In dit document zit een samenvatting van alle onderstaande artikelen. Dit was in 2022 de tentamenstof voor student diversity.
College 1:
Groot et al. (2015)
Marinova-Todd et al. (2013)
Geary (2013)
College 2:
Baddeley et al. (2019)
Jacobsen et al. (2013)
Kudo et al. (2015)
College 3:
Elb...
College 1
Marinova-Todd et. al, 2013
The Association Between Morphological Awareness and Literacy in English Language Learners (ELL)
From Different Language Backgrounds
Morfologisch bewustzijn en geletterdheid in ELL’s van diverse taalachtergronden.
In dit artikel wordt beschreven dat zowel fonetisch bewustzijn (horen en uitspreken van klanken) als
morfologisch bewustzijn (het herkennen van de kleinste woorddelen uit- in- -tje etc. ) waarschijnlijk
een invloed hebben op hoe goed je een nieuwe taal kunt leren. De vraag is of de structuur van de
eerste taal gerelateerd is aan het morfologisch bewustzijn in de tweede taal (Engels). Uiteindelijk
blijkt dat morfologisch bewustzijn, los van andere kenmerken van het leren van taal (fonologisch
bewustzijn en syntactisch bewustzijn), bijdraagt aan het beheersen van de tweede taal. Wanneer de
eerste taal hierbij transparanter is (duidelijker in klank – Je hoort/zegt wat je schrijft) is deze
associatie sterker. Wel scoort een Engelssprekende controle groep beter op orale vaardigheden.
Lezen is vergelijkbaar met de ELL met de verschillende achtergronden.
Groot et. al, 2015
Phonological Processing and Word Reading in Typically Developing and Reading Disabled Children:
Severity Matters
PA phonemic Awareness =
RAN Rapid Automatized naming =
DDH Double Deficit Hypothesis = Zowel PA als RAN zijn slecht. Kinderen die dit hebben zijn de
slechtste lezers die er zijn.
Dit onderzoek wil niet alleen kijken naar de gemiddelde lezers, maar ook naar excellente en zeer
slechte lezers. Wat doen de PA en RAN daar en daarbij wordt ook gecontroleerd op leeftijd.
De verwachtingen zijn dat 1) bij gebrekkig lezen RAN en PA sterker correleren dan bij goede lezers, 2)
zwakke lezers een nog sterkere verbinding hebben met PA omdat dat meer past bij de eerdere fases
van leren lezen en 3) sterke lezers een grotere verbinding hebben met RAN en dat de link met PA
daar afneemt.
Hoe beter een leerling scoort op word reading hoe hoger de RAN blijkt te zijn. Bij betere
lezers is de RAN score ook hoger dan de PA score. Voor slechte lezers is dit andersom. Daar heeft PA
de meeste invloed.
De meest belangrijke conclusie is dat ernst er toe doet. De DDH bij de slechtste lezers sluit
hier bij aan, omdat dan beide (RAN en PA ) uitvallen. Toch doet PA er meer toe bij slechte lezers dan
RAN (Daarom ook eerst investeren in goed lezen en niet in snel lezen). Andersom lijkt te gelden dat
betere lezers een dominante RAN component verbinding hebben. Deze lijkt echter wel relatief te zijn
ten opzichte van de PA.
Geary 2013
Early Foundations for Mathematics Learning and Their Relations to Learning Disabilities
Niet gecijferd zijn wordt nog niet gezien als net zo erg als analfabeet zijn. Dat lijkt logisch, omdat
lezen een bredere invloed lijkt te hebben op je leven. Maar eigenlijk is het net zo erg. Ze kunnen hun
loonstrook bijvoorbeeld niet narekenen.
Soms ontstaan er al problemen voor school begint. Leerlingen die starten met een
achterstand behouden vaak die achterstand. Intelligentie en de mate van aandacht voor de les
hebben een invloed op het leren rekenen. Jonge kinderen kunnen nog niet zo goed discrimineren
,tussen aantallen in groepen (2:1) als volwassenen (10:11). Jonge kinderen met een MLD
(Mathematics learning disorder) discrimineren bijvoorbeeld niet tussen een groep van 5 of 6 items,
terwijl andere kinderen van hun leeftijd dat wel doen.
Er is ook een vermoeden dat kinderen met een MLD minder goede verbindingen in het brein
hebben tussen de namen en symbolen van cijfers en de hoeveelheden die daar bij horen. Ze zijn in
de 2e klas al langzamer dan peers.
Op den duur wordt ook de kardinale waarde van getallen van belang (8 is minder dan 9).
Hier is ook intelligentie weer meer van belang. Die lijkt lager te zijn voor kinderen met een MLD dan
voor “normale’’ kinderen.
Concluderend begint het ontwikkelen van genummerd zijn al voor formele scholing begint.
Kinderen met een MLD kunnen best leren rekenen, alleen is de aandacht van de leerling en ook
expliciete instructie op relaties tussen getallen zeer van belang.
College 2
Kudo et al (2015) (literatuuronderzoek)
Reading disabilities (RD) in children: A selective meta-analysis of the cognitive literature
Phonological awareness = de vaardigheid om expliciet aandacht te hebben voor de fonologische
structuur van gesproken woorden. Kinderen met een RD hebben moeite met het verwerken van
fonologische informatie. Ook is er steeds meer onderzoek dat zegt dat andere processen net zo
belangrijk zijn voor leze, zoals Rapid naming, orthografie, semantiek en geheugen. Dit onderzoek
richt zich op cognitieve verschillen tussen kinderen met en zonder RD. Naast PA en Rapid Naming
wordt er dus ook gekeken naar woordenschat, spelling, orthografie en geheugen. Ze gaan op zoek
naar de domeinen die een rol spelen in de verschillen tussen leerlingen met en zonder RD. Daarnaast
kijken ze ook of gender, IQ, leeftijd en etniciteit een rol spelen in deze verschillen.
Uiteindelijk zijn 48 artikelen meegenomen in de analyse. Veel verschillende dingen blijken een
gemiddeld tot groot effect te hebben op lezen. Wanneer er wordt gecorrigeerd voor leeftijd en
leesniveau wordt 48% verklaarde variantie gevonden.
Zowel cognitieve als academische gemeten dingen droegen een unieke en significante
variantie bij aan het verschil in effectgrootte tussen de groepen. Voor etniciteit en gender viel niet
genoeg te zeggen, maar voor leeftijd wel. Dit heeft geen significant modererend effect. IQ heeft dat
wel. Leerlingen met RD lopen dus op veel verschillende gebieden achter en er zijn dus meerdere
gebieden waarop interventie nodig is. Bij kinderen is er geen effect van verwerkingssnelheid
gevonden (RAN – Math), maar toch kan dit niet overboord, want bij volwassenen is het er wel. Het
tweede punt waar ondersteuning voor gevonden is, is de invloed van IQ op RD. De verschillende sub
domeinen waarmee IQ gemeten wordt houden allemaal verband met het verschil tussen leerlingen
met en zonder RD. Ten slotte kan er worden gesteld dat problemen in RD groter zijn dan een
fonologische kern afwijking.
Belangrijk om te noemen is de interne relaties tussen lezen en bijvoorbeeld woordenschat.
Woordenschat helpt bij lezen en woordenschat doe je op door te lezen. Deze relaties groeien bij een
groeiende vaardigheid.
Jacobsen et al (2013)
Performance Lapses in Children with Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder Contribute to Poor
Reading Fluency
ADHD en RD komen vaker voor dan kan verwacht volgens kansberekening. Beide zijn waarschijnlijk
erfelijk en delen wellicht ook enkele genen. Er zouden ook neurale patronen zijn die invloed hebben
, op het ontwikkelen van beide afwijkingen. RD kinderen hebben problemen met benoemsnelheid en
verwerkingssnelheid. Dit laatste kenmerkt ook kinderen met ADHD. Zij reageren vaak langzamer op
dingen dan vergelijkbare peers zonder ADHD. Vaak is ook de reactietijd van motorische output
langer. De tijd waarin niet direct over de taak beslist wordt is groter en daarom duren ook cognitieve
taken met een output langer. Verwerkingstijd is een complexe term die zowel de voorbereiding van
de reactie als de reactie zelf omvat. Dit representeert een neuropsychologische afwijking gedeeld
tussen RD en ADHD. Een vertraagde reactietijd vertraagt ook het vloeiend lezen. Daarnaast zorgt het
voor een grotere belasting van het werkgeheugen. Kinderen met ADHD (ook zonder RD) hebben een
lagere vaardigheid in vloeiend lezen dan peers.
Kinderen met ADHD hebben vaak ook gevarieerdere antwoorden – geassocieerd met en
lagere aandachtscontrole. Ze hebben dan momenten waarbij ze geen aandacht hebben voor de taak.
Het doel van dit onderzoek is om te bekijken welke delen van de RT (Reactie tijd) vertraagd zijn bij
kinderen met ADHD en hoe de interventies daarbij gefocust zouden moeten zijn. Er wordt vooral
gekeken naar simpele taken met reactietijd. Hierop zouden kinderen met ADHD langzamer moeten
zijn dan kinderen zonder ADHD.
Er namen 67 kinderen deel aan het onderzoek waarvan 39 de diagnose ADHD hadden. Ze
hebben een IQ van 80 of hoger. Kinderen met een leesbeperking of audiovisuele problematiek
werden uitgesloten. Leeftijd, etniciteit en SES bleken geen verschil te geven in resultaat. Het hebben
van ADHD wel. Zo lazen ADHD’ers trager en waren ze ook trager op de RT taak. Later in de taak van 6
minuten reageren zowel de controle groep als de ADHD groep langzamer dan in het begin van de
taak. Ook in de simpele RT taak hebben kinderen met ADHD een grotere “off task” tijd dan andere
kinderen. Extra tijd zou voor kinderen met ADHD dus geschikt zijn.
Baddeley et. al 2019
The phonological loop as a buffer store: An update
Geheugen kan worden verdeeld in een archief voor een langere periode (long term memory - LTM)
en een meer tijdelijke bufferopslag (Short term memory – STM). De bufferopslag heeft een
belangrijke rol in het naast elkaar bestaan en verwerken van stromen informatie. Een short term
store (STS) gebied heeft waarschijnlijk een belangrijke verbinding met LTM en heeft een deel van de
capaciteit van de attentiecontrole systemen. Ook wel het werkgeheugen genoemd. Het
werkgeheugen kan worden gezien als een model met meerdere componenten. Het doel is om eerst
het verschil tussen STM en LTM helder te krijgen en daarna of STM verdeeld zou moeten worden in
twee of meer buffer opslagen.
1. Het modale model gaat uit van 3 typen geheugenopslag. Eerst een set perceptuele buffers
die parallel werken en perceptie vormen. Daarna een STS waarin informatie wordt vastgehouden en
langzaam doorgegeven aan type 3 het LTM. Twee problemen met dit model zijn dat in het LTM niet
de duur van belang is, maar juist welke informatie verwerkt wordt en dat het STS gezien wordt als
werkgeheugen wat ook gedrag zou controleren. Zo zijn er bijvoorbeeld patiënten met problemen in
de STS, maar met een gewoon LTM wat niet voor hele grote problemen in het dagelijks leven hoeft te
zorgen. Dus Splitsen LTM en STM. Bewijs hiervoor richt zich ook op het herbenoemen van
woorden en ook LTM aanwijzingen in het dagelijks leven (Waar staat mijn auto). STM lijkt ook meer
een fonologische verbinding te hebben en LTM meer een semantische ordening.
2. Om te testen of een werkgeheugen(WM) de basis is voor STM werd getest met
nummerreeksen. Hoe langer de reeks hoe groter de afwijking van andere taken. Het effect was verre
van erg en de bij taak duurde niet heel veel langer. STM is dus niet een enkelvoudig simpel systeem.
Het 3 componentenmodel kwam in zicht. 1 centrale executive (algemene aandachtspanne) en 2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sterretje836. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.