Fundamenten
Week 1
Hoorcollege 1
Probleem met taal; woorden betekenen niet voor iedereen hetzelfde
> woorden veranderen ook van betekenis > het begrip ‘stad’
Wetenschapsfilosofie; over alle wetenschappen heen
Wetenschapsgeschiedenis; de geschiedenis van de geografie, van een subdiscipline, van een regio
Wetenschapssociologie; beschrijft wetenschap als proces en gemeenschap
Ontologie; wat is de werkelijkheid eigenlijk?
Epistemologie; en hoe interpreteren/kennen we die werkelijkheid?
Positivisme; ‘what you see is what you get’
- er is (één) ‘kenbare’ werkelijkheid, die we onderzoeken
> wat we daarin ontdekken, is waar
Logisch positivisme – de Wiener Kreis
- logica en mathematica (prior knowledge); de aarde is een planeet
- empirische wetenschap (posterior knowledge); het klimaat verandert
Hoorcollege 2
Vier onfrisse episodes uit de 19e eeuw;
1) Auguste Comte
- positivist; we gaan de werkelijkheid stap voor stap onthullen
- fysica inmiddels zo ver, chemie bijna, sociale fysica volgen binnenkort
> samenlevingen kun je ook zo zien
2) Charles Darwin
- survival of the fittest
- Sociaal Darwinisme; volkeren elders staan lager op de ladder
3) determinisme (Ratzel)
- een uitwas van nomothetisch denken
4) Humboldt en het kolonialisme
Kennisclip Popper
Popper; onderzoekers beginnen met krachtige hypothesen die ze gaan falsificeren
Kennisclip Ratzel & Vidal
Ratzel: grondlegger van de geografie in Duitsland
- sterk deterministisch / nomothetisch > (oorzaak-gevolg)wetten formuleren
- wereldsysteem; gebied is deel van een veel groter geheel
,Vidal: grondlegger van de geografie in Frankrijk
- geografie is possibilistisch; er zijn dictaten van de natuur maar de natuur biedt mogelijkheden aan
de mens
- ideografisch; we moeten op zoek naar het unieke
- dacht in regio’s > pays > genre de vie
Kennisclip Von Humboldt
Humboldt kwam met een theorie dat mensen het klimaat kunnen beïnvloeden
Couper H1
Filosofieën; zijn als muziekgenres > filosofieën binnen een genre zijn niet precies hetzelfde, maar er
zijn gelijkheden
Drie filosofische termen die vaak worden gebruikt m.b.t. hoe we onderzoek doen;
- metafysica; de tak van de filosofie die zich bezighoudt de ‘eerste beginselen’ (fundamenten) van
zaken als bestaan, tijd, ruimte, en identiteit > omvat ontologie
- ontologie; gaat over wat bestaat en wat het betekent om te bestaan
- epistemologie; de studie van hoe we weten, de leer van de kennis
Theorie; een gegeneraliseerd, abstract idee over de relaties tussen verschijnselen
Vijf verschillende reacties op de vraag; wat is een strand?
1) materialistisch; herkent alleen het bestaan van fysieke of materiële kenmerken
- empirisme; de bewering dat onze zintuigen onze enige veilige bron van kennis zijn
2) morfodynamisch; hangt ook af van waarneembare, materiële fenomenen, maar dit keer met
prioriteit voor de relaties ertussen en het functioneren van geomorfologische en biogeografische
processen; wat gebeurt er waar en wanner, in welk tempo, hoe werken de verschillende onderdelen
op elkaar in?
3a) naturalistisch; de samenleving kan op dezelfde manier worden bestudeerd als de natuurlijke
wereld, met behulp van methodologische benaderingen die identiek zijn aan die in de
natuurwetenschappen
3b) structuralistisch; economische en politieke structuren van de samenleving worden beschouwd,
en hoe deze structuren de relaties tussen strandbezoekers en lokale bewoners vormgeven
3c) realistisch; een echte wereld bestaat, onafhankelijk van ons als individuen
4) fenomenologisch; fenomenologie; ontwikkeld om specifiek te focussen op het bestuderen van
menselijke ervaring en dingen zoals we ze ervaren
5) sociaal constructivisme; besteed aandacht aan sociale regels en verwachtingen die buiten ons als
individuen liggen
Realisme; de veronderstelling dat weten dat objecten echt bestaan, onafhankelijk van ons
> direct tegengestelde visie; idealisme; er bestaat niks buiten onze geest
- wetenschappelijk realisme omvat toewijding aan drie ideeën;
1) er bestaan ‘echte’ waarneembare en niet-waarneembare objecten, die onafhankelijk van onze
geest bestaan > dit is een metafysische verbintenis
2) onze wetenschappelijke theorieën over waarneembare en niet-waarneembare objecten zijn waar;
ze komen overeen met hoe de wereld werkelijk is > dit is een semantische verbintenis
, > semantiek; wetenschap die de ontwikkeling van de betekenis en het gebruik van woorden
en taal bestudeert
3) de waarheid over deze waarneembare en niet-waarneembare objecten kunnen we kennen, en dus
kunnen we weten dat onze theorieën waar zijn > dit is een epistemologische verplichting
Instrumentale visie; sommige mensen beweren dat we de wereld nooit kunnen kennen zoals hij
werkelijk is, maar alleen zoals hij aan ons verschijnt; het gaat er bij wetenschappelijke theorieën niet
om dat ze ‘waar’ zijn, maar dat ze lijken te werken
Couper H2
This directly contrasts with 'systematic' (nomothetic) geography, whose end goal is generalizable
knowledge, transferable from one place to another.
The positive philosophy of Auguste Comte
Comte; drie opeenvolgende fasen;
1) de ‘theologische’ fase; samenleving probeert verschijnselen te verklaren d.m.v. bovennatuurlijke
middelen of gepersonifieerde goden
2) de ‘metafysische’ fase; de wereld wordt nog steeds verklaard door te verwijzen naar het
bovennatuurlijke, maar dit is abstracter geworden; een enkele allesomvattende entiteit
3) de ‘positieve’ fase; aandacht verschuift naar het verklaren van de wereld in termen van relaties
tussen verschijnselen en de natuurwetten die hun gedrag bepalen; de wereld beschrijven en hoe
deze werkt; observatie en rede
Daarna > Classificatie van wetenschappen; meest ‘simpele’ wetenschappen werden als eerst
positivistisch; astronomie > natuurkunde > scheikunde > sociale wetenschappen.
Daarna > pleitte Comte voor de toepassing van positivistische methoden op de studie van de
samenleving.
Unwin beschrijft het positivisme als; gebaseerd op de overtuiging dat fenomenen van de sociale
wereld niet verschillen van de natuurlijke wereld, en dat ze daarom met vergelijkbare middelen
onderzocht kunnen worden > positivisme is een naturalistische doctrine.
De centrale methode van positivisme is observatie, en dus zou het ontwikkelen van een positivistisch
begrip van sociale verandering een historische observatiemethode vereisen.
2.3 The Vienna Circle: Logical positivism
The Vienna Circle: een groep filosofen, wetenschappers, en wiskundigen aan de universiteit van
Wenen in de 1920s en vroege 1930s
- filosofie; positivistisch en empirisch, vergezeld van een afwijzing van de metafysica
> enige parallellen met elementen van Comte’s positivisme
Primaire focus van logisch positivisme; taal en betekenis
> ’Two central planks’ van Frost-Arnold
1) ‘unity of science’; wetenschappen zijn van elkaar afhankelijk; piramide
, - logisch positivisme; er moet 1 taal zijn waarin alle wetenschappen worden uitgedrukt
2) ‘verification principle of meaning’; de betekenis van een verklaring is een verificatiemethode
- logisch positivisme; aandacht ging uit naar uitspraken (of stellingen) in tegenstelling tot andere
soort zinnen, zoals vragen of bevelen; uitspraken drukken uit hoe dingen zijn
> een uitspraak kan op twee manieren waar zijn;
1) analytische verklaring; is logisch waar, simpelweg vanwege de betekenis ervan
> priori knowledge; het is onafhankelijk en dus ‘prior to’ (voorafgaand) ervaring
2) synthetische verklaring; de waarheid is afhankelijk van de staat van de wereld
> posteriori knowledge; afhankelijk van ervaring, dus domein van empirische wetenschap
Voor de logisch-positivisten heeft een synthetische uitspraak alleen cognitieve betekenis als de
waarheid of onwaarheid ervan een verschil maakt in de wereld
- voorbeeld over regen; als dit soort verificatie niet mogelijk is, heeft de uitspraak geen cognitieve
betekenis
- voor de logisch positivisten is de bewering dat God bestaat niet waar of onwaar; het is zinloos,
omdat er geen manier is om het te verifiëren
2.4 Positivist geography and its crisis
Twee belangrijke punten volgen uit het bovenstaande verslag van het positivisme;
1) positivisme omdat naturalisme; het idee dat sociale verschijnselen kunnen worden bestudeerd
met dezelfde methoden die gebruikt worden om natuurlijke verschijnselen te bestuderen
2) het positivisme ging uit van een beschrijving van hoe (natuur)wetenschap werkt, wat vervolg
leidde tot voorschriften voor hoe sociale wetenschappen zouden moeten werken
Kwantitatieve Revolutie; in de jaren 1950 en ’60 wendden de geografen zich tot het positivisme
- was niet volledig positivistisch; maar de revolutie bracht diepgaande methodologische
veranderingen op alle niveaus met zich mee, met duidelijke positivistische thema’s
- de overgang naar een systematische geografie ging gepaard met een nadruk op empirisme en op
het gebruik van kwantitatieve methoden om ruimtelijke patronen en causale verbanden te
identificeren en te analyseren
Kritiek op positivisme;
1) generalisatie; zorgen om mensen als individuen, niet alle menselijke ervaringen kunnen worden
gekwantificeerd
2) neiging om reductionistisch te zijn; om fenomenen te reduceren tot de onderliggende,
eenvoudigere en meer algemeen toepasbare componenten
De Pater, B. C. (2001). Geography and Geographers in the Netherlands since the 1870s:
Serving Colonialism, Education, and the Welfare State
De twee tradities van de antieke geografie
Strabo; Geographika; meer dan een encyclopedische beschrijving
- verklaringen, verbanden
- maakte geografisch onderscheid tussen site en situation
- encyclopedisch gedeelte past bij de tweede traditie in antieke geografie
> historiografische of logografische traditie; sterk beschrijvend van aard