten hebben. Hun bestaan is doorgaans zinloos; hun situatie wordt bepaald door toevalligheden. Ze
hebben geen greep op de werkelijkheid, kennen zichzelf noch de ander.
Aan dit profiel voldoet ook de ik verteller in Het behouden huis. In de chaos probeert hij met illusies te leven.
Schijnzekerheden zouden een houvast moeten bieden. Maar hij beseft terdege, dat het louter eigen bedenksels
zijn. Met zijn hoofd in zijn handen overpeinst hij: 'Deze benen schaal met zijn bekleding van beweeglijk vel,
daar komt alles vandaan: de andere mensen, de wereld, de oorlog, de dromen, de woorden, de daden die zo
vanzelf gaan dat men zich niet kan voorstellen ooit tot nadenken in staat geweest te zijn' (p. 62).
Echt contact tussen mensen komt vrijwel nooit tot stand. Integendeel, onbegrip, wantrouwen en misleiding
vormen de regel. Ieder zit opgesloten in zijn eigen wereld(je) en kan niet wezenlijk tot de ander doordringen.
Nooit weet men zeker waar men met de ander aan toe is. 'Bij gebrek aan bewijs' neemt men maar aan, 'dat zij
wel ongeveer hetzelfde zijn als je zelf bent' (p. 12).
Zodra de maatschappelijke controle wegvalt - waaraan de mens zich uit eigenbelang onderwerpt -, blijkt de
mens tot de ergste wreedheden in staat. Leugen en bedrog, hebzucht en zelfhandhaving vieren hoogtij. Het
behoeft geen verdere toelichting, dat de ik verteller in Het behouden huis op en top een Hermans-figuur is.
Er zijn wel wat personages maar die komen maar een enkele keer voor in het boek en je komt niet eens te
weten hoe ze heten zoals, de man met de vissen. Een oude man die veel waarde hecht aan zijn zeldzame vissen
die hei verstopt heeft in het huis. De man is Duits en leeft in zijn eigen wereld. Hij toont respect voor de
Duitsers om zo niet opgepakt te worden, door de Duitsers die weten dat hij daar zit. Maar toen de Sovjets
kwamen en hij heil Hitler riep was het snel gebeurt met de oude man. Verder is de Duitse admiraal weleens in
het huis maar daar hoor je verder weinig van. Als laatst zijn is er nog de oorspronkelijke bewoner van het huis,
tenminste dat zegt hij. Of dat ook waar is weet je niet.
Thematiek
Hermans heeft er nooit een geheim van gemaakt, dat zijn proza moet dienen om zijn visie op mens en wereld
kenbaar te maken. Die visie is uitgesproken pessimistisch. Hij huldigt het Romeinse adagium: 'homo homini
lupus': de mens is voor zijn medemens een wolf. Niet uit morele, maar louter uit praktische overwegingen
wordt er een zekere maatschappelijke orde in standgehouden. Men noemt dat 'beschaving'. Maar in wezen
handelt de mens puur uit eigenbelang. Zodra het eigenbelang ertoe leidt de maatschappelijke code te
verbreken, doet de mens dat.
Een oorlogssituatie is volgens Hermans het meest representatief voor het menselijk bestaan. Dan toont de
mens zijn ware aard en blijkt wat 'beschaving' heet slechts een dun laagje vernis. Dan toont de mens, dat hij
erop is aangelegd de ander te vertrappen en te overweldigen. In een oorlogssituatie komt aan het licht wat
orde en beschaving werkelijk waard zijn: niets. Dan bewijst ook de samenleving als geheel, dat ze in essentie
slechts een chaos vormt, waar niets zinnigs over te zeggen valt en waar alles willekeurig gebeurt, zonder
logische samenhang, zonder hoger doel.
Door de taal wordt de chaos nog vergroot. De taal blijkt volstrekt ontoereikend om gedachten of plannen tot
uitdrukking te brengen zonder verwarring of vervalsing. Onze woordenschat is immers ten enen male
ontoereikend om de oneindig gecompliceerde werkelijkheid te vatten. Er is maar één woord, dat de
werkelijkheid enigszins adequaat typeert: chaos.
Deze visie van Hermans beheerst ook Het behouden huis. Communicatie via de taal is een fictie. Noch met zijn
medestrijders noch met de dove oude man kan de ik-figuur een gesprek voeren. Ergens in het verhaal staat de
verteller ook letterlijk met zijn mond vol tanden (p. 88). En het taalgebruik met de Duitsers staat volledig in het
teken van misleiding en bedrog.
Het meest centraal staat in de novelle de tegenstelling tussen cultuur/orde en chaos. De ik verteller komt uit
een chaotische situatie: onoverzichtelijke gevechten, waarin de soldaten hun commandant niet verstaan en
soms onder eigen vuur liggen. Aan het eind van het verhaal trekt hij verder met de partizanen, de alom