Hoofdstuk 1 Rechtshandeling en overeenkomst
Centraal in het privaatrecht staat de rechtshandeling, dat wil zeggen: de handeling die erop
gericht is een bepaald rechtsgevolg in het leven te roepen.
Er zijn verschillende soorten rechtshandelingen namelijk: eenzijdig, meerzijdig, gericht en
ongericht. Hieronder een overzicht van verschillende typen rechtshandelingen:
Opschortende en ontbindende werking
Opschortend: voldoet aan de voorwaarde dus treedt de overeenkomst in werking.
Ontbindend: overeenkomt is van kracht, maar vervalt zodra aan de ontbindende
voorwaarde voldaan is. ART 6:22
Voor het tot stand komen van een geldige rechtshandeling moet aan een aantal vereisten
zijn voldaan. Vereisten worden in de wet gesteld:
1. Aan de persoon die de rechtshandeling verricht.
2. Aan de handeling zelf.
De persoon die de rechtshandeling wil verrichten, moet aan twee voorwaarden voldoen:
1. Hij moet handelingsbekwaam zijn ART 3:32 (BW)
2. Hij moet handelingsbevoegd zijn ART 3:43 (BW)
Ad 1 Handelingsbekwaamheid
Handelingsbekwaamheid houdt in: de geschiktheid van een persoon om voor zichzelf
rechtshandelingen tot stand te brengen. Deze geschiktheid wordt door de wet in beginsel
toegekend aan iedere natuurlijke persoon. Het is de taak van de verheid om onbekwame
mensen tegen zichzelf in bescherming te nemen, vandaar dat de wet zichzelf de
bevoegdheid toekent vast te stellen dat bepaalde personen onbekwaam zijn om
rechtshandelingen te verrichten.
Onbekwaam on der de huidige wetgeving kunnen zijn:
- Minderjarigen ART 1:234
- Onder curatele gestelden ART 1:381
,Minderjarige en curandi hebben een wettelijk vertegenwoordiger die op grond van deze
hoedanigheid namens hen rechtshandelingen kan verrichten, maar ook toestemming kan
geven tot het zelf verrichten van bepaalde rechtshandelingen.
Wanneer een minderjarige of onder curatele gestelden zonder toestemming
rechtshandelingen verrichten, hangt het type van de rechtshandeling af wat daarvan de
gevolgen zijn.
Ad 2 Handelingsbevoegdheid
Handelingsbevoegdheid houdt in: de geschiktheid van een persoon om een bepaalde
rechtshandeling te verrichten. Iemand die in het algemeen bekwaam is rechtshandelingen
aan te gaan kan in een bijzonder geval op grond van wettelijke bepaling onbevoegd zijn deze
ene rechtshandeling te verrichten. ART 3:43
ART 3:43 hier worden groepen van personen aangewezen die onbevoegd zijn met
betrekking tot bepaalde rechtshandelingen.
Vereisten gesteld aan de handeling
Een, op een rechts volg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard is het
eerste vereiste dat door de wet wordt gesteld aan de handeling die erop gericht is
rechtsgevolgen in het leven te roepen. ART 3:33. Dit geld zowel voor eenzijdige als voor
meerzijdige rechtshandelingen, met dien verstande dat in geval van een meerzijdige
rechtshandeling sprake moet zijn van twee op elkaar aansluitende wilsverklaringen.
Wilsverklaring en norm
De wilsverklaring is in beginsel niet aan enige vorm gebonden. Een wilsverklaring kan
mondeling maar ook per brief of e-mail. ART 3:37
Soms schrijft de wet voor een bepaalde handeling een bepaalde vorm voor. VB: huwelijkse
voorwaarden moeten bij notariële akte worden aangegaan ART 1:115, een
concurrentiebeding moet schriftelijk worden overeengekomen ART 7:653.
In deze twee gevallen is de rechtshandeling op straffe van nietigheid aan de voorgeschreven
vorm gebonden. ART 3:39
Aan de handeling die erop gericht is rechtsgevolgen in het leven te roepen stelt de wet
twee voorwaarden, zij moet:
1. Berusten op een verklaarde wil van de handelende persoon
2. Als de wet dit voorschrijft, zijn verricht in de voorgeschreven vorm
Het handelsverkeer zou grote nadelen ondervinden van wanneer in alle gevallen waarin wil
en verklaring elkaar niet dekken besloten moest worden dat er geen geldige rechtshandeling
tot stand kon komen. Vandaar dat ART 3:33, dat overeenstemming van wil en verklaring
vooronderstelt, een hoofdregel formuleert die nader wordt genuanceerd in ART 3:35.
Met betrekking tot de totstandkoming van rechtshandelingen is in de wet gekozen voor een
dubbele grondslag:
1. Stemmen wil en verklaring overeen, dan komt de rechtshandeling tot stand op de
grondslag van de verklaarde wil. ART 3:33
, 2. Lopen wil en verklaring uiteen, dan kan niettemin een geldige rechtshandeling tot
stand komen en wel op de grondslag van het opgewekte vertrouwen. ART 3:35
Het vertrouwensbeginsel:
Wanneer de wederpartij van degene wiens wil niet met zijn verklaring overeenstemt, er
onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze op mocht vertrouwen dat de verklaarde
de werkelijke wil weergaf, is de verklaarde partij (ondanks zijn niet-willen) en dus ondanks
ART 3:33 aan zijn verklaring verbonden.
Wanneer een geestelijke gestoorde een rechtshandeling verricht kan deze nietig worden
verklaard. Hij zal dan wel moeten aantonen dat deze rechtshandeling onder invloed van de
stoornis verricht werd. Bewezen moet worden:
1. De stoornis zelf
2. Causaal verband tussen stoornis en verklaring
ART 3:34 lid 1
Moment totstandkoming rechtshandeling
De rechtshandeling komt tot stand door een wilsverklaring. Met betrekking tot meerzijdige
rechtshandelingen en eenzijdige gerichte rechtshandelingen moet hieraan worden
toegevoegd dat deze wilsverklaring om werking te hebben de persoon tot wie zij is gericht
moet hebben bereikt. Het gaat er hierbij om het moment waarop de verklaring de
wederpartij heeft bereikt.
Een verklaring die een persoon niet bereikt, wordt geacht hem bereikt te hebben wanneer:
1. Hij zelf, of een ander voor wie hij aansprakelijk is, oorzaak is van het feit dat de
verklaring hem niet of niet tijdige bereikte, ofwel
2. Dit op andere gronden voor zijn risico behoort te komen.
, De wet stelt aan de geldige totstandkoming van de rechtshandeling een aantal vereisten.
Wordt aan een daarvan niet voldaan, dan kan dit drie gevolgen hebben. Al naar de aard van
de rechtshandeling:
1. Nietig
2. Vernietigbaar
3. Niettemin geldig
Nietig is de rechtshandeling in geval van gebreken die de openbare orde raken.
VB: een kind verkopen, een geestelijk gestoorde wil een testament maken. In deze gevallen is
het gebrek in de rechtshandeling zo fundamenteel in strijd met de rechtsorde, dat nietigheid
als sanctie geboden is.
Vernietigbaar is de rechtshandeling in geval van gebreken die de handelende persoon raken.
Het is de taak van de overheid de zwakkeren in de samenleving tegen zichzelf in
bescherming te nemen, maar het is aan de zwakkere zelf om uit te maken of hij deze
bescherming in een speciaal geval al dan niet wil aanvaarden.
VB: tijdens de verkoop van een huis wordt iemand bedrogen, dit kan door de persoon of
rechter vernietigd worden.
Een gebrekkig tot stand gekomen rechtshandeling kan onder omstandigheden niettemin
geldig zijn. Hiervan kan sprake zijn in de gevallen van ART 3:40 lid 3, namelijk wanneer de
wet een bepaalde rechtshandeling verbiedt maar het gebrek te gering is om daaraan de
sanctie van nietigheid te verbinden. VB: men denke aan de verkoop van bijvoorbeeld een
brood na de wettelijke sluitingstijd.
Oorzaken van de nietige rechtshandelingen
Oorzaken die tot gevolg hebben dat het rechtsgevolg waarop een rechtshandeling was
gericht niet tot stand komt, kunnen onder andere zijn gelegen in:
1. Het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil
2. Strijd met de openbare orde en met de wet
3. De handelingsonbevoegdheid van een persoon
Ad 1 zie 1.2.2. voor meer informatie
Ad 2 nietigheid als gevolg van strijd met de wet en de openbare orde
Een rechtshandeling moet, op straffe van nietigheid, wat strekking en inhoud betreft
beantwoorden aan de door de openbare orde en goede zeden gestelde normen. ARTK 3:40
lid 1. Het betreft hier normen van ongeschreven recht die in de Nederlandse samenleving
algemeen worden aanvaard.
Ad 3 nietigheid als gevolg van handelingsonbevoegdheid
In sub paragraaf 1.2.1. wordt er uitgelegd wat men verstaat onder handelingsbevoegdheid.
Wordt een rechtshandeling verricht door iemand die daartoe onbevoegd is, dan is deze
nietig. ART 3:42