Samenvatting psychiatrie
Hoofdstuk 1 Introductie
Wat is afwijkend gedrag?
Wanneer je jezelf afvraagt wat er met een persoon aan de hand is en waarom ze doen wat ze
doen, betreedt je het terrein van de psychopathologie, een deelgebied van de psychiatrie en
klinische psychologie, deze houden zich bezig met diverse vormen van afwijkende emoties,
gedachte en gedrag, de oorzaken daarvan en de behandel mogelijkheden ervoor.
- Psychopathologie: een deelgebied van de psychiatrie en de psychologie dat zich bezighoudt met
het beschrijven van psychische stoornissen, oorzaken daarvan en behandelingen daarvoor.
- Psychiatrie : medisch specialisme dat zich richt op de diagnostiek en behandeling van psychische
stoornissen.
- Klinische psychologie; tak van de psychologie die zich bezighoudt met de beschrijving, oorzaken
en de behandeling van psychische stoornissen om het geestelijk welzijn te bevorderen.
- GZ-psycholoog: psycholoog die na zijn studie een aanvullende opleiding heeft gevolgd en in het
BIG-register is ingeschreven. Een GZ psycholoog is bevoegd tot het diagnostiseren en
behandelen van psychische stoornissen.
- psychotherapeut: iemand die na de studie psychologie of geneeskunde een vervolgopleiding
heeft gedaan, waardoor hij bevoegd is tot het geven van psychotherapeutische behandelingen.
Moet BIG (beroepen in de individuele gezondheidszorg) geregistreerd staan.
- psychiater: iemand die na zijn studie geneeskunde een vervolgopleiding heeft gedaan waarin hij
of zij zich heeft gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van patiënten met een
psychische stoornis. Psychiater mag medicatie voorschrijven
Een psychische stoornis is het geheel van afwijkende emoties, gedachte of gedragspatronen dat
wordt gekenmerkt door onder andere een storing in het functioneren en (persoonlijk) lijden.
Circa een op de twee mensen in NL krijgt op een bepaald moment in zijn leven rechtstreeks te
maken met een diagnosticeerbare psychische stoornis. in een gemiddeld jaar lijdt een vijfde tot een
derde van alle mensen eraan.
Stichting Pandora is erop gericht om mensen ervan bewust te maken dat iemand met psychische
problemen niet direct afwijkend is. Omdat mensen met psychische problemen vaak last hebben
van bevooroordeeld en afwijkend gedrag van mensen om hen heen. Mensen met psychische
problemen worden vaak gestigmatiseerd en door hun omgeving afgewezen, of zelf uitgestoten.
Symptomen: specifieke eigenschappen of kenmerken die passen bij een bepaalde stoornis
Diagnostische criterium: bepaalde verschijnselen of symptomen moeten voldoen aan bepaalde
voorwaarde voordat ze als afwijkend oppassen bij een bepaalde stoornis worden beschouwd.
Definiëren van afwijkend gedrag
Criteria voor abnormaliteit:
,1. uitzonderlijk: uitzonderlijk gedrag wordt beschouwd als afwijkend. Het is een maatstaaf die
gebruikt wordt bij de beoordeling van abnormaliteit. Uitzonderlijkheid op zich is niet voldoende
om gedrag afwijkend te noemen.
2. sociaal afwijkend: Alle samenlevingen hebben normen (maatstaven) die bepalen welke vormen
van gedrag acceptabel zijn in een bepaalde context. Het is cultuur gebonden, als behandelaars
zich afvragen of gedrag normaal of afwijkend is, moeten ze rekening houden met culturele
verschillen. Wat de ene generatie heel afwijkend kan vinden, kan de volgende generatie heel
normaal vinden.
3. foute perceptie of interpretatie van de realiteit: Normaal gesproken vormen onze zintuigen en
cognitieve processen een accurate mentale representatie van onze omgeving. Maar als
iemand bijv. zegt dat hij iemand gezien heeft, terwijl dit niet zo is, kan dat beschouwd worden
alleen teken van een psychische stoornis.
4. aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon: persoonlijk lijden als gevolg van problematische
emoties als angst en depressie kan afwijkend zijn. Soms zijn angst en depressie hele normale
reacties op een situatie, maar wanneer dit nog in alle hevigheid aanwezig is na een lange tijd
dan zien we dit als afwijkend.
5. ongepast of contraproductief gedrag: gedrag dat geen bevrediging, maar onprettige gevoelens
oproept, vinden we over het algemeen afwijkend. En ook gedrag dat ons beperkt in ons
vermogen om bepaalde rollen te vervullen of dat ons ervan weerhoudt om ons aan onze
omgeving aan te passen. Agorafobie, een intense angst om zich in openbare ruimtes te
bevinden, noemen we afwijkend omdat het zowel zeldzaam als ongepast is. Het beperkt de
betrokkene in zijn of haar vermogen om te werken en om sociale verantwoordelijkheid te
dragen, en daardoor is het contraproductief.
6. gevaar: Gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen, noemen we
afwijkend.
Afwijkend gedrag kan dus op meerdere manieren worden gedefineerd. Afhankelijk van de situatie
wegen sommige criteria zwaarder dan andere. Meestal is het een combinatie.
Bij diverse invalshoeken en modellen die in dit boek aan de orde komen, moeten de volgende
zaken in ogenschouw worden genomen:
- wat wordt als afwijkend gedrag beschouwd en welke karakteristieken heeft dit gedrag?
- welke oorzaken worden onderscheiden voor het afwijkende gedrag?
- hoe wordt omgegaan met een persoon die afwijkend gedrag vertoont en hoe wordt hij
behandeld?
- draagt de cultuur waarin de persoon leeft bij aan het afwijkende gedrag? en zo ja, hoe?
Culturele aspecten van afwijkend gedrag: abnormale gedragspatronen kunnen in verschillende
culturen zich anders uiten een westerling kan zich zorgen maken over de rekeningen en een
stamlid uit Afrika kan zich zorgen maken over de oogst.
Culturele betekenis van termen: de terminologie die wij gebruiken kan in een andere cultuur anders
opgevat worden. Denk aan de termen depressie of geestelijke gezondheid. Soms heeft een vers
wel de zelfde betekenis in verschillende cu
Historische visies op afwijkend gedrag:
,In de hele geschiedenis van de cultuur zijn concepten van afwijkend gedrag bepaald door het
overheersende wereldbeeld van die tijd. De bovennatuurlijke krachten, demonen of boze geesten
waardoor mensen gestraft werden was een lange tijd het geloof. In veel samenlevingen bestaat
een dergelijk geloof nog steeds. In onze cultuur is de visie op afwijkend gedrag dat dit het product
is van biologische en psychosociale factoren.
- Hippocrates:
Beroemde arts uit de gouden eeuw van Griekenland, tartte het overheersende geloof van zijn tijd
door te stellen, dat ziekten van lichaam en geest het gevolg waren van natuurlijke oorzaken. Hij
stelde dat de gezondheid van het lichaam en de geest wordt bepaald door een evenwicht in de
humores (essentiele lichaamssappen zoals: slijm, zwarte gal, bloed en gele gal). Een verstoring
van het evenwicht tussen de tumores was verantwoordelijk voor afwijkend gedrag.
- slijm (flegma) = traag persoon heeft overvloed aan slijm > flegmatiek
- zwarte gal = oorzaak van depressie > melancholie
- overvloed aan bloed = vrolijk, zelfverzekerd, optimistisch > sanguinische dispositie
- gele gal = maakte mensen driftig/ korzelig > cholerisch
Hippocrates bijdrage aan het moderne denken: Hij classificeerde abnormale gedragspatronen aan
de hand van drie hoofdcategorieën;
1. melancholie is de categorie van het buitensporige depressie
2. manie verwijst naar uitzonderlijke opwinding
3. bezetenheid omvat het bizarre gedrag dat we tegenwoordig aanduiden met schizofrenie
- Exorcisme en heksenvervolgingen:
in de middeleeuwen nam het geloof in bovennatuurlijke oorzaken weer toe, met name de doctrine
van de bezetenheid. Volgens deze doctrine is afwijkend gedrag een teken van betengeld door boze
geesten of de duivel. mensen werden door middel van exorcisme ( bozen geesten ervan
overtuigen dat het lichaam niet langer bewoonbaar was dmv gebed, bezweringen, het voor het
slachtoffer heen en weer zwaaien met een kruis en uithongeren van de bezetene) of uitdrijvingen
behandeld. De heksenvervolgingen die plaatsvonden vanaf het einde van de 15e eeuw tot ver in
de 17e eeuw werden uitgevoerd door inquisiteurs: door de katholieke kerk aangestelde
heksenvervolgers. dmv een diagnostische test: drijftest, verdachten werden in het water gegooid
om erachter te komen of ze bezeten waren door de duivel. Pure metalen zouden zinken en
onzuivere metalen stijgen naar de oppervlakte. Degene die hun hoofd boven water hielde waren
dus onzuiver.
- Gekkenhuizen:
Rond het jaar 1600 werden overal in europa krankzinnigen gestichten of gekkenhuizen gebouwd.
hier woonden bedelaars en geestelijke gestoorde. Levensomstandigheden waren slecht, ze
werden vastgeketend aan hun bedden en lagen in hun eigen vuil, of ze zwierven zonder enig
toezicht over het terrein. Sommige gestichten groeide uit tot ware publiekstrekkers, mensen konden
tegen betaling naar de fratsen van de bewoners komen kijken.
- Vanaf 1800: hervormingen:
, Moderne tijdperk, met inspanningen van de Franse artsen: Jean-Baptiste Pussin en Philippe Pinel.
In hun ogen waren mensen die afwijkend gedrag vertoonde gewoon ziek, en daarom recht op
menselijke bejegening. Deze visie was in die tijd niet populair: men beschouwde de gestoorde als
bedreiging voor de samenleving. Vanuit de inspanningen van de artsen ontstond een
behandelingsfilosofie die morele therapie werd genoemd. Mensen gingen weer normaal
functioneren als ze op een menselijkere manier behandeld werden.
- De antipsychiatrische beweging:
Deze beweging ging ervan uit dat psychische stoornissen niet bestonden, maar een product of
gevolg waren van de (kapitalistische) maatschappij. Ambulant behandelen van patienten nam toe.
Patiënten moeten in de maatschappij gehouden worden. Ze mochten alleen opgenomen worden
als het niet anders kon. Nadeel was dat niemand hen verplichtingen op kon leggen, hierdoor
werden ze aan hun lot overgelaten en belanden in de afgrond.
- Evidence-based medicine:
EBM en de deels daaruit voortvloeiende behandelrichtlijnen of behandelprotocollen werden een
belangrijke ontwikkeling. Deze zijn een poging om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de
resultaten meetbaar en vergelijkbaar te maken. Deze ontwikkeling roept ook weerstand op, onder
andere doordat het de unieke aspecten van elk mens en zijn interactie met de omgeving geweld
aan doet. Ze streven ernaar om het beste beschikbare bewijs te gebruiken.
De basis van het bewijs is verdeeld in zes stappen :
1. gevalsbeschrijvingen
2. verzameling van gevalsbeschrijvingen
3. open, niet vergelijkend onderzoek
4. vergelijkend onderzoek
5. rondomised controlled trials (RCT’s) : patienten worden door het lot aan de ene of andere
behandelconditie toegewezen en verder behandeld.
6. meta-analyse van RCT’s. waarbij de resultaten van diverse RCT’s worden gebundeld en
statisch worden bewerkt ( levert hardste bewijs op)
evidence-based practice:
- het proces waarin een professional besluiten neemt op grond van de beste
onderzoeksresultaten, ervaringen, de voorkeuren van de patiënt en de beschikbare
hulpmiddelen.
Hoofdstuk 2
Visies op oorzaak en gevolg van psychische stoornissen.
Het is belangrijk te onderscheiden wat de directe oorzaken zijn en wat de gevolgen zijn die de
stoornis kan hebben voor scholing werk en relaties van de patiënt en zijn verwanten:
- een mens met al zijn eigenaardigheden, zijn eigen verleden en heden (het levensverhaal)
- een ziekte met meer of minder goed herkenbare specifieke verschijnselen (de karakteristieken
van de ziekte op zich)
,- een sociaal relationele (leef-woon-werk) en fysieke omgeving (de context waarin de ziekte zich
afspeelt of ontwikkeld)
- de houding, visie, kennis en vaardigheden van de behandelaar/onderzoeker tegenover de
patiënt.
Het biologisch perspectief:
De invloed van biologische perspectieven is enorm gegroeid. Dit heeft verschillende oorzaken:
- tijdgeest veranderd, waardoor psychiatrie en biologie veel meer in symbiose met elkaar
samengaan. We ‘geloven’ weer meer in de biologie.
- er zijn sterk verbeterde technieken om hersenfuncties en lichamelijke processen te meten in
wetenschappelijk onderzoek. Onze kennis van de biologische fundamenten van afwijkend
gedrag is de afgelopen jaren enorm gegroeid. Het blijkt dat genetica grote invloed heeft op vele
vormen van afwijkend gedrag
- genotype: verzameling trekken die zijn vastgelegd in de genetische code van een persoon
- fenotype: werkelijke of waarneembare trekken van een persoon
- proband: de eerste persoon bij wie de stoornis wordt vastgelegd
- functioneren van het zenuwstelsel spelen een rol in de ontwikkeling van afwijkend gedrag.
Het zenuwstelsel:
Een zenuwstelsel is opgebouwd uit neuronen, zenuwcellen die door het hele lichaam signalen of
boodschappen doorgeven. Elk neuron heeft een cellichaam, daarin bevindt zich de celkern waarin
zuurstof wordt omgezet, zodat de cel zijn werk kan doen. Uit het cellichaam steken korte vezels
naar buiten: dendrieten. Ze ontvangen boodschappen van naburige neuronen. Elke neuron heeft
één axon, die als een soort slurf uit het cellichaam steekt. Axonen kunnen zich in verschillende
richtingen vertakken, ze kunnen dat een meter lang worden. Elke axon eindigt in een aantal kleine,
vertakte verdikkingen, die eindknopjes worden genoemd. Alle boodschappen verplaatsen zich in
de vorm van elektrische impulsen, die het neuron als ware afvuurt. Deze impulsen bewegen zich
altijd in één richting over het neuron:
Dendriet —> cellichaam —> axon —> eindknopjes
Daar wordt de boodschap via de eindknopjes naar de andere neuronen, spieren of klieren
verstuurd. de neuron maakt hierbij gebruik van chemische substanties: neurotransmitters. Deze
neurotransmitters veroorzaken een chemische verandering in de ontvangende neuronen, waardoor
de dendriet en vervolgens het axon worden getriggerd om de boodschap verder te versturen.
Tussen het neuron dat de boodschap verzendt en een ontvangend neuron bevindt zich een smalle
spleet: synaps. Vanuit de eindknopjes van het axon worden neurotransmitters in de spleet
vrijgelaten. Elke neurotransmitter heeft eigen chemische structuur die alleen door één soort haven,
of receptorplaats, op het ontvangende neuron kan worden opgevangen. Alleen de juiste sleutel
(neurotransmitter) kan het slot openen, waarna het postsynaptische (ontvangende) neuron de
boodschap verder stuurt.
Niet alle neurotransmitters komen aan op de plaats van bestemming. Die verdwaalde of verkeerd
aangekomen neurotransmitters worden afgebroken en teruggestuurd, zodat ze opnieuw gebruikt
kunnen worden : Heropname
,- neuron: zenuwcel
- dendriet; wortelachtige uitloper van een neuron die zenuwimpulsen ontvangt van andere
neuronen
- axon: het lange, dunne gedeelte van een neuron waarlangs de zenuwimpulsen zich
voortplanten.
- eindknopje: kleine verdikking aan het einde van een axon
- neurotransmitters: chemische stof die neurale boodschappen van het ene neuron naar het
andere vervoert
- synaps: spleetje tussen een eindknopje van het ene neuron en de dendriet of soma van een
ander, waarlangs de neurale impulsen worden doorgegeven
- receptorplaats: deel van een dendriet van het ontvangende neuron dat gevoelig is voor bepaalde
neurotransmitters
Functies van neurotransmitters en verband met abnormale gedragspatronen:
neurtransmitter functies verband met afwijkend gedrag
acetylcholine (ACh) controleert spiercontracties en de alzheimerpatienten hebben vaak
, neurtransmitter functies verband met afwijkend gedrag
vorming van herinneringen een lager acetylcholinegehalte
dopamine reguleert spiercontracties en mentale wellicht speelt een overvloed aan
processen die te maken hebben met dopamine in de hersenen een rol
leren, herinneren en emoties bij het ontstaan van schizofrenie
norepinefrine reguleert mentale processen die te verband tussen onbalans in
maken hebben met het leren en norepinefrinegehalte en
herinneren stemmingsstoornissen als
depressie
serotonine reguleert stemmingen, verzadiging en wellicht verband tussen
slaap onregelmatigheden in serotonine
gehalte, depressie en
eetstoornissen
Onderdelen van het zenuwstelsel:
twee belangrijke onderdelen:
- het centrale zenuwstelsel (hersenen en het ruggenmerg)
- perifere zenuwstelsel (het somatische en autonome zenuwstelsel)
- bestaat uit:
- a. zenuwen (neuronen) die sensorische boodschappen (boodschappen van zintuigen)
ontvangen en naar het centrale zenuwstelsel verzenden.
- b. de zenuwen die boodschappen vanuit de hersenen of het ruggenmerg verzenden naar
de spieren, waardoor die zich samentrekken, en naar de klieren, die daardoor bepaalde
hormonen afscheiden.
Centrale zenuwstelsel:
Onderste deel van de hersenen: de achterhersenen:
- medulla; reguleert de hartslag, ademhaling en bloeddruk. beïnvloed ook de slaap, niezen en
hoesten.
- pons: geeft informatie door over bewegingen en de stand van het lichaam. Is betrokken bij de
functies die te maken hebben met aandacht, slaap en ademhaling
- cerebellum (kleine hersenen) : ligt achter de pons. Hij speelt een rol in het evenwichtsgevoel en
de motoriek.
Boven de achterhersenen liggen de middenhersenen:
Hier lopen de zenuwbanen die de achterhersenen verbinden met de voorhersenen.
- Het reticulaire activeringssysteem (RAS) : spelen een rol in slaap, aandacht en activering.
Voorste deel van de hersenen; Voorhersenen:
- Thalamus: stuurt sensorische informatie (tast en zicht) naar hogere hersengebieden. Ook
betrokken bij slaap en aandacht