Vroegvolwassenheid (20-40)
Leren omgaan met stress hoort bij volwassen bestaan.
Fysiek
Lichamelijke ontwikkelingen en zintuigen
Veroudering (natuurlijke lichamelijke achteruitgang veroorzaakt door ouder worden) begint
maar pas op latere leeftijd zichtbaar.
Secundaire veroudering: aftakeling van het lichaam door omgevingsfactoren of individueel gedrag
(alcohol, drugs) invloed culturele factoren.
Groei lengte en hersenen gaat door. Na stop: langzame afname omvang/gewicht hersenen
(proces duurt hele leven). Het aantal complexe verbindingen blijft in tact.
Lichamelijke ontw. Voltooidmogelijkheden op zijn best:
- Zintuigen op zijn best (neemt rond 40/50 af).
- Kracht en psychomotorische vermogens op zijn best: Coördinatie en reactietijd
Lichamelijke fitheid
30 min, 5 x per week sporten Lichaamsmogelijkheden volledig benutten
Sport goed voor: conditie, uithoudingsvermogen, elasticiteit spieren, immuunsysteem, tegengaan
osteoporose (botontkalking later), tegen stress goed voor gezondheid.
Gezondheid
Doodsoorzaken: meeste ongelukken. (vooral mannen) Vanaf 35 ziekten/aandoeningen grotere
doodsoorzaken: aids, kanker, hartziekten, zelfmoord.
Voeding: over/ondergewicht
Groeisnelheid verminderdcalorie inname verminderen. (veel mensen doen dat niet!).
Overgewicht: 20% bovengemiddelde. Geen dieet: met maten eten wat je lekker vind.
Anorexia: Ondergewicht van 30%. Duur: gemiddeld 4 jaar. Kenmerk: 3x uitblijven menarche. 2 typen:
- Beperkende type: Niet geregeld bezig met vreetbuien of laxeren.
- Purgerende type: geregeld bezig met vreetbuien of laxeren.
Cognitief
Intellectuele groei tijdens de vroeg volwassenheid
Meer waarden hechten aan op werkelijkheid gebaseerde overwegingen die gedrag van mensen in
een situatie beïnvloed dan op pure logica.
Piaget: Toename kwalitatief denken stopt na adolescentie. Bewijs van tegendeel:
1. Postformeel denken: Denken in grijstinten meerdere oplossingen mogelijk.
Labouvie-Vief: Denken gebaseerd op abstracte logica niet voldoende voor eisen in de vroeg volwas.
Interpretatief proces/relatief denken: Situaties waarin mensen terechtkomen moeten soms relatief
worden opgelost. (alle aspecten afwegen tegen waarden/opvattingen en eerdere ervaringengrijs ipv.
zwart/wit).
Dronken: adoles.: vrouw weg afspraak. Jongvolw. Man smeken, vrouw meende het niet.
Dialectisch denken: Belangstelling/waardering voor (tegen)argumenten zaken/antwoorden niet
altijd absoluut goed/fout er kan over onderhandeld worden.
Perry’s benadering van postformeel denken
Dualistisch meervoudig/relatief denken omdat ze in contact kwamen met meerdere standpunten
(docenten/studenten)
2. Schaie’s stadia van ontwikkeling (blz 21 figuur)
Cognitieve veranderingen stoppen niet eind adolesc.
Denken ontwikkeld volgens vaste stadia. Richtte zich niet op veranderingen in begrijpen/verwerven
kennis maar op inzetten van informatie. 4 stadia:
Kindertijd tot adoles. Verwervend stadium: Verwerven informatie (voor toekomstig gebruikt)
,Jongvolwassenheid Uitvoerend stadium: Toepassen verworven kennis op specifieke situaties voor lange
termijndoelen op gebied van gezin, carrière en bijdragen a.d. maatschappij (bijv partnerkeuze)
Middelbare leeftijd Verantwoordelijk stadium: Beschermen en verzorgen partner, gezin, carrière.
Ondernemend stadium: zaken breder bekijken: meer betrokken bij wereld
(vrijwilligerswerk) niet door iedereen bereikt.
Ouderdom Re-integratief stadium: Aandacht op zaken die persoonlijke betekenis hebben (kennis
verwerven van dingen waar je interesse in hebt, niet direct toepasbare dingen onbelangrijk).
Intelligentie componenten
Triarchische theorie over intelligentie (Sternberg): intelligentie bestaat uit 3 belangr. componenten:
- Componentiele component: M.b.v. eerder geleerde data analyseren en probleem
oplossen. Slim zijn
- Experimentele component: Ervaring gebruiken om problemen op te lossen omgaan met
nieuwe situaties inzicht. Slim combineren
- Praktische/Contextuele component: Intelligentie gebruiken om aan eisen dagelijks
leven/realiteit te voldoen. Slim handelen
Praktische/emotionele intelligentie
Traditionele IQ- test zeggen wel iets over academisch succes, niks over een succesvolle carrière. Wel:
Praktische intelligentie: Nieuwe situaties inschatten (Verworven door observeren, kopiëren gedrag).
Emotionele intelligentie: Emoties inschatten goed met andere opschieten, snappen wat ze voelen.
Ingrijpende gebeurtenissen (geboorte/dood) stimuleren cognitieve groei: Doordat we in een
nieuw licht naar onze plaats in de maatschappij gaan kijken.
Hoger onderwijs volgen
Gem. leeftijd student neemt toe. Reden: - economische (baas hecht waarde aan graad),
- Maturation reform: aanpassing door rijping ouder worden settelen en risico gedrag
vermijden, mogelijkheden om gezin te onderhouden verwerven.
- Moderne wereld (technologie) en ouder worden beter begrijpen.
- Ander beroep
Oudere studenten meer uitval: combinatie met werk/gezin.
e
Aanpassingsreactie in het 1 jaar: psychologische problemen (eenzaamheid, angst, terugtrekken en
depressie) door overgang middelbare naar hoger onderwijs waar 1ejaars aan kunnen lijden.
Extra gevoelig: Studenten die op middelbare school populair waren, goede cijfers hadden
Functie onderwijs: Verschillend naar de wereld te kijken. Dualistisch meervoudig (relatief denken).
Uitval: De meeste gevallen zijn het niet de academische vermogens die studenten doen besluiten om
te stoppen (maar bijv financien). Stoppen studie niet altijd slecht ook soms nieuw perspectief.
Sociale ontwikkeling
Sociale klok: cultureel en psychologisch bepaalt uurwerk dat aangeeft of we belangrijke mijlpalen
in het leven bereiken op een moment dat gepast is ten opzichte van leeftijdsgenoten (kinderen).
Tegenwoordig sociale klokken pluriformer, vooral voor vrouwen veel veranderd.
Verschillende sociale klokken waaruit je kan kiezen, keuze gevolgen voor latere ontwikkeling van
persoonlijkheid later.
In deze levensfase: Gericht op intimiteit en opbouwen van een relatie geluk voor deel bepaald door
relaties.
Geluk: vaak geassocieerd met gevoelens van onafhankelijkheid, competentie, zelfrespect, prettige
omgang met andere mensen. cultureel bepaald.
Erikson: Intimiteit versus Isolement
Ontwikkelen hechte relaties met anderen staat centraal. Aspecten van fase:
, - Onbaatzuchtigheid (eigen behoeften opofferen aan anderen)
- Seksualiteit (niet alleen op eigen genot maar die van ander concentreren)
- Toewijding (pogingen om eigen identiteit met die van ander te versmelten).
+ In staat om lichamelijk, intellectueel, emotioneel intieme relaties aan te gaan.
- Problemen in dit stadium (eenzaam, geïsoleerd, bang voor relaties) gekoppeld aan vorige fase waarin
er niet in geslaagd is om sterke identiteit te ontwikkelen.
Vriendschap
Geven het gevoel dat ze erbij horen. Gebaseerd op nabijheid (weinig inspanning om elkaar te zien),
gelijkenissen (relatie andere ras minder vaak), persoonlijke kwaliteiten (loyaal, warm etc.)
Verliefdheid: theorieën over verliefdheid
1. Ontwikkeling relaties: 2 mensen steeds meer/langduriger contact en aantal ontmoetingsplekken
neemt toe, eerst persoonlijke info daarna lichamelijke intimiteit Steeds meer bereid om positieve/
negatieve gevoelens te delen groeiend overeenstemming over doel relatie ontwikkeling gevoel dat
psychologisch welzijn samenhangt met succes relatiegedragen als koppel.
2. Stimulus waarde rol (SWR) theorie (Murstein)
Elke relatie ontwikkeld zich in vast volgorde van 3 stadia:
1. Stimulusstadium: relaties zijn gebaseerd op uiterlijke, lichamelijke kenmerken.
vaak alleen geval bij eerste ontmoeting.
2. Waardestadium: Toenemende overeenkomsten tussen waarden en opvattingen
tussen 2e en 7e ontmoeting.
3. Rolstadium: Relatie gebaseerd op specifieke rollen van de deelnemers
(man/vrouw, vriend/vriendin) 8e contact en later
3. Labelingtheorie (Steenwegen)
Liefhebben verschilt ook kwalitatief.2 soorten liefdesrelaties:
Kameraadschappelijke liefde: Diepe genegenheid voor degene met wie leven nauw verbonden is.
Gepassioneerde (romantische) liefde: sterke betrokkenheid bij behoefte van ander, lichamelijke
belangstelling en arousal.
Labelingtheorie over gepassioneerde liefde: mensen ervaren romantische liefde wanneer twee
gebeurtenissen tegelijkertijd plaatsvinden:
1. Intense fysiologische arousal (alleroverheersende belangstelling voor ander, fantasieën,
stemmingswisselingen).
2. Vermoeden dat arousal wordt opgeroepen door verliefdheid.
Mensen verliefd ondanks gekwetst negatieve gevoelens aan verliefdheid/arousel koppelen.
4. driedimensionale theorie (sternberg)
Liefde is complexer dan kameraadschap en gepassioneerd. 3 componenten:
Intimiteit: Gevoelens van innigheid, genegenheid en verbondenheid bevat.
Passie: Seks, lichamelijke nabijheid en romantiek
Beslissing/verbintenis: Perceptie dat men lief heeft en de beslissing om dit voor langere tijd in stand
te houden.
Een partner kiezen
Liefde speelt in Westerse cultuur grote rol bij keuze partner (in sommige niet-westerse landen niet).
Voorkeur mannen: uiterlijk - Voorkeur vrouwen: ambitieus
Filtermodel (de ware partner herkennen).
Mensen die opzoek zijn naar partner filteren potentiële partners. Eerst worden algemene factoren van
aantrekkelijkheid gefilterd. Daarna meer verfijnd. Resultaat keuze die gebaseerd is op
verenigbaarheid van de individuen. Blz. 53 schema!
Nabijheidhomogamie aantrekkingskrachtrollen passen bij elkaar= levenspartner
Homogamie: Neiging om levenspartner te kiezen van zelfde ras, opleiding religie en andere basale