Samenvatting Anatomie p8
Aspecifieke afweer
Is afweer tegen alle mogelijke ziekteverwekkers vanuit inwendige en uitwendige milieu. 2
kenmerken:
- Verdediging tegen alle ziekteverwekkers gericht
- Verdediging is aangeboren
Eerste afweerlinie is de huid en slijmvliezen. Inwendig is de tweede afweerlinie. Belangrijk is de
ontstekingsreactie.
Eerste afweerlinie (dekweefsel van de huid en slijmvliezen samen)
Belangrijkste zijn:
- Buitenste laag opperhuid, door dode, verhoornde cellen
- Zweet en talgklieren, door de PH waarde 5 (te zuur)
- Speeksel, traanvocht en slijm, door lysozym, antibacterieel enzym
- Kleverig slijm trilhaarepitheel
- Maagslijmvlies, sterke zoutzuuroplossing
- Urinewegen door urine zelf
- Slijm vagina erg zuur
- Goed bacteriën bacterieflora
Tweede afweerlinie
Granulocyten: witte bloedcellen, komen af op beschadigde lichaamscellen en afvalstoffen
van bacteriën. Daarbij fagocyteren ze, gaan daarbij zelf ook meestal dood.
Macrofagen: Witte bloedcellen. Grote eters, ruimen ziekteverwekkers in bindweefsel op,
gaan niet zomaar dood
Killercellen: lymfocyten vanuit zwezerik. Doden aangetaste lichaamscellen ook abnormale
cellen die bijv kanker kan worden. Breken celmembraan open.
Interferonen: Eiwitten, gemaakt wanneer lichaamscellen worden aangevallen. Alarmstoffen
die ervoor zorgen dat fagocyterende witte bloedcellen aantrekken.
Ontsteking (natuurlijke reactie op beschadigd weefsel)
Gekenmerkt door 6 verschijnselen:
- Roodheid (rubor)
- Warmte (calor)
- Zwelling (tumor)
- Pijn (dolor)
- Pus
- Gestoorde functie
Worden enorm veel alarmstoffen afgegeven ontstekingsmediatoren. Één daarvan is histamine,
zorgt voor plaatselijke bloedvatverwijding van arteriolen. Daardoor roodheid en warmte. Daarna
zwelling door weefselvocht en dit kan pijn doen. Na een uur veel fagocyterende witte bloedcellen
aan, aangetrokken door alarmstoffen. Door “veldslag” met indringers ontstaat pus. Bestaat uit:
- Dode witte bloedcellen
, - Dode weefselcellen
- Dode ziekteverwekkers
- Weefselvocht
Lichaam kan ook met koorts reageren (>38), heeft een gunstige invloed op afweer. Remt de groei van
ziekteverwekkers en versnelt fagocytose proces en stimuleert weefselherstel.
Specifieke afweer
Hier zorgt het immuunsysteem voor, zorgt voor minder vatbaar of niet vatbaar voor zijn.
Onvatbaarheid wordt immuniteit genoemd. Belangrijk hiervoor zijn antigenen en lymfocyten.
Antigenen: stoffen die door ziekteverwekkers gevormd zijn of eiwitten aan buitenkant
lichaamsvreemde cellen. Hierdoor wordt aanwezigheid verraden, ook lokt het reactie
immuunsysteem uit.
Lymfocyten: Twee soorten
- B- lymfocyt: gevormd uit bloedstamcellen uit rood beenmerg. Bij nieuw antigeen sterk
vermeerderen. Snelle cel deling wordt klonale expansie genoemd. Sommige specifiek
antistoffen aanmaken (immunoglobulinen). De antistof maakt bijhorende ziekteverwekker
onschadelijk. Kunnen per 1 B-lymfocyt 1 antistof maken. Na expansie worden geheugen b-
lymfocyt gemaakt. Daardoor “immuun” tegen de ziekte. Deze immuniteit noem je humorale
immuniteit.
- Antigenen: kunnen zelf niet ziekteverwekkers doden, Maar doen ze door:
o Buitenkant van ziekteverwekker gaan zitten zodat werking wordt geblokkeerd.
Daarna komen macrofagen voor fagocytose.
o Door hechting ontstaat klontering, macrofagen ruimen op.
Ze verdwijnen na een tijdje maar sommige hele leven in bloed. Bv. Watterpokken
- T-Lymfocyt: Vallen zelf de cellen aan, bv besmette lichaamscellen of abnormale. Deze
immuniteit het cellulaire immuniteit. Afstoot orgaantransplantatie ook cellulaire immuniteit.
Ook hier wordt bij eerste besmetting enorme hoeveelheid aangemaakt, daarna ook T-
geheugencellen. Bij later besmetting ook T-helpercellen T4-cellen. Ze stimuleren werking
van B-lymfocyten en T-lymfocyten.
Immunisatie
Opbouwen van immuniteit noem je immunisatie, gaat vaak natuurlijk. Kan ook kunstmatig door twee
dingen:
1. Actieve immunisatie: Verzwakte ziekteverwekker in lichaam brengen vaccinatie.
2. Passieve immuniteit: Antistoffen worden in lichaam gebracht. Ruimen antigenen op maar
geen immuniteit ontwikkelt. Bij baby’s ook passief maar is natuurlijk door antistoffen
placenta.
Bloedgroepen
Transplantatie van bloed wordt een bloedtransfusie genoemd. Rode bloedcellen aan buitenkant
bepaalde membraameiwitten, zijn bloedantigenen. Bloedtransfusie alleen als ontvanger geen
antistoffen heeft tegen de antigenen. ABO-bloedgroepsysteem en resusbloedgroep.
ABO-bloedgroepsysteem
Sprake van twee typen bloedantigenen. A-antigeen en B-antigeen, in 4 combinaties voor komen: