CIVIELE RECHTSPLEGING – HOORCOLLEGES
HC 1A: INLEIDING BEWIJSRECHT
Belang van het bewijsrecht
Voorbeeld belang bewijsrecht bij art. 6:265 BW bij ontbinden, je moet aantonen dat er een
koopovereenkomst is, dat een partij is niet nagekomen en zelfs dat de partij in verzuim is. Als je dat
laatste vergeet, dan is het kansloos. Als tegenpartij vergeet te betwisten dat er sprake is van verzuim,
dan is ook voor hem de zaak klaar.
Toepasselijkheid
Kernonderdeel van het bewijsrecht is te vinden vanaf art. 149 Rv. Negende afdeling van tweede titel
van het eerste boek van Rv, echter staat het verspreid door de hele wet. Bewijsrecht is dus in
dagvaardingsprocedures toepasselijk. Voor het verzoekschrift geldt dat het wel en niet toepasselijk is,
art. 284 Rv ‘van toepassing tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet’, bijvoorbeeld bij
voorlopige voorzieningen in familierecht zaken, vanwege de snelheid geen tijd voor al het bewijsrecht.
Het kort geding verzet zich volgens de HR ook vanwege het spoedeisende karakter tegen toepassing
van het bewijsrecht, ondanks dat het een dagvaardingsprocedure is. Dat betekent echter niet dat de kort
geding rechter het bewijsrecht niet mag toepassen, dit mag wel echter is hij niet verplicht. Geldt het
bewijsrecht in de hele linie van eerste aanleg tot hoger beroep naar cassatie? Ja, alleen gaat de HR
alleen over het feit of het bewijsrecht goed is toegepast, de HR neemt immers de feiten aan zoals de
lagere rechters deze hebben vastegesteld.
Plaats en kaders
• Partijautonomie vs. Lijdelijke civiele rechter: partijen bepalen de omvang van de procedure, maar
kunnen ook samen bepalen dat de procedure ten einde komt. Dit ging vroeger nog veel verder,
toen bepaalden partijen bijna alles, hoe de procedure verliep. Procedures konden toen rustig
jarrenlang duurder, dat lig tegenwoordig anders, dit heeft te maken met de lijdelijkheid van de
civiele rechter.
Lijdelijkheid civiele rechter: de civiele rechter is passief. Civiele rechters zijn tegenwoordig
actiever geworden en de wetgever wil dit ook. Civiele rechters hebben meer invloed op de
voortgang van de procedure. Rechters kunnen een strakkere termijn stellen en deze handhaven.
Een ander voorbeeld volgt uit art. 87 e.v. Rv wat gaat over de mondelinge behandeling. Rechter
heeft veel meer bevoegdheden gekregen om de mondelinge behandeling in te richten.
• Processuele waarheid en materiële waarheid:
Wetgever wilt dat de rechter actiever wordt omdat een lijdelijke civiele rechter ervoor zorgde dat
zijn vonnis berustte op onwaarheden. Als de ene partij iets zei dat niet klopte, en de andere partij
zei daar niets over, dan stond dat feit vast, ookal klopte dit in werkelijkheid niet. Dit soort rare
gevolgen moesten zoveel mogelijk worden voorkomen. Civiele rechter moet actief op zoek gaan
naar de materiële waarheid. Als iets onvoldoende gemotiveer is gesteld neemt de rechter het niet
aan. Op dit moment ligt er een wetsvoorstel Modernisering Bewijsrecht, hieruit kan geconcludeerd
worden dat de wetgever wilt dat de civiele rechter nog actiever wordt.
Het doel is het zoeken naar de materiele waarheid, wat is er nou echt gebeurd? Daarop moet de
rechter zijn vonnis baseren.
• Onrechtmatig verkregen bewijs – Achmea/Rijnberg:
Wij kennen in het civiele recht (net zoals in het Sr) ook een vorm van onrechtmatig verkregen
bewijs, maar we doen daar niet heel veel mee. Civielrechtelijk bewijs kan onrechtmatig worden
verkregen, maar lijdt er niet automatisch toe dat het bewijs niet mag worden gebruikt in de
procedure. Dit kan wel, maar het is wel bewijs. En aangezien wij zo op zoek zijn naar de
materiele waarheid, mag de rechter dat niet zomaar ten zijde leggen. Dit is slechts anders indien er
sprake is van bijzondere bijkomende omstandigheden. à Achmea/Rijnberg
, Achmea is een verzekeraar en meneer Rijnberg was een verzekerde
(arbeidsongeschiktheidsverzekering). Op een gegeven moment raakte hij arbeidsongeschikt en
keerde Achmea uit. Achmea dacht echter dat meneer Rijnberg Achmea belazerde en heeft meneer
Rijnberg een vragenlijst toegestuurd en een week laten schaduwen door een privédetective. Dat is
een grove inbreuk op het recht op persoonlijke levenssfeer, wat bijna altijd leidt tot onrechtmatig
verkregen bewijs. Rijnberg had tegen Achmea gezegd dat hij verschrikkelijke rugklachten had en
in alleen maar in bed kon leggen, maar de privedetective zag dat hij fluitend de deur uitrende.
Achmea heeft dit rapport ingebracht, Rijnberg stelt dat dit onrechtmatig bewijs is. In deze zaak
was het toegestaan dat het bewijs terzijde werd gelegd omdat er sprake moet zijn van bijzondere
bijkomende omstandigheden (hoge drempel). In dit geval omdat Achmea een verzekeraar is,
aangesloten bij een bond van verzekeraars die samen een gedragscode hebben opgesteld waarin ze
met dit soort situaties moeten omgaan en ook de privacy van betrokkenen moeten bewaren, waarin
ook stond dat je niet iemand mag schaduwen als je niet andere opties ook hebt geprobeerd.
Hiervan was i.c. sprake.
Hoe vinden we het zoeken naar materiele waarheid terug in de wet?
- Art. 23 Rv: de rechter beslist over al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht
Rechter geeft dus een beslissing op alle ingestelde vorderingen en verzoeken, hij mag ze niet
onttrekken.
- Art. 24 Rv: de rechter onderzoekt en beslist de zaak op grondslag van ‘hetgeen partijen aan hun
vordering ten grondslag hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit’ Wat staat hier nu
eigenlijk? Een verbod om de feitelijke grondslag aan te vullen! Dit is wat anders dan het aanvullen
van de feiten (wat de rechter ook niet mag ex art. 149 Rv). HR Dimopolous/Erven van Mierlo
Dimopolous huurde een pand van van Mierlo en dreef een grieks restaurant, wat werd verbouwd
waardoor meneer er een tijdje uit moest. Op het moment dat hij er weer in kon, zou van Mierlo
een seintje geven i.v.m. een nieuwe huurovereenkomst. Dimopoulos stelt dat het pand al lang klaar
was maar dat hij maar geen bericht kreeg van van Mierlo, ten onrechte geen gebruik kunnen
maken van het pand. Rechter zei; het kan dat je schadevergoeding wilt, maar het materiele recht
schrijft voor dat van Mierlo dan in verzuim moet zijn, dat zie ik niet waardoor de vordering is
afgewezen. In hoger beroep zij de rechtbank dat er in het procesdossier een brief zit van de
advocaat van Dimopoulos aan advocaat van van Mierlo wat opgevat zou kunnen worden als een
ingebrekestelling. Daarvan is van Mierlo in cassatie gekomen, hij steld dat de rechtbank die brief
niet zomaar mogen aanmerken als een ingebrekstelling. Dimopoulos heeft die brief niet aan zijn
vordering ten grondslag gelegd, dus dit mag niet op grond van art. 24 Rv.
Daarin verschilt art. 24 Rv van art. 149 Rv. Art. Stel de brief zat niet het in dossier, dan is danteen
feit dat niet door partijen aan de rechter ter kennis is gebracht. Stel dan de rechter langs het
kantoor van de advocaat van Mierlo loopt en bij het oud papier ligt deze brief, en neemt deze
ingebrekestelling mee en voegt dit toe aan het procesdossier. Dan is dat in strijd met art. 149 Rv
aangezien hij dan zelft de feiten aanvult. Een ander voorbeeld is op zoek gaan naar informatie op
Google.
- Art. 25 Rv: de rechter is wel verplicht om de rechtsgronden aan te vullen. Voorbeeld; een
vordering luidt rechter wilt u overeenkomst tussen partijen vernietigen op grond van bedrog.
Rechter bekijkt het feitenmateriaal en denkt, ik zie van alles wat er mis is, maar ik kan het niet
kwalificeren als bedrog, maar met het feitenmateriaal wat ik heb zou ik wel kunnen kwalificeren
dat er sprake is van dwaling. Dit is dan ook verplicht.
,Stellen, betwisten en bewijzen
1. Stellen
2. Betwisten
3. Bewijslastverdeling
4. Bewijsaanbod
5. Bewijsopdracht
6. Bewijsaanlevering
7. Bewijswaardering
Als er iets mist gaat. in het stellen en betwisten, dan kom je aan de rest niet toe. Alles wat niet wordt
betwist, of niet voldoende wordt betwist staat vast ex art. 149 Rv. Hoe gedefenieerder de steller is, hoe
gedefinieerder de betwister moet zijn.
De rechter is vrij in waardering van het bewijsmateriaal. Is het nou bewezen dat de overeenkomst op
21 april is gewezen, of is dat niet bewezen? Hierin is de rechter vrij.
Stellen en betwisten – art. 149 Rv
• Feiten en rechten
• Door de ene partij gesteld, maar door de wederpartij niet of onvoldoende betwist, staat vast (geen
bewijslevering nodig)
• Indien er wel voldoende wordt bewist, dan kom je daan de bewijslevering toe. Feiten en rechten
moeten conform de negende afdeling komen vast te staan.
• Feiten van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels hoeven niet bewezen te worden.
Wat valt hieronder? Bijvoorbeeld Nederland ligt naast België, of de koers van een aandeel op een
bepaalde dag aangzien dit heel gemakkelijk is op te zoeken in het boek staan nog meer
voorbeelden. Het feit dat taxus giftig is, is geen feit van algemene bekendheid – Taxus zaak. Dit
geldt ook voor algemene ervaringsregels; algemene ervaringsregels die mogen door de rechter aan
zijn beslissing ten grondslag worden gelegd. Ze hoeven niet gesteld en bewezen te worden. Een
ervaringsregel is iets waarvan de gemiddelde nederland weet dat als je A doet, B gebeurd.
Voorbeeld HR; Als je een brief per post bestuurt, dan bestaat de kans dat die brief zoek raakt
• Verzwaarde stelplicht (oftewel verzwaarde motiveringsplicht) dit doet zich vooral voor in
medische aansprakelijkheidszaken waarbij de patient schade heeft geleden door een arts. De
chirurg zal willen betwisten dat hij niets fout heeft gedaan. Dit heeft te maken met het feit dat de
patient zich vaak in een zwakke positie bevindt (soms narcose) en de arts beschikt over informatie
zoals operatieverslagen. In dat soort situaties moet de arts nog meer stellen en/of gemotiveerd
betwisten dan hij normaal gesproken had moeten doen. Doet hij dit niet? Dan kan de rechter
zeggen B) jij hebt niet voldaan aan je stelplicht (oftewel betwistingsplicht/motiveringsplicht) dus
ik neem voor vaststaand aan wat het slachtoffer heeft gezegd B) ik draai de bewijslast om. In
beide scenario’s wordt de patient geholpen
- NNEK/Van Mourik (verzwaarde stelplicht): vermogensbeheerder waarvan van Mourik had
gezegd; jij hebt mijn geld verkwanseld. Als professioneel vermogensbeheerder heb jij dingen
gedaan die je niet had mogen doen, ik wil schadevergoedings wegens wanprestatie. De
vermogensbeheerder zegt dat ze alles volgens het boekje hebben gedaan en gewaarschuwd hebben
voor de risico’s van beleggen. Het hof zei; je kan dat wel zeggen (tegen de vermogensbeheerder)
maar in dit soort situaties ligt het wel op jouw weg om dat nader te motiveren, bijvoorbeeld door
de brief met uiteengezette risico’s in het geding te brengen. Verzwaarde stelplicht geschonden.
Dus meer in het algemeen; indier er een discrepantie is tussen partijen, ligt het voor de hand dat de
professionele partij meer stelt en motiveert dan hij in een normale situatie had moeten doen.
, HC 1B: BEWIJSLASTVERDELING
Hoofdregel à art. 150 Rv
Uitzonderingen volgen daarop
Recapitulatie
- Belang van (vastaande) feiten in civilibus
- Eerst voldoende stellen en voldoende betwisten, dan pas wordt bewijs relevant ex art. 149 Rv
- Stellingen die niet worden betwist hoeven niet te worden bewezen, alleen stellingen die wel
voldoende worden betwist.
Bewijslastverdeling – algemeen
- ‘Wie eist bewijst of wie stelt bewijs’ is NIEt altijd juist
- Samenspel art. 149 lid 1 en art. 150 Rv
- Hoofdregel art. 150 Rv = partij die zich beroept op rechtsgevolgen beroept
- Bewijsrisico: voor tegenbewijs is het voldoende om twijfel te zaaien aan wat er precies is gebeurd,
als dit voldoende bij de rechter overkomt dan blijft de rechter met twijfel zitten en dan zal hij
zeggen dat er niet voldoende bewijs is geleverd door de partij met de bewijslast
- Partij die de bewijslast draagt mag als eerste het bewijs leveren, als hij daarmee klaar is mag de
andere partij bewijs leveren, dit noemen we tegenbewijs à art. 151 Rv
Twijfel zaaien aan hetgeen al voor bewijs geleverd is, is voldoende.
- Soms is het niet voldoende om twijfel te zaaine door het leveren van tegenbewijs, dat zie je
terugkomen in het arrest over het verkochte paard dat uiteindelijk ziek bleek. Koper: je hebt mij
een ziek paard geleverd. Verkoper betwistte dit want het paard was gekeurd en toen was er nog
niets aan de hand. Na de koop werd het paard ziek en bleek dat het paard aan een erfelijke ziekte
leed, binnen 6 maanden nadat de koop werd gesloten ex art. 7:18 lid 2 BW. Dit wordt ‘vermoed’.
In beginsel moet de koper de non conformiteit van het paard bewijzen, maar hij wordt geholpen
door dit artikel lid. Verkoper kan normaal gesproken dan dit vermoeden ontzenuwen, maar hier is
dat niet voldoende in art. 7:18 lid 2 BW. Hij moet het echt het tegendeel bewijzen! Bewijzen dat
het paard conform was ten tijde van aflevering. Dit is in het licht van het europese recht Dit vind je
op meer plekken in de wet/jurisprudentie.
-
Hoofdregel bewijslastverdeling - Art. 150 Rv
• Feiten/rechter waar een rechtsgevolg aan verbonden zit.
• Om het rechtsgevolg in te laten treden, moeten een aantal elementen komen vast te staan
- Bijv. (1) tekortkoming in de nakoming (2) van een verbintenis (3) verplicht de schuldenaar (4) de
schade (5) die de schuldeiser (6) daardoor) lijdt te vergoeden = rechtsgevolg
Wettekst bij langs gaan en elementen aantonen
- Bijv. (1) Hij (2) die jegens een ander (3) een onrechtmatige daad (4) pleegt, is verplicht de schade
(5) die de ander (6) dientengevolge (7) lijdt, te vergoeden = rechtsgevolg
- Bijv. (1) de eigenaar (2) van een zaak (3) is bevoegd haar van een ieder (4) die haar zonder recht
(5) houdt (6) op te eisen = rechtsgevolg
Oefencasus A
Schade is 100k, grondslag is art. 6:75 BW. Twistpunt is er sprake van een tekortkoming of niet?
Hanna beroept zich op het rechtsgevolg, namelijk verplichting tot betaling van schadevergoeding.
Door Hanna gesteld feit: tekortkoming in de nakoming door Duursma. Duursma heeft dit betwist ‘’er
is geen sprake van een tekortkoming, ik heb een bouwtechnisch rapport geadviseerd’’. We kijken dan
naar de hoofregel van art. 150 Rv; Hanna moet het bestaan van de tekortkoming bewijzen