Filosofie in Actie
week 1
Imitatie, instinctie, netwerk, monopolie, medicalisering, protoprofessionalisering, figuraties
Figuratie → een aantal netwerken dat zich ontwikkelt → zelfbeheersing
Fremdzwänge → anderen bepalen het, selbstzwänge → je legt jezelf verplichtingen op
Fremdzwang gaat over in selbstzwang
Modelleren → cognitieve ontwikkeling → nadoen wat een ander doet
Interdependentie → iedereen is van elkaar afhankelijk → ketens worden langer en complexer
Dag 1
Tekst van Norbert Elias
Elias, N. (1987). Het Civilisatieproces, sociogenetische en psychogenetische
onderzoekingen (Aula Paperback 148, 1e dr). Utrecht: Uitgeverij Het Spectrum BV. Pp
152-171.
https://documents.library.maastrichtuniversity.nl/surf/default.aspx?f=14bc9083-4226-4ed4-
b067-689b517c3343
Wat bedoelt Norbert Elias met ‘het civilisatieproces’? Illustreer je antwoord met
voorbeelden over taalgebruik en eetgewoonten
Civilisatieproces → ontwikkeling die iemand of een groep heeft bereikt op het gebied van kunst,
techniek en wetenschap.
Hoe rituelen vorm hebben gekregen, er komen nieuwe geboden bij, oude verzwakken.
Het begint vaak bij een hoge rang en vervolgens verspreidt het zich over de gehele bevolking.
Iets wordt in de loop van eeuwen in het directe maatschappelijke verkeer en het dagelijkse gebruik
een functie geleidelijk afgebakend, hun vorm gezocht en bestendigd.
Elke gewoonte in het veranderende ritueel raakt maar uiterst langzaam verbreid, zelfs gedragingen
die ons heel elementair voorkomen of gewoonweg verstandig.
Er is een min of meer hoofse kring waarbinnen modellen vorm krijgen, deze zijn alleen afgestemd op
de behoeften van de eigen sociale situatie en de daarmee corresponderende psychische gesteldheid.
Maar de structuur en ontwikkeling scheppen geleidelijk bij steeds bredere lagen van de bevolking
een bereidheid en een verlangen om deze in de bovenlaag gevormde modellen over te nemen: ze
raken over de gehele bevolking verspreid, maar niet zonder daarbij enige aanpassingen te
ondergaan.
Het verbreid raken van modellen vanuit één sociale eenheid over andere is een van de belangrijkste
deelbewegingen die zich in het civilisatieproces voordoen.
Dit kan van hoog naar laag in rang gebeuren maar ook van laag naar hoog.
Voorbeelden
• Eetgewoonten
Differentiatie van het eetgerei. Bij veel gelegenheden worden niet alleen de borden na elke
gang gewisseld, maar ook het bestek. Het is niet voldoende om in plaats van met de handen
gewoon met mes, vork en lepel te eten. In de bovenlaag van de samenleving hanteert men
steeds vaker apart bestek voor ieder gerecht. Elk bestek heeft een eigen vorm en uitvoering.
Middeleeuwse fase gemarkeerd door het eten met de handen
Vervolgens komen er regels over het gedrag aan tafel, men mag niet over de tafel spugen en
zijn neus niet snuiten in het tafellaken, het is vanzelfsprekend om met anderen uit dezelfde
schaal of van hetzelfde bord te eten.
Vervolgens komt er zeer beperkt eetgerei: een mes en een glas er komt ook een servet
Vervolgens komen er lepels voor de soep, die iedereen gebruikt. Daarna krijgt iedereen een
eigen lepel en daarna komt er een aparte opscheplepel zo komt stap voor stap het eten van
soep tot stand.
• Taalgebruik
De ‘burgerij’ praat anders dan het ‘hof’
, De mensen die worden opgenomen in het hof geeft aan de ontwikkeling van de taal een
specifieke wending: met de nieuwe mensen komt ook een nieuw taalgebruik de hofkringen
binnen er ontstaat een ‘slang’ van de bourgeoisie. Steeds opnieuw worden elementen
hiervan in de hoofse taal verwerkt, bijgeslepen, verfijnd en getransformeerd; kortom, ze
worden verhoofst.
Daarmee gaat de taal als middel dienen om zich van de burgerij te onderscheiden, om
wellicht enige tijd later, aldus verfijnd en veranderd, weer bij de burgerij binnen te dringen
en ‘typisch burgerlijk’ te worden.
Welke verandering beschrijft Elias in ‘de speelruimte van de affecten’ en wat bedoelt hij
hiermee?
Hij beschrijft dat in de middeleeuwse samenleving de ‘speelruimte van affecten’ niet echt beperkt
wordt maar dat er later veel meer sociale controle is. De speelruimte van affecten is dan de mate
waarin je je emoties kan uiten in gedragingen – dus nog niet zoveel beperkingen en mensen leefden
meer in uitersten; gevoelens werden nauwelijks gestuurd of onderdrukt.
P154-155: Je emoties kun je nu meer uiten dan vroeger. Vroeger was de speelruimte van emoties
veel groter dan van nu. Het gaat niet alleen om lichamelijke beheersing maar ook over de
fijngevoeligheid (en deze te uiten).
Welke relatie beschrijft Elias tussen het civilisatieproces en de productie van sociale
verschillen en maatschappelijke structuur?
De drijvende krachten van het civilisatieproces zijn van sociaal-structurele oorsprong. De
ontwikkeling begint in een betrekkelijk kleine kring, maar gaat daarna over op andere, bredere lagen
van de bevolking. Deze uitbreiding is afhankelijk van een bepaalde maatschappelijke structuur.
Bovendien moeten ook de levensomstandigheden van die bredere lagen van de bevolking zich zo
ontwikkelen dat ze vergelijkbaar worden met de omstandigheden van de hogere kringen. Dit wil
zeggen dat de sociale verschillen moeten herstructureren, waardoor weer een opschuiving van de
‘pijnlijkheidsdrempel’ mogelijk is.
Het modelleren van omgangsvorm. Het begint bij de elite en het gaat vervolgens over naar de lage
klasse. Zoals bijvoorbeeld het kristal effect, het uitbreiden naar meerdere lagen. * imitatie en
distinctie.
Tekst van Keulartz
Keulartz, J. (1987). Van bestraffing naar behandeling: een inleiding in de sociologie van de
hulpverlening. Amsterdam: Boom Meppel. Pp 74-90.
https://documents.library.maastrichtuniversity.nl/surf/default.aspx?f=07a6b2f8-fff1-
4600-a96b-e9340d159821
Wat bedoelt Elias volgens Keulartz met ‘figuratie’? en waar kijk je naar als je een
figuratieanalyse maakt van maatschappelijke veranderingen?
Onder figuraties verstaat Elias de functionele samenhangen die mensen met elkaar vormen op grond
van hun wederzijdse afhankelijkheden of interdependenties.
- Naarmate het proces van arbeidsdeling in moderne samenlevingen verder voortschrijdt,
worden mensen in steeds meer opzichten van steeds meer anderen afhankelijk.
De figuratieanalyse breekt met traditionele voorstellingen over het verloop van de geschiedenis. Nog
niet zo lang geleden richtten de meeste historici zich in hun onderzoek op de daden en
karaktereigenschappen van bijzondere individuen als ‘laatste oorzaak’ van historische
gebeurtenissen.
De aandacht niet gericht op de subjectieve intenties en intuïties van mensen, maar op de
onbedoelde - en doorgaans ook onopgemerkte - gevolgen van hun handelingen en gedragingen.
,Figuraties of functionele samenhangen zijn voortdurend in beweging; ze zijn onderworpen aan
geordende en gestructureerde ontwikkelingsprocessen, die relatief autonoom zijn ten opzichte van
de motieven van de betrokkenen. In zijn hoofdwerk beschrijft en analyseert Elias twee van deze
processen in onderlinge samenhang: het staatsvormingsproces en het civilisatieproces.
P75-77. Figuratie is de functionele samenhang, dus de samenhang tussen mensen. Interdependentie
= wederzijdse afhankelijkheid. We krijgen onze kleding bijvoorbeeld van iemand anders. Wij hebben
allemaal een vaste plaats in eenketen en zijn hier ook allen afhankelijk van. Het ontwikkelingsproces
van figuratie; figuratie analayse bekijken veranderingen niet vanuit subjectieve ervaring, intenties of
bedoelingen maar vanuit de onbedoelde gevolgen van een handeling en maatschappelijke structuur.
Hoe hangt civilisatie volgens Elias & Keulartz samen met staatsvorming?
Fase monopolisering:
Uit de concurrentiestrijd van de ridders uit de late Middeleeuwen volgen twee monopolies die elkaar
in stand houden: monopolie op geweldsuitoefening en monopolie op belastingheffing.
(sleutelmonopolies)
Door de strijd die er is, komen de macht- en productiemiddelen in handen van een steeds kleiner
wordende groep krijgers. Uit deze eliminatiestrijd komt slechts één winnaar. Deze winnaar beschikt
over het monopolie op fysieke en fiscale macht en vormt het centrum van een nieuwe figuratie: de
absolutistische hofsamenleving.
Fase “verstatelijking” of “functionele democratisering
”De beschikkingsmacht over de sleutelmonopolies vanuit de handen van één persoon of partij gaat
langzaam over in de handen van steeds bredere langen van de bevolking: de persoonlijke of
particuliere monopolies veranderen in publieke monopolies. Dit komt doordat er voortdurende
differentiatie en integratie van maatschappelijke functies plaats vinden. Door dit proces groeit de
wederzijdse afhankelijkheid en wordt het machtsverschil tussen de maatschappelijke boven- en
onderlagen kleiner.
De verschuiving van de machtsbalans tussen monopolieheren en monopoliedienaren manifesteert
zich in de vernietiging van adellijke privileges en in de gestage uitbreiding van het kiesrecht, eerst tot
de gegoede burgers, dan tot alle mannen, later alle volwassenen.
De omgangshuishouding tussen mensen en de gevoelshuishouding veranderd. Freemdzwänge →
Selbstzwänge.
Nauwkeurige afstemming van het gedrag van mensen op elkaar wordt belangrijk. In maatschappijen
met sterke, stabiele geweldmonopolies ben je als individu beter beschermd tegen de fysieke
bedreiging door zijn medemensen. Daarnaast kan je als individu nou ook niet meer zo gemakkelijk
anderen te lijf gaan, doordat andere mensen jou ook in de gaten houden.
Alleen in tijden van oorlog en revolutie is er nog sprake van fysiek geweld waar het individu mee te
maken krijgt. Elk individu ervaart een druk, deze zorgt voor een controlerende instantie in de
maatschappij. Doordat mensen geen wapens meer mogen gebruiken, worden mensen gedwongen
tot zelfbeheersing. (monopolie op gewelduitsoefening)
Economische dwangen zorgen ervoor dat mensen zich niet door opwellingen laten leiden, ze
voortdurend met elkaar rekening houden en dat ze vooruitdenken over de gevolgen van iets.
De onderlagen nemen de gedragswijzen en gevoelsuitingen van de bovenlagen steeds meer over.
Proces 1; de accumulatie machtsmiddelen en producten worden opgedeeld waarbij 1 iemand de
winnaar is en alles krijgt. De verstatelijking dat één persoon steeds meer belangen krijgt.Proces 2; De
productie en machtsmiddelen worden herverdeeld in de afhankelijkheidsketen. Het is niet meer 1
iemand die alle macht heeft maar meerderen.
Het verband met civilisatie gaat om afhankelijkheid van dwang (normen en regels) tot zelfbeheersing
in de samenleving.
, Wat wordt bedoeld met medicalisering en protoprofessionalisering en wat hebben
theorieën hierover volgens Keulartz te maken met de civilisatietheorie?
Door de toenemende macht van burgers kan medicalisering ook door hen op gang gebracht worden.
Medicalisering kan ook van invloed zijn op de opvattingen en handelingen van mensen die niet in
behandeling zijn. De Swaan sprak hierbij over de 'protoprofessionalisering' waarbij professionele
kennis deels en in simpele vorm wordt overgebracht aan het grote publiek, de leken. Te denken valt
dan aan aandacht voor de gezondheidseffecten van voeding, sport, roken en drinken. Tot op
bepaalde hoogte is ook de kennis van de medische terminologie en aandoeningen toegenomen. Ons
alledaags denken over geestelijke gezondheid en identiteit zou sterk beïnvloed zijn door
psychologische en psychiatrische kennis en praktijken.
Door civilisatie wordt het gedrag tegenwoordig niet zomaar geaccepteerd dus geven we het maar
een label.
- Medicalisering.
Grote nadruk op gezond gedrag kan leiden tot een verdere medicalisering van de
samenleving. Dat is volgens velen ongewenst. Het sterk benadrukken van gezondheid als
waarde en verantwoordelijkheid versterkt de ‘gezondheidsideologie’. Dit zou ten koste
kunnen gaan van aandacht voor andere waarden in het leven. Als leefstijlen worden
opgedwongen kan er spanning ontstaan betreft onze autonomie, vrijheid en pluraliteit van
leefstijlen.
Er is een ziekte ontstaan en vervolgens hebben alle mensen die een minimale verschijnsel
vertonen dit ook. Voorbeeld: ADHD, tegenwoordig heeft een kind al gauw iets.
- Protoprofessionalisering
Gezond gedrag wordt bepaald door de mate waarin iemand is ingevoerd in het medisch en
gezondheidskundig denken (niveau). Hierbij gaat het niet alleen om kennis, maar ook om
bekendheid met de gezondheidszorg. Een sterkere protoprofessionalisering leidt tot
gezonder gedrag, maar niet per se tot een lagere consumptie van gezondheidszorg en tot
een beter ervaren gezondheid. Ze vertonen gezonder gedrag maar ze ervaren geen betere
gezondheid.
Mensen nemen niet meer zomaar iets aan, maar denken kritisch na (wat de arts zegt wordt
niet altijd meer geaccepteerd) (Het is makkelijker om een leek te zijn en te blijven maar
doordat er veel informatie ter beschikking is kan dit ook tot zekere angst leiden)