Regeling en waarneming
Aantekeningen
§1
Kernwoorden:
- Interne milieu
- Regelmechanismen
- Normwaarde
Temperatuur 37 graden niet constant. Als je het koud hebt, warm je jezelf op, je past jezelf aan. Transpireren. Je
schiet boven je norm uit. Dat zie je in de afbeelding. Alle waardes die we meten, die reguleren we. We proberen
op de normwaarde uit te komen, dit is geen constant getal!
Normwaarde
Negatieve terugkoppeling: je gaat het proces remmen. Inwerken tegen wat er gebeurt. Je rent temperatuur
stijgt. Negatieve terugkoppeling laat je weer afkoelen. Tegen het proces in.
- Toename van het resultaat remt het proces.
- Afname van het resultaat stimuleert het proces.
Als je lichaam een hoge temperatuur heeft, werken de enzymen minder goed. Dit is het geval als je ziek bent. Je
hebt een infectie, die moet je gaan tegenwerken. Temperatuur lichaam omhoog, enzymen werken minder goed.
Koorts van 39 graden veroorzaakt door: stoffen in je lichaam passen de normwaarde aan. Hierdoor wordt het
proces niet geremd zodra je temperatuur stijgt, omdat je de normwaarde nog niet bereikt hebt. Zodra de infectie
verdwijnt, verdwijnen de stoffen ook die de normwaarde bepalen. De normwaarde daalt dan weer naar 37
graden.
Hoe raak je warmte kwijt, transpireren/zweten. Transpiratievocht komt op je huid te liggen, zout.
Koud Sluit doorbloeding van de huid af om zo min mogelijk warmte te verliezen. Onderkoelt geeft een bleke
huid. Bloed (en dus warmte) naar de belangrijkste organen gehaald, om zo min mogelijk warmte te verliezen. Je
gaat trillen/aanspannen spieren warmte produceren (tot je ATP op is).
Wat gebruiken wij voor de regeling?
- Het endocriene stelsel of hormoonklierstelsel (langzame processen).
- Het autonome zenuwstelsel of vegetatieve zenuwstelsel (snelle, kortdurende processen).
Veel processen vinden onbewust plaats (vullen van je blaas met urine).
Als je in het zwembad onderwater je adem inhoudt, krijg je een signaal dat je weer adem moet halen. Dit signaal
komt door een te hoge CO2 concentratie. (niet O2 tekort). Je houdt langer vol door niet te bewegen minder
dissimilatie minder verbranding minder CO2 toename. Negatieve terugkoppeling hier: Je verlaagt je CO2
voordat je het water in gaat, in het water verhoogt je CO2 concentratie langzaam weer.
Hormoonstelsel = langzaam, werkt met stoffen, geen vast begin- en eindpunt.
Zenuwstelsel = snel, werkt met impulsen, altijd vast beginpunt en vast eindpunt
,§2
Exo is buiten, exocliene klier.
Endo geeft hormonen af aan de bloedbaan. Moet uitkomen bij de doelwit cel en dus heel het lichaam
door, daardoor moet je wachten op effect.
Alvleesklier maakt insuline ??
Hypofyse dicht bij hersenen, koppeling tussen zenuwstelsel en hornoonstelsel. Hormonen zijn eiwitten.
De hormoonspiegel en of deze op pijl gehouden wordt is afhankelijk van hoe snel je afbreekt en
opbouwt.
Vegetatieve zenuwstelsel = onbewuste/autonome zenuwstelsel.
Peptidehormoon:
- Eiwithormoon
- Lastig/niet door het celmembraan (fosfolipiden)
- H2O oplosbaar
- Insuline
- Second messenger
- Snelle/kortdurige beïnvloeding
Steroïdhormoon:
- Vethormoon
- Wel door het celmembraan
- Vet oplosbaar
- Testosteron
- Hormoonreceptorcomplex
- Langzaam/langdurige beïnvloeding
Hydrofiel Golgiblaasje met hormonen binnenin
Hydrofoob Omringd met fosfolipiden
Hormonen door celmembraan
Golgiblaasjes brengen de hormonen naar het celmembraan. De hormonen kunnen dan toch het celmembraan
passeren. Transport van de eiwitten naar buiten, exocytose. De eiwitten zitten dan in de bloedbaan. Hormoon
komt bij receptor. Steroïdhormonen koppelen met een ander molecuul genregulatie.
Peptidehormonen hebben een receptoreiwit nodig.
Second messenger = G-eiwit
, Hormoonreceptorcomplex
Adrenaline op receptoreiwit in powerpoint goed omschreven, evt aantekeningen in schrift.
Signalen in hersenen kruisen elkaar. Signalen rechts komen linker hersenhelft binnen!
Pons = de brug tussen linker en rechter hersenhelft die informatie uitwisselt.
Kleine hersenen regelen beweging.
Hypothalamus:
- Maakt zelf hormonen
- Zijn zenuwcellen (die zelf hormonen maken).
Hypothalamus
Hypofyse
Voorkwab = adenohypofyse
Achterkwab
Voorkwab:
Releasinghormoon vrijgemaakt, hormonen aan de voorkwab vertellen wat er moet gebeuren. De hypofyse kan
dan hormonen vrijmaken. Releasing hormonen RH dan het hormoon in hypofyse hormoon gemaakt en
naar doelwitorgaan. Hormoon om aan te zetten tot hormoonproductie.
Achterkwab:
Neurohormoon opgevangen in achterkwab. Afgegeven aan bloedbaan. Hypofyse hoeft alleen door te geven. Er
hoeft geen hormoon geproduceerd te worden.
Koud verbranding nodig. Releasing hormoon zorgt ervoor dat hypofyse het juiste hormoon maakt. Naar
doelwit meer verbranding!
De centrale thermosensoren in hypothalamus meten de temperatuur. Te koud neurosecretorische cellen
(geven opdracht) TSH-RH (releasing hormoon) hypofyse voorkwab TSH schildklier thyroxine
warmte temperatuur stijgt boven normwaarde negatieve terugkoppeling.
Stress:
ACTH beïnvloedt. Hiervoor wordt dus RH gemaakt, naar bijnieren.
De hersenen, hypothalamus en de hypofyse geven signalen om hormonen te produceren.
Aantekeningen paragraaf 2 & 3: