Repáraz, L., Ardjosemito-Jethoe, S., & Rousseau, E. (2020). Diversiteit in de samenleving. Koninklijke
Van Gorcum.
Hoofdstuk 1.
Inleiding
Om de ander te begrijpen – of dit proberen te doen – dien je te kunnen switchen van perspectief.
1.1 Achtergronden
Een aantal centrale maatschappelijke ontwikkelingen en bepaalde vormen van sociale uitsluiting die
zich voordoen in onze samenlevingen:
1.1.1 Maatschappelijke ontwikkelingen in de 21e eeuw
Globalisering: een onomkeerbaar proces van wereldwijde economische, politieke en culturele
integratie. Globalisering heeft als gevolg dat kapitaal, goederen en vooral mensen zich sneller en
makkelijker kunnen verplaatsen.
Glokalisering: een belangrijke transitie waarbij de lokale identiteit steeds belangrijker wordt
(Rotmans, 2017). Deze lokale context is van belang bij het identificeren van diversiteitsvraagstukken.
Ontgroening: minder jongeren in de bevolking als consequentie van een afname van het
geboortecijfer en vergrijzing: meer ouderen in de bevolking zijn voorbeelden van de veranderende
samenleving die een lokale context duiden en zo een andere diversiteit aanwijzen.
De informatisering en technologisering is een 2 e factor die diversiteit bevordert. De communicatie
verloopt enerzijds langs duidelijk gekaderde en gebaande paden binnen een duidelijke context
(werkplekken, scholen, gezinsverband). En via een schemergebied online. Daarnaast wordt
communicatie beïnvloed door transculturaliteit: ander woordgebruik, woorden worden overgenomen
uit verschillende talen; daarnaast wordt de digitale taal van de icoontjes, emoticons en afkortingen
toegepast. Deze nieuwe ‘taligheid’ brengt nieuwe gedragingen met zich mee. Ook non-verbaal.
1.1.2 Samen leven in contexten van diversiteit: als wij met elkaar gaan botsen
Interculturele attitude: het voortbewegen in deze transculturele wereld. Een proces dat zich zowel
bewust als onbewust afspeelt. Etnocentrisme: als je de wereld om je heen alleen maar beziet vanuit
je eigen normen en waarden. De eigen cultuur wordt als normaal en moreel juist gezien.
Etnorelativisme: alle culturen zijn gelijk aan elkaar. Normen en waarden krijgen tebslotte alleen maar
betekenis binnen de eigen culturele context. Ook wel cultuurrelativisme genoemd. Een vorm van
denken vanuit erkenning of respect voor de andere cultuur, i.p.v. deze te willen veranderen.
Universalisme: een manier van kijken die probeert de overeenkomsten tussen culturen te
benadrukken en niet de verschillen.
Mooie manieren om mensen te ondersteunen bij het verkrijgen van een gelijkwaardige plek in de
samenleving zijn het bekrachtigen van emancipatie en empowerment hierbij wordt gefocust op reeds
aanwezige kennis en kunde i.p.v. onmogelijkheden of onkunde die mensen krijgen toegeschreven
door stereotypering en vooroordelen.
Aan de basis van uitsluitingsmechanismen ligt meestal een salience-ervaring. Salience: dat iemand
opvalt omdat hij zich anders gedraagt dan wat ‘normaal’ of ‘gewoon’ is in een bepaalde context
(sommige migranten, mensen in een rolstoel, vrouwen in een werkomgeving met voornamelijk
mannen). Salience-ervaringen of – interacties zijn een onderdeel van uitsluitingsmechanismen. Het is
vaak een onbewuste vorm van uitsluiting, wij/zij- denken en kan escaleren tot ideeën van
HvdH1981
,vijandigheid en discriminatie.
Stereotypen: zijn veronderstellingen over personen of groepen mensen – een vaststaand beeld
volgens Van Dale – die een vals, vervormd of syplistisch beeld van de werkelijkheid geven. Kan positief
en negatief zijn. Basis voor sociale uitsluiting of discriminatie.
Een vooroordeel is een negatieve attitude ten aanzien van een persoon die behoort tot een sociale
groep. Een attitude bestaat uit 3 componenten: de cognitieve, de emotionele en de conatieve. Deze
vormen de basis voor het gedrag en handelen tegenover een persoon.
Pas als een vooroordeel of stereotype zich in gedrag vertaalt spreken we van discriminatie: het
ongelijk behandelen, achterstellen of uitsluiten van mensen op basis van (persoonlijke) kenmerken.
Positieve dicriminatie: het bij gelijke geschiktheid voorkeur geven aan mensen met een fysieke
uitdaging of vrouwen (ook wel kansen versterken genoemd of ‘positieve actie’).
Nog een vorm van uitsluiting is racisme: als een groep om raciale redenen minderwaardig behandeld
wordt of er over hen vernederende uitspraken worden gedaan. Gebaseerd op de rassentheorieën van
de 19e eeuw, maar dat er verschillen zouden zijn tussen mensen op grond van ras heeft de
wetenschap nooit kunnen bewijzen.
Nog 2 perceptie- en uitsluitingsmechanismen: het pygmalion- of rosenthaleffect: waarbij hogere
verwachtingen leiden tot hogere prestaties. De manier waarop we de ander zien, kan een positieve-
of negatieve invloed hebben op de ander: Self-fulfilling prophecy. De bevestiging hierdoor van een
negatief beeld, een negatieve spiraal wordt het Golem-effect genoemd. En wat hier weer verband
mee houdt is etnisch profileren: het gebruik door de politie van criteria of overwegingen omtrent ras,
huidskleur, etniciteit, nationaliteit, taal en religie bij opsporing en rechtshandhaving – zowel op
operationeel als organisatorisch niveau – terwijl daar geen objectieve rechtvaardiging voor bestaat.
Dit werkt 2 kanten op. Het gedrag van politieagenten. Maar ook van de geprofileerde groep.
1.2 Visie op diversiteit
Diversiteit is de verscheidenheid van mensen. Op het niveau van individuen en groepen (micro- en
mesoniveau) is dat al datgene waarin mensen van elkaar verschillen. De term gaat uit van het
verschil, van het andere, of van het niet een eenheid zijn van een bepaalde verzameling of cultuur.
In de 21e eeuw is het ‘anders zijn’ zijn niet alleen beperkt tot het etniciteit of afkomst, maar naast
oude categorieën allochtoon-autochtoon betekent diversiteit ook een verschil in individuele en
sociale factoren (sociaal economische status, gender en seksualiteit, of de dynamiek van
transnationalisme en migratie.
Op maatschappelijk niveau (macroniveau) kan diversiteit begrepen worden als de groeiende
diversiteit binnen de diversiteit superdiversiteit. Superdiversiteit als sociologisch concept bekijkt
hoe etniciteit in West-Europa slechts een van de elementen is van diversiteit. O.a. taal, leeftijd,
afkomst en verblijfsduur, sekse, woonplaats en sociaal economische status en positie zijn ook
elementen die meegenomen moeten worden bij het observeren en analyseren van diversiteit.
Innerlijke diversiteit: de vormen van diversiteit die iedereen in zich heeft, die de kern vormen van zijn
identiteit.
HvdH1981
, Hoofdstuk 2 Het ontstaan van de diverse samenleving in de Nederlandse en Belgische context
Onze samenleving is nooit homogeen geweest. Al sinds het begin van de geschiedenis zijn er mensen
die vanwege hun afkomst, seksuele voorkeur etc. zich tegen de normen van hun samenleving
verzetten, op zoek naar gelijkwaardigheid en vrijheid.
2.1 Immigratieprocessen in Nederland en België
Zonder migratie, de voortdurende zoektocht naar een betere leefomgeving, was de mensheid al
eeuwen geleden uitgestorven. Migratie heeft in de afgelopen eeuw Europa opnieuw vormgegeven
en kleurt onze hedendaagse samenleving.
Migratie (Jessurun, 2010): het permanent verwisselen van vaste verblijfplaats van individuen of
groepen binnen een groter geografisch gebied dan de geboortestreek. Dit is echter wel complexer
geworden.
Minderheden: iedere samenleving bestaat uit tal van (etnische) bevolkingsgroepen. Een minderheid
vorm je niet alleen in aantal, maar is in dit kader een groepering die weinig macht heeft en vaak
gediscrimineerd wordt.
Een natiestaat: zorgt ervoor dat men zich identificeert met het gebied waarin men woont, daarbij
horen paspoort, wet- en regelgeving rondom belasting en grenzen.
Grenzen bakenen een bepaald grondgebied af. Daarin worden vervolgens specifieke wetten en regels
afgesproken die de burgers zowel beschermen als controleren.
Dat onze samenleving steeds diverser wordt is een onomkeerbaar proces.
Migratie kan volgens Jessurun (2010) vrijwillig, semivrijwillig en onvrijwillig zijn:
* Vrijwillige migratie is het permanent verwisselen van vaste verblijfsplaats door huwelijk,
gezinshereniging of behoefte aan verandering.
* Bij semivrijwillige migratie migreert iemand vanwege gebrek aan werk of toekomstperspectief, uit
onvrede met de bestaande situatie in zijn land.
Bij beide is de migrant degene die kiest te migreren.
* Bij asielzoekers en vluchtelingen spreekt Jessurun van onvrijwillige migratie. Men wordt gedwongen
om zijn/ haar eigen land te verlaten omdat er een dreiging heerst, politiek of anderszins.
2.1.1 Migratie naar Nederland vanaf 1945
Migranten afkomstig uit de oude koloniën
Indische Nederlanders waren afstammelingen van Nederlanders die zich in Indonesië gevestigd
hadden en gerechtigd om naar NL te komen. Zij hadden over het algemeen een opleiding en waren in
cultureel opzicht sterk gericht op de NLse samenleving. Tussen 1946 en 1962 kwamen zij naar NL als
gevolg van de koloniale oorlog en onafhankelijkheid van Indonesië in 1949.
Een 2e groep uit de kolonie Indonesië zijn de Molukkers. Na de oorlog met Indonesië de Molukse
soldaten die aan NLse zijde hadden gevochten in 1951 naar NL komen. Zij werden vervolgens uit het
leger ontslagen en in kampen ondergebracht, wat in de jaren 60 en 70 leidde tot onvrede en
frustratie door het gebrek aan socio-economische perspectieven.
Suriname bleef tot 1975 een NLse kolonie. Vanaf de 2 e wereldoorlog kwamen zij naar NL om te
studeren. Vanaf 1965 was er een instroom van laagopgeleide migranten vanwege de slechte
economische situatie in Suriname.
Een laatste groep uit de oude koloniën zijn de Antillianen en de Arubanen. Eerst kwamen vooral
studenten. In de jaren 1990 gevolgd door laaggeschoolde jongen mannen, mannen van middelbare
leeftijd en alleenstaande moeders.
Arbeidsmigranten uit het mediterrane gebied
Na de 2e wereldoorlog, sinds midden jaren 50 had NL een gebrek aan laaggeschoolde arbeiders. De
HvdH1981