Samenvatting kennisclips Development, learning and behavior
Inhoudsopgave
Prenetal development.......................................................................................................................................................................1
Brain development...........................................................................................................................................................................3
Perceptual/ visual development.......................................................................................................................................................5
Genen en gen-omgeving interacties.................................................................................................................................................7
Motorische ontwikkeling..................................................................................................................................................................9
Cognitive development...................................................................................................................................................................11
Learning.........................................................................................................................................................................................14
Intelligence, learning and behaviour.............................................................................................................................................16
Language development..................................................................................................................................................................19
Ontwikkeling en mediagebruik bij kinderen..................................................................................................................................22
Mediagebruik in de tiener adolescentie.........................................................................................................................................24
Prenetal development
WEIRD science
Western, Educaded, Rich, Democratic
95% van de participanten in onderzoeken zijn van deze doelgroep
o Deze doelgroep is maar 12% van de totale wereldpopulatie
o Dus de groepen in steekproeven zijn niet representatief voor
gehele populatie
Müller-Lyer illusion
Mensen uit 17 verschillende culturen werden gevraagd hoeveel er bij lijn A bij moest om dezelfde lengte als bij B te
krijgen.
Verschillende antwoorden werden verklaard door de hoeveelheid hoekige structuren (bijvoorbeeld
gebouwen) er in een cultuur aanwezig zijn Hoe meer hoekige structuren, hoe meer je bent afgestemd om
diepte te zien
We moeten voorzichtig zijn met de kennis te generaliseren en het te gebruiken als standaarden. We moeten meer
diverse steekproeven trekken ontwikkeling kan verschillen voor iedereen
Wat is ontwikkeling?
o Specifieke soort verandering
1. Kwalitatief (niet over aantal, maar over wat er verandert (bv. type)
2. Sequentieel (sommige veranderingen gaan aan anderen vooraf)
3. Cumulatief (het ene ontwikkelingsstadium bouwt voort op het andere)
4. Directioneel (progressief en regressief= opbouwen en afbreken)
5. Multifactorieel (meerder factoren bepalen bepaalde ontwikkelingen)
6. Individueel (ontwikkeling is uniek voor ieder mens)
Het meeste wat we weten over het proces van ontwikkeling is gebaseerd op WEIRD-steekproeven
Prenatale ontwikkeling
o Je zou kunnen zeggen dat een baby begint met de ontwikkeling als de
moeder 20 weken oud is in de baarmoeder dan beginnen de eicellen van
een meisje te ontwikkelen
o Geslachtscellen (eicellen en spermacellen zijn speciale soorten cellen)
Celdeling:
o Iedere cel heeft een handleiding die een cel vertelt wie ze zijn en wat ze
doen deze informatie is beschreven in de genen en deze zijn georganiseerd in 46 chromosomen
, o 23 van moeder en 23 van vader
Mitose (ontwikkeling van gewone cellen)
Hierbij wordt een identieke kopie gemaakt van een cel
Meiose (ontwikkeling van geslachtscellen)
o Hierbij ontstaat de genetische basis van individuele verschillen
o ‘Crossing over’= informatie wordt uitgewisseld en het eindigt met vier
cellen van verschillende combinatie van genetische codes
Dit kan ons helpen de interacties tussen nature en nurture te begrijpen door te
kijken naar:
o Eeneiige tweeling (dezelfde genetische combinaties) Hoe kan de omgeving de genexpressies beïnvloeden?
o Twee-eiige tweelingen (niet identiek?
Na de bevruchting zijn er vier processen die cruciaal zijn voor verdere ontwikkeling
1. Mitose: zodat je twee identieke cellen krijgt uit één cel (normale celdeling)
2. Celmigratie: de cellen gaan naar hun goede positie (ook voor hersencellen)
3. Celdifferentiatie: specialisatie van de cellen
4. Apoptose: geprogrammeerde celdood= cellen gaan dood omdat ze geen functie hebben.
Vb: Embryo’s hebben eerst vliezen tussen de vingers en na apoptose verdwijnen deze, waardoor vingers
ontstaan
Stimulatie van buitenaf de baarmoeder
o 10 wekenwaarnemen van gevoel en druk (spieren, gewrichten, huid)
o 13 weken detecteren van beweging van de moeder
o 20 weken detecteren van licht (al voordat ze hun oogleden kunnen openen)
o 26 weken detecteren van geluid
o 26-28 weken detecteren van smaak en geur (wat de moeder at en dronk)
Foetale beweging
o 5-6 weken simpele bewegingen (buigen van hoofd en rug)
o 8-9 weken schrikbewegingen (boeren)
o 10 weken bewegingen van ledematen
o 10-11 weken hoofdbewegingen en ademhalingsbewegingen
o 11-12 weken geeuwen, zuigen, slikken van vruchtwater
o 14 weken 66% van de bewegingen is gericht op objecten van de omgeving
o 20 weken bewegingen van gezichtsdelen
o 25 weken ogen openen en sluiten
Sommige bewegingen zijn functioneel:
Slikken= holtes achter in je keel (slijmvliezen), longen en spijsverteringsstelsel
Lichaamsbewegingen= spieren, botten, gewrichten, huid
Teratogenen: schadelijke invloeden, zoals alcohol
o Deze kunnen de prenatale ontwikkeling negatief
beïnvloeden
Vb: Stress, ziekten, chemicaliën, drugs, nicotine
Ontwikkeling van de foetus/embryo
o In de eerste 8 weken worden de belangrijkste
organen ontwikkelt
Dan zijn teratogenen het meest schadelijk
Dus in de baarmoeder wordt de baby al beïnvloed door
de omgeving
Microsysteem: wat de moeder eet en drinkt
Exosysteem: mate van stress door werk, relatie met
partner, media
Macrosysteem: cultuur, regering, wetgeving
, Brain development
Je hersenen zijn opgebouwd uit 100 miljard neuronen
Neuron
o Celkern: de meeste cel processen vinden plaats en DNA is hier
o De vragen over zelfvertrouwen komen uit een
bestaande vragenlijst (Rosenberg, M. (1965). Society
and the adolescent self-image. Princeton, NJ:
Princeton University Press.) en voldoen aan de
belangrijkste criteria.
o Dendrieten: uiteinden van neuronen (ontvangers)
o Axon: het zendende deel van de neur
Myelineschede: bedekt het axon (zorgt voor
bescherming en versnelt het proces van signalen
doorgeven)
Axonterminalen: uiteinden van axon (signaal overbrengen naar volgende neuron)
Communicatie van neuronen
Als een neuron in rust is geen signalen stuurt, is de lading in het neuron negatief (-70mV)
Ionen zijn kleine deeltjes die zich binnen en buiten de neuron bevinden, ze kunnen positief en negatief zijn
In een rust fase van het neuron, zijn de ionen positief geladen buiten het neuron
Als er buiten het neuron meer positief geladen deeltjes zijn dan erbinnen, heeft een neuron een negatieve
lading van -70mV
In de wand van het neuron zijn veel kanalen, waardoor de spanning in het neuron kan veranderen
o De natrium-kalium pompen houden de rustpotentiaal op -70mV
Door een veranderde polariteit, ontstaat een grenswaarde van -55mV
Meer positief en dus meer kalium en natrium in de neuronen
o Deze grenswaarde zorgt voor depolarisatie pompen gaan open en polariteit stijgt
naar +40mV
Repolarisatie, de positieve ionen gaan weer naar buiten het neuron (-90mV) en
dan gaat de polariteit van het neuron weer terug naar -70mV (ruststand)
Als neurotransmitters zich binden aan de dendrieten, veranderen ze de polariteit van het celmembraan
Tussen de is een synaptische holte. De neurotransmitters van de axon van neuron gaan via deze holte naar de ene
receptoren van de dendriet van het andere neuron.
Ze hechten zich vast aan deze dendrieten-receptoren. Een neurotransmitter is een chemische stof die
fungeert als overbrenger van de zenuwprikkel. De neurotransmitters die zich niet binden aan de
receptoren van de dendriet worden gerecycled in de axonen of ze worden afgebroken in de synaptische
holte. Elk neuron is verbonden aan heel veel andere neuronen dus de communicatie tussen neuronen is erg
complex.
Hoe kan je neurotransmitters beïnvloeden?
1. Synthese van transmitters door een dieet.
2. Presynaptische receptoren: blokkeren van de heropname van neurotransmitters. Er wordt dan meer opgenomen in het
volgende neuron.
3. Post synaptische receptoren: blokkeren of juist verbeteren van de verbinding.
4. Meer of juist minder metabolisatie (meer of minder omzetting van stofwisseling).
Hoe zijn de hersenen georganiseerd?
1. Hersenbeschadiging (staaf door hersenen) alleen zijn emotie werkte niet meer
2. Hersenstimulatie (elektrische stimulatie EEG)
3. Neuro imaging: welke hersengebieden zijn actief als je bepaalde dingen doet?
Je hersenen hebben 3 belangrijke delen
o Forebrain (grootste deel van de hersenen)
Thalamus: regelt de zintuigen en routes naar de juiste delen van de hersenen
Lymbische systeen: motivatie, emotieregulatie, leren en geheugen
Hypothalamus: motivatie en emoties
– Regulatie van voedselinname, temperatuurcontrole en endocriene systeem (seksueel
gedrag)
Amygdala: sociaal gedrag, agressie en angst
Hippocampus: vorming en ophaling van geheugen