Burgerlijk recht 1 2015/2016
Personen- en familierecht & Erfrecht in een notendop
Burgerlijk recht 1
Bron: J.H.M ter Haar en W.D. Kolkman, Personen- en Familierecht & Erfrecht in een
notendop, Walburgpers, Zutphen: 2014, druk acht
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
,Burgerlijk recht 1 2015/2016
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave.................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1, Personen- en familierecht..................................................................3
§1.1 De geboorte van Herman Hazewinkel..........................................................3
§1.2 minderjarigheid en ouderlijk gezag.............................................................5
§1.3 Meerderjarigheid......................................................................................... 7
§1.4 Samenlevingsregelingen............................................................................. 7
§1.5 Het gezin..................................................................................................... 8
§1.6 Het huwelijk................................................................................................. 8
§1.7 Adoptie...................................................................................................... 10
§1.8 Curatele, bewind en mentorschap.............................................................11
§1.9 Echtscheiding............................................................................................ 11
§1.10 Het reparatiehuwelijk.............................................................................. 13
§1.11 Het overlijden van Annelies.....................................................................13
§1.12 Het overlijden van Herman......................................................................13
Hoofdstuk 2, Erfrecht........................................................................................... 13
2.1 Algemeen.................................................................................................... 13
2.2 Ab-intestaaterfrecht: wie erft er volgens de wet (titel 2 en 3).....................14
2.3 Ab-intestaaterfrecht: wettelijke regeling.....................................................15
2.4 Ab-intestaaterfrecht: andere wettelijke rechten..........................................15
2.5 Testamentair erfrecht: formele aspecten (titel 4)........................................16
2.6 Testamentair erfrecht: materiële aspecten.................................................16
2.7 Legitieme portie.......................................................................................... 18
2.8 Boedelafwikkeling....................................................................................... 18
2.9 Overgangsrecht........................................................................................... 20
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
,Burgerlijk recht 1 2015/2016
Hoofdstuk 1, Personen- en familierecht
§1.1 De geboorte van Herman Hazewinkel
In dit boek volgen we het even van Herman Hazewinkel , om het personen- en familierecht en ook het
erfrecht te illustreren. Herman is zoon van Hans Hazewinkel en Hermien Hazewinkel-de Haan. Met
zijn geboorte ontstaat een nieuw rechtssubject: een drager van rechten en plichten. Conform artikel 1:1
lid 1 BW zijn allen die zich in Nederland bevinden vrij en bevoegd tot het genot van burgerlijke
rechten. Dit kan zelfs voor de geboorte zo zijn (art. 1:2 BW), maar als het kind dood ter wereld komt
wordt het geacht nooit te hebben bestaan.
Met de geboorte ontstaan van rechtswege familierechtelijke betrekkingen (art. 1:197 BW) en Herman
krijgt automatisch een vader en een moeder (art. 1:198 lid 1 sub a en art. 1:199 sub a BW). Voor het
bepalen welke graad bloedverwant de familieleden zijn is art. 1:3 BW van belang: het aantal
generaties dat passeert via de opgaande lijn worden bij elkaar opgeteld. Dit is van belang voor het zijn
van erfgenaam (art. 4:10 BW). Verder speelt bloedverwantschap een rol bij het huwelijk (art. 1:41
BW) en bij de erfbelasting. De verplichting tot levensonderhoud komt aan bod in §1.2.
In beginsel ontstaat een afstammingsband op grond van biologische verwantschap. Een uitzondering
hierop is adoptie: er ontstaat wel een afstammingsband, maar geen biologische verwantschap. Ook kan
tegenwoordig een niet-biologische moeder een kind erkennen en kunnen twee gehuwde vrouwen van
rechtswege moeder worden, waardoor het afstammingsrecht is gecompliceerd. Familierechtelijke
betrekkingen ontstaan op vier manieren:
1 Geboorte: van rechtswege ten opzichte van de moeder en binnen een huwelijk ook ten
opzichte van de vader (juridisch moeder- en vaderschap). Juridisch vaderschap kan ook
ontstaan op grond van art. 1:199 sub b BW. Binnen een huwelijk van twee vrouwen kunnen de
vrouwen van rechtswege moeder worden, mits de donor onbekend is (art. 1:198 lid 1 sub b
BW). Hetgeen hierboven is geïllustreerd omtrent van huwelijk, geldt ook voor geregistreerd
partnerschap (§1.6)
2 Erkenning: wanneer het kind niet geboren wordt binnen een huwelijk (of geregistreerd
partnerschap) moet de vader het kind eerst erkennen wil er juridisch vaderschap ontstaan (art.
1:199 sub c BW). Dit hoeft niet de biologische vader te zijn. Dit kan ook bij twee vrouwen in
dezelfde situatie of als de donor bekend is (art. 1:198 lid 1 sub c BW).
3 Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap (art. 1:207 BW): grond hiervoor is dat de man
de verwekker is of ingestemd heeft met de daad die verwekking tot gevolg heeft. Bij twee
vrouwen kan vaststelling plaatsvinden op de grond dat de niet-biologische ‘moeder’
(meemoeder) heeft ingestemd met de verwekking. De biologische moeder kan 5 jaar na de
geboorte verzoeken tot gerechtelijke vaststelling (tenzij art. 1:207 lid 3 BW) en voor het kind
gelden geen termijnen (bij minderjarigheid: afstammingscurator, zie art. 1:212 BW). De
vaststelling heeft terugwerkende kracht en kan zelfs na de dood plaatsvinden. Bij vaststelling
gaat het wel om waarheidsvinding: het aanwezig zijn van enige ‘family life’ is niet van belang.
DNA-onderzoek kan uitkomst bieden (art. 194 Rv), maar kan ook achterwege blijven indien
de rechter anderszins overtuigd is. Gerechtelijke vaststelling is niet mogelijk voor iemand die
al twee juridische ouder heeft: eerst zal het ouderschap van één moeten worden aangetast (ex
art. 1:200, 202a, 205 of 205a BW).
4 Adoptie: zie §1.7
De moeder uit wie het kind geboren wordt is biologisch moeder (art. 1:198 lid 1 sub a BW, hetgeen
gevolgen heeft voor de draagmoederconstructie: de draagmoeder zal ontheven moeten worden van het
ouderlijk gezag (art. 1:266 BW, waarna de ‘echte ouders’ het kind moeten adopteren. Verder is van
belang onderscheid te maken tussen de termen die voor vader worden gebruikt: verwekkers en
donoren zijn beide biologische vaders, maar donoren hebben slechts hun zaad ter beschikking gesteld
en verwekkers hebben de daad tot verwekking zelf verricht. Donoren hoeven niet bij te dragen in de
kosten van levensonderhoud en kunnen geen gerechtelijke vaststelling verwachten (art. 1:394 en 207
BW), verwekkers wel (overigens ook de persoon die heeft ingestemd met de verwekking).
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
, Burgerlijk recht 1 2015/2016
Het vaderschap kan worden ontkend (art. 1:200 BW), binnen een jaar na vermoeden niet de
biologische vader te zijn. Dit is niet mogelijk wanneer de vader heeft ingestemd. Ook de moeder en
het kind kunnen dit verzoeken (binnen drie jaar na meerderjarigheid). Ook het moederschap kan
worden ontkend bij twee vrouwen, wanneer de moeder niet de biologische moeder is (art. 1:202a
BW). Een man die het kind heeft erkend kan verzoeken de erkenning te vernietigen wanneer hij niet
de biologische ouder blijkt te zijn (art. 1:205 BW). De kind kan dit verzoeken als het tijdens
minderjarigheid is erkend en de moeder wanneer de erkenning door bedreiging etc. tot stand is
gekomen (het OM tot slot op grond van de Nederlandse openbare orde). Hetzelfde geldt voor een
huwelijk of geregistreerd partnerschap tussen twee vrouwen (art. 1:205a BW).
Binnen drie dagen na de geboorte van Herman moet Hans aangifte doen van de geboorte (art. 1:19e lid
2 jo. Lid 6 BW. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet een geboorteakte opmaken. Deze zijn
authentiek en leveren daarom dwingend bewijs (art. 157 Rv). De ambtenaar kan om verklaringen
vragen (art. 1:19e lid 8 en 1:18 lid 2BW). Partij bij de akte is i.c. vader Hans (art. 1:18a BW).
Hans meldt de voornaam en de geslachtsnaam, die kan worden geweigerd indien deze ongepast is of
overeenstemt met een bestaande geslachtsnaam. De voornaam is definitief maar kan worden veranderd
in een procedure bij de rechtbank.
Voor de geslachtsnaam moeten beide ouders een verklaring afgeven (art. 1:5 (lid 4) BW) waarvoor de
ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze opmaakt. Ontbreekt de verklaring, dan
krijgt het kind de geslachtsnaam van de vader (of meemoeder, zie lid 13). Wanneer één van de ouders
niet de biologische ouder is maar zij wel samen het gezag uit gaan oefenen (art. 1:253sa BW), is keuze
eveneens mogelijk, maar wanneer deze achterwege blijft krijgt het kind de naam van de moeder (art.
1:5 lid 4 en 5 BW). Wanneer één van de ouders overlijdt kan de overblijvende ouder de naamskeuze
alleen doen (lid 9). Eventuele broertjes en zusjes van Herman krijgen dezelfde geslachtsnaam (lid 8).
Wanneer de ouders niet getrouwd zijn, krijgt het kind de naam van de moeder en wanneer er dan
alsnog familierechtelijke betrekkingen met de vader ontstaan, kan de geslachtsnaam van het kind
alsnog worden gewijzigd (lid 2). Bij adoptie binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap krijgt
het kind de naam van de vader tenzij de ouder anders verklaren. Als alleen de vader het kind adopteert,
kunnen de ouders eveneens verklaren dat het de geslachtsnaam van vader krijgt (lid 3). Als het kind
ouder dan 16 is wanneer de familierechtelijke betrekkingen ontstaan, kist het zelf (lid 7). Als de ouders
onbekend zijn worden de namen bij KB vastgesteld (lid 10).
De geslachtsnaam kan worden gewijzigd bij KB, op de bij AMvB bepaalde gronden (bespottelijk etc.)
(zie art. 1:7 BW). Aan de geslachtsnaam van een meerderjarige kan onder omstandigheden en tweede
worden toegevoegd (art 2 Besluit). Wijziging van de naam van een minderjarige in die van zijn
verzorger en van een meerderjarige in die van zijn verzorger, ouder of oorspronkelijke geslachtsnaam
zijn geregeld in art. 3-5 besluit. Art. 6 voorziet in een hardheidsclausule: wijziging indien niet wijzigen
de geestelijke of lichamelijke gezondheid zou schaden. Wijziging kan op verzoek van persoon zelf,
wettelijke vertegenwoordiger of degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt
verzocht. Wijziging bij 12 jaar of ouder kan alleen met instemming van de persoon.
De woonplaats is de plaats van woonstede en bij gebrek daaraan het feitelijke verblijf (art. 1:10 lid 1
BW). Minderjarigen hebben een van de ouders afgeleide woonplaats. Dit is van belang voor de
relatieve competentie van de rechter (art. 99 Rv) en in het internationale privaatrecht.
§1.2 minderjarigheid en ouderlijk gezag
Zolang Herman nog minderjarig is, onder de 18 dus (art. 1:233 BW), staat hij onder ouderlijk gezag
(titels 13 en 14 boek 1 BW). Als Herman eerder trouwt of een geregistreerd partnerschap aangaat
wordt hij meerderjarig. Meerderjarigheid kan ex art. 1:253ha ook worden verzocht.
Een minderjarige is handelingsbekwaam, mits toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger (art.
1:234 BW). Soms wordt toestemming echter verondersteld (lid 3). Rechtshandelingen in strijd hiermee
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen