Hoofdstuk 4 – Angst
Angststoornissen zijn internaliserende stoornissen en het kind ‘lijdt vaak in stilte’.
Naast een angststoornis hebben ze vaak een depressie. Komt het meest voor bij
meisjes.
Angst vervult op zichzelf een gezonde, stimulerende rol. Normale angst is voor
het kind te hanteren en heeft een nuttige alarmfunctie. Het voorkomt
roekeloosheid, ondoordachte of gevaarlijke acties. Angst wordt pas een probleem
als het verlammend werkt en het normale, dagelijkse functioneren beperkt. Angst
is de fysiologische reactie op uitwendig gevaar en kent 3 componenten:
Psychologisch, cognitief: in de vorm van een gevoel van angst, vrees of
zorg of in de vorm van een gedachte (bijv. het idee dat iemand dood gaat).
Kinderen met angst hebben veel zelfkritiek, overschatten zij de eisen van
de omgeving, ervaren zij overal stress en beheerst hun zelfspraak dreigend
gevaar en verwachte negatieve gevolgen. Positief is dat bij angst ook
sprake is van gerichte aandacht.
Motorisch: bijvoorbeeld trillingen, hyperactiviteit, overreageren of juist
wegkruipen.
Fysiologisch: bijvoorbeeld een verhoogde hartslag, versneld ademhalen
en transpireren.
Angstige jongeren ervaren problemen in hun ‘denken, doen en voelen’:
Het denken: ze hebben een negatief en laag zelfbeeld
Het doen: ze kunnen geen initiatief nemen tot sociale interacties
Het voelen: jongeren zijn onzeker, hebben weinig zelfvertrouwen,
minderwaardigheidsgevoel, zijn snel ontmoedigd en accepteren hun eigen
mogelijkheden niet
Bij angststoornissen is de angst overmatig en leidt veelal tot vermijden van
angstopwekkende situaties. Er worden vaak dwangmatige handelingen
uitgevoerd om de angst niet te hoeven voelen.
Specifieke angststoornissen zijn:
1. De gegeneraliseerde angststoornis (GAS) of piekerstoornis: van
jongs af aan voortdurend nerveus, gespannen en angstig. Het systeem van
gevaarsignalering is overactief: ze zien overal gevaar, maken zich zorgen
zonder aanleiding, zijn onzeker zonder reden, terwijl hun biologische
systeem wel degelijk gevaar suggereert.
- Chronische angst kan ook psychosomatische klachten geven, zoals
buikpijn, duizeligheid, hoofdpijn en hyperventilatie.
- Verschijningsvormen van angst op school: sociale angst, separatieangst,
faalangst, angst zich te uiten, optreedangst of gehele angst voor school
(schoolfobie, oftewel GAS)
Diagnostisering criteria:
A. Bezorgd piekeren en buitensporig bang zijn voor en zorg over
verschillende gebeurtenissen, gedurende het grootste deel van de tijd,
ten minste 6 maanden lang.
B. Het moeilijk vinden de zorg de baas te blijven. Sprake van vermijding of
rituele handelingen om geen angst te hoeven beleven.
C. De angst en zorg zijn geassocieerd met ten minste 3 van de volgende 6
symptomen: rusteloosheid, snel vermoeid, moeite zich te concentreren
of leeg gevoel in het hoofd; prikkelbaar, gespannen spieren,
slaapstoornissen.