Hoofdstuk 7 – Depressieve gevoelens
Bij een depressie wordt het functioneren in affectief, motivationeel en lichamelijk
opzicht geremd. Meestal zien we met het toenemen van de jaren meer cognitieve
symptomen zoals minderwaardigheidsgevoelens, ontbreken van
toekomstperspectief, gedachten aan de dood (zelfmoordideeën). Vaak zijn er
dagschommelingen: na een moeizame start een relatieve opleving tegen de
avond. Depressies komen meer voor bij meisjes dan bij jongens.
Alleen wanneer de schommelingen in stemming of depressieve gevoelens
abnormaal lang duren, geen duidelijke aanleiding hebben of ongewoon intens
zijn, spreken we van een depressieve stoornis.
Stemmingsstoornissen worden onderscheiden in unipolaire en bipolaire
stoornissen. Bij unipolaire stoornissen is eenmalig of herhaald sprake van
depressieve periodes.
De dysthyme stemmingsstoornis is een minder ernstige vorm met minder
symptomen. Deze is wel chronischer en hardnekkiger. Er is veel meer sprake van
boosheid en gedragsproblemen dan bij een depressie. Het beperkt het
functioneren, het presteren en het plezier in het leven: men voelt zich zeer
ongelukkig en eenzaam. Het dagelijks functioneren blijft wel mogelijk.
Bij bipolaire stoornissen worden depressieve episoden afgewisseld met
manische en met normale stemmingsepisoden. In de manische episode is
iemand extreem opgewonden en energiek, uitend in: overdreven vrolijk, euforisch
gedrag. De energie-, gedachte-, en ideeënstroom lijkt niet te stoppen.
Diagnostisering criteria
De depressieve stoornis kent een of meer depressieve episoden:
A. Als hoofdsymptomen van een depressieve episode worden 9 criteria
genoemd, waarvan er 5 tijdens eenzelfde episode van 2 weken aanwezig
zijn, die tevens een verandering inhouden t.o.v. het vroegere functioneren.
Ook moet er of een depressieve stemming of verlies aan interesse
bevinden:
Een depressieve of prikkelbare stemming gedurende het grootste deel
van de dag en dit nagenoeg iedere dag
Opvallend verlies aan interesse of plezier in alle of nagenoeg alle – ook
aangename - activiteiten, iedere dag
Duidelijke gewichtsverandering, wisseling in eetlust
Verstoord slaappatroon, slapeloosheid of meer slapen dan normaal
Psychomotore agitatie of juist bewegingsarmoede, objectief
waarneembaar
Klachten over moeheid of verlies van energie
Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens, hulpeloosheid,
bezorgdheid of vrees, nagenoeg dagelijks
Cognitieve problemen, zoals een verminderd denk- of
concentratievermogen, besluiteloosheid en snel opgeven
Steeds terugkerende gedachte aan de dood
B. De symptomen voldoen niet aan de criteria voor een gemengde episode
C. De symptomen veroorzaken klinisch significant lijden of belemmering in
sociale, beroepsmatige of andere belangrijke omstandigheden. Dienen
frequent voor te komen
D. De symptomen zijn niet het gevolg van directe fysiologische effecten van
middelengebruik of een lichamelijke aandoening