Hoofdstuk 1 – Personen en familierecht
1.1 – De geboorte van…
Met de geboorte van een kindje is een nieuw rechtssubject ofwel een
natuurlijk persoon in juridische zin ontstaan: een drager van rechten en
plichten. Volgens artikel 1:1 lid 1 BW zijn allen die zich in Nederland
bevinden vrij en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten.
Met de geboorte van een kindje ontstaan er allerlei familiebanden ofwel
familierechtelijke betrekkingen ex. artikel 1:197 BW. Als een kindje
wordt geboren binnen het huwelijk van een man en een vrouw, krijgt hij
automatisch een vader en een moeder zegt artikel 1:198 jo. 1:199 BW. Er
zijn verschillende familierechtelijke betrekkingen:
1. Opgaande lijn – ouders, grootouders, overgrootouders
2. Neergaande lijn – afstammelingen (kinderen en kleinkinderen en
verder)
3. Zijlijn – broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten
Om het aantal graden te bepalen ga je altijd terug naar de
gemeenschappelijke voorouders van beide bloedverwanten, het aantal
generaties dat passeert, tel je op. Zie artikel 1:3 BW.
Bloedverwantschap is het gevolg van het ontstaan van familierechtelijke
betrekkingen tussen personen. Dit kan op vier verschillende manieren
ontstaan:
1. Geboorte
2. Erkenning
3. Adoptie
4. Gerechtelijke vaststelling
Punt 1 – door geboorte ontstaan er ten opzichte van de moeder
automatisch familierechtelijke betrekkingen aangezien het kindje uit de
moeder komt. Als het kind binnen een huwelijk wordt geboren gebeurt dit
ook automatisch ten opzichte van de vader (juridisch vaderschap).
Juridisch vaderschap ontstaat ook automatisch als het huwelijk van de
man met de vrouw uit wie het kind wordt geboren binnen 306 dagen voor
de geboorte van het kind door de dood van de man is ontbonden, zelfs
indien de moeder is hertrouwd.
Punt 2 – als een stel niet getrouwd is, maar bijvoorbeeld samenwonen, dan
ontstaat er wel automatisch een familierechtelijke betrekking ten opzichte
van de moeder, maar nog niet ten opzichte van de vader. De vader moet
het kind eerst erkennen om juridisch vader te worden, zie artikel 1:199
BW. Erkenning is overigens geen waarheidshandeling. De man die het kind
erkent, hoeft niet per se de biologische vader te zijn.
Punt 3 – als een man zijn kind niet zou hebben erkend, dan zou hij of de
moeder de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man
kunnen verzoeken bij de rechtbank. Binnen vijf jaar na de geboorte van
, het kindje kan de vrouw gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
verzoeken. Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan zelfs nog na
overlijden van de man. Gevolg hiervan is dat er jaren na het overlijden van
een man nog juridische betrekkingen kunnen ontstaan tussen hem en zijn
(biologische) kind.
Hierdoor kan het nieuwe juridische kind alsnog aanspraak maken op de
erfenis. Door middel van DNA-onderzoek kan met een zekerheid
grenzende waarschijnlijkheid het biologische vaderschap worden
aangetoond of ontkracht.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is alleen mogelijk als het
betreffende kind nog geen juridische vader heeft. Iemand die al een vader
heeft zal eerst op grond van artikel 1:200 BW of artikel 1:205 BW het
vaderschap van zijn juridische vader moeten aantasten alvorens hij
familierechtelijke betrekkingen met zijn biologische vader kan krijgen.
Punt 4 – de donor is de man, die zijn zaad voor kunstmatige
donorinseminatie heeft afgestaan. De verwekker is degene die zelf de
daad tot verwekking heeft verricht. Zowel de donor als de verwekker zijn
de biologische vaders.
* De ontkenning van het vaderschap en de vernietiging van de
erkenning
Het vaderschap kan worden ontkend, zie artikel 1:200 BW. De man kan dit
zelf doen, maar ook de moeder en het kind hebben de mogelijkheid om
het vaderschap te ontkennen. De moeder moet hiervoor een verzoek
indienen bij de rechtbank binnen een jaar na de geboorte.
Een man die het kind heeft erkend, kan de rechter verzoeken de erkenning
te vernietigen, op de grond dat hij niet de biologische vader van het kind
is. Zie artikel 1:205 BW.
Vernietiging van de erkenning op verzoek van het kind is op grond van
bovenstaand artikel alleen mogelijk als het kind tijdens de minderjarigheid
is erkend.
De moeder kan vernietiging van de erkenning verzoeken, indien zij door
bedreiging, dwaling of bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door
misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning
te geven.
Zowel de erkenner, de moeder als het kind zijn aan de in artikel 1:205 BW
gemelde termijnen gebonden.
* De geboorteaangifte en voornaam
Als vader van het kind is hij verplicht binnen drie dagen na de geboorte
aangifte van het kindje te doen, dit blijkt uit artikel 1:19e lid 2 BW. Bij de
aangifte moet de voornaam en de geslachtsnaam (achternaam) worden
opgegeven. De ambtenaar heeft de bevoegdheid om een voornaam te