Samenvatting leerstof GEZONDHEIDSPSYCHOLOGIE
Week 1 – Hoofdstuk 1 & 2
Gezondheidspsychologie is een interdisciplinair veld met als doel de toepassing
van psychologische kennis en technieken op gezondheid, ziekte en
gezondheidszorg.
Wat is gezondheid?
- Gezond zijn (geen klachten, indien niet ziek dan gezond)
- Gezondheid hebben (gezond lichaam)
- Gezondheid doen (sporten, fruit eten)
Verschil in opvattingen man / vrouw
Biomedisch model
- Lichaam en geest zijn gescheiden, mens is deelbaar
- Mechanistische visie, mens als machine
~ Beleving van ziekte niet meegenomen
~ Bestaan van lichamelijk onverklaarbare ziekte
Bio psychosociaal model
Ziekte en symptomen komen door een combinatie van lichamelijke, sociale, culturele
en psychologische factoren tot stand.
Biologische factoren Psychologische factoren Sociale factoren
- Virussen - Gedrag - Opleidingsniveau
- Lichamelijke klachten - (ziekte) Overtuigingen - Culturele invloeden
- Hormonen - Stress - Sociaaleconomische
- Genetische factoren - Coping status
- Relaties sociale steun
Gezondheidsverschillen een term die de verschillen in gezondheid en
levensverwachting tussen verschillende groepen aanduidt.
,Week 2 – H3.1, 4.1, 5.1, 5.2
H3.1
GEDRAGSMATIGE PATHOGENEN gedragingen die schadelijk zijn voor de
gezondheid.
GEDRAGSMATIGE IMMUNOGENEN gedragingen die gezondheid bevorderen.
H4.1
COMPLIANTIEGEDRAG alle handelingen vanaf het verkrijgen van een recept, het
afhalen van de geneesmiddelen tot aan het innemen ervan op de juiste wijze.
- COMPLIANTIE de patiënt volgt de aanwijzingen van de arts op.
- ADHERENTIE iemand houdt zich aan of werkt mee met adviezen omtrent
medicatie in een meer gelijkwaardige relatie tussen arts en patiënt.
- CONCORDANTIE een gezamenlijk bereikte overeenkomst tussen arts en patiënt
omtrent de juiste behandeling, nadat de patiënt volledig is geïnformeerd omtrent de
voor- en nadelen van deze specifieke behandeling.
THERAPIETROUW wordt beschouwd als gedrag en als een proces dat wordt
beïnvloed door individuele omstandigheden en omgevingsfactoren, zoals de praktijk
voor gezondheidszorg en systeeminvloeden.
Redenen voor therapietrouw
PATIËNTGERELATEERDE FACTOREN: cultuur, leeftijd, persoonlijkheid,
kennis, persoonlijke en culturele aannamen, houding tegenover ziekte en
geneesmiddelen, overtuigingen omtrent zelfeffectiviteit.
AANDOENINGSGERELATEERDE FACTOREN: type symptoom, vermeende
ernst, aan- of afwezigheid van pijn, aanwezigheid van comorbiditeit, kosten.
BEHANDELINGSGERELATEERDE FACTOREN: aantal, type, tijdstip,
frequentie en duur van de dosering van de geneesmiddelen, aanwezigheid
van ernst bijwerkingen, prognose.
SOCIAALECONOMISCHE FACTOREN: opleidingsniveau, kosten van de
behandeling, toegang tot apotheek, sociaal isolement.
SYSTEEMGERELATEERDE FACTOREN: communicatie met arts betreft
geneesmiddelen, noodzaak of functie, aanwezigheid traditionele aannamen
en systemen omtrent genezing.
, H5.1
DISTALE FACTOREN ver weg van het centrum van het lichaam.
sociaaleconomische status, etniciteit, geslacht en persoonlijkheidskenmerken.
PROXIMALE FACTOREN dicht bij het centrum van het lichaam.
specifieke opvattingen en attitudes rond gedragingen die de gezondheid in gevaar
brengen of bevorderen.
MODERATORVARIABELEN verklaren de omstandigheden waaronder een relatie
tussen twee andere variabelen kan bestaan, de relatie tussen individuele
overtuigingen en gedrag kan bijvoorbeeld verschillen, afhankelijk van geslacht of
gezondheidstoestand.
Factoren die gezondheidsgedrag beïnvloeden
1. Demografische invloeden = leeftijd, geslacht
2. Persoonlijkheidskenmerken
a. Big Five
b. Locus of control
LOCUS OF CONTROL de perceptie dat iemands gezondheid afhangt van
persoonlijke controle, van gezaghebbende anderen zoals medisch personeel, of van
externe factoren zoals het noodlot of toeval.
INTERN het individu is de belangrijkste determinant voor de
gezondheidstoestand.
EXTERN de gezondheid van het individu hangt af van externe factoren.
GEZAGHEBBENDE ANDEREN de gezondheid wordt bepaald door
gezaghebbende anderen.
ZELFEFFECTIVITEIT de aanname dat iemand in bepaalde omstandigheden
bepaald gedrag kan uitvoeren.
DISPOSITIONEEL PESSIMISME een overwegend negatieve kijk op het leven en de
neiging om negatieve resultaten te verwachten.
ZELFBESCHIKKINGSTHEORIE deze theorie bestudeert de mate waarin gedrag
vanuit het zelf gemotiveerd is en door de kernbehoeften autonomie, competentie en
psychologische verwantschap wordt beïnvloed.