Samenvatting:
Drugs en alcohol
Gebruik, misbruik en
verslaving
Roel Kerssemakers
H1 t/m H21
1
, Inhoudsopgave
Blz. 3 H1 Wat zijn drugs en hoe werken ze?
Blz. 11 H2 Alcohol
Blz. 20 H3 Opiaten
Blz. 29 H4 Misbruik van verslaving aan medicatie
Blz. 35 H5 Overige verdovende middelen
Blz. 42 H6. Stimulerende middelen: tabak
Blz. 49 H7 Stimulerende middelen: cocaïne
Blz. 57 H8 Stimulerende middelen: amfetamine
Blz. 63 H9 Stimulerende middelen: xtc
Blz. 72 H10 Overige stimulerende middelen
Blz. 77 H11 Tripmiddelen: lsd en psychedelische paddenstoelen
Blz. 85 H12 Tripmiddelen: cannabis
Blz. 93 H 13 Het gebruik van overige tripmiddelen
Blz. 102 H14 Doping
Blz. 110 H15 Gokken
Blz. 116 H16 Internetverslaving
Blz. 119 H17 Moderne verslavingen
Blz. 126 H18 Preventie
Blz. 132 H19 Verslavingsgedrag en Somatiek
Blz. 137 H20 Behandeling van verslaafden
Blz. 141 H21 Beleid
2
,H1 Wat zijn drugs en hoe werken ze?
1.1 Definitie drugs
Drugs: stoffen die het normale functioneren van ons centrale zenuwstelsel beïnvloeden
-veranderen de manier waarop de zenuwen en hersenen werken. Er is sprake van drugs
wanneer die invloed door de gebruiker gezocht wordt en geen medisch doel dient.
Drugs zijn stoffen die het functioneren van het centrale zenuwstelsel veranderen en die
gebruikt worden met het doel om het bewustzijn te veranderen zonder dat daarvoor een
medische indicatie is. Drugs hebben te maken met genot, plezier, opwinding, inzichten in
jezelf maar ook met ruzie, verbod, straf, ziekte, verslaving en dood.
Plantaardig/chemisch
De meeste drugs hebben een plantaardige oorsprong. In de 20e eeuw lukte het chemici
om de werkzame stoffen uit planten te isoleren en de stoffen in een laboratorium na te
maken. Nog later lukte het kleine veranderingen aan te brengen n de chemische structuur.
Designer drugs: veranderingen worden aangebracht met de bedoeling een nieuwe drug
te maken. Plantaardige en chemische drugs zijn even schadelijk - de werking van de
stoffen vindt in de hersenen plaats op moleculair niveau en de moleculen van de
werkzame stoffen veroorzaken de effecten.
1.2 Soorten drugs naar effecten
1. Verdovende middelen: maken iemand rustig, blij en verminderen angst. Kleine
hoeveelheden - geeft vaak een ‘fit’ gevoel - gevoelens van vermoeidheid en
‘geremd zijn’ zijn ook verdoofd. Denk aan: alcohol, opium, morfine, heroïne,
slaap- en kalmeringsmiddelen. Lichamelijke effecten: vertraagde hartslag en
ademhaling, spieren ontspannen, zintuigen functioneren minder goed, kleine
pupillen, obstipatie (opiaten).
2. Stimulerende middelen: maken iemand energiek, alert en opgewekt,
zelfvertrouwen neemt toe, betere concentratie, beter kunnen nadenken. Denk aan:
nicotine, cafeïne, cocaïne, efedra, amfetamine xtc en khat. Lichamelijke effecten:
versnelde hartslag en ademhaling, verminderde eetlust, gespannen spieren (stijve
kaken bij amfetamine-gebruikers), hoge bloeddruk, grote pupillen, blaas en darmen
willen zich ledigen.
3. Middelen die de zintuigelijke ervaringen veranderen:
waarnemingsveranderende middelen: stoffen de ervoor zorgen dat de buitenwereld
anders wordt waargenomen dan normaal. Gebruiker ziet kleuren intenser, vormen
veranderen of ziet dingen die er niet zijn, etc. Denk aan: LSD, psilocybine
bevattende paddenstoelen, cactussoorten en allerlei planten uit het tropisch
regenwoud. Lichamelijke effecten: iets versnelde hartslag, verhoogde bloeddruk,
verwijdde pupillen en lichte transpiratie, misselijkheid.
Drugs veroorzaken meestal meerdere effecten en zijn afhankelijk van de dosis. Daarnaast zijn
ze afhankelijk van de set (persoonlijke eigenschappen van de gebruiker: lichamelijke conditie,
stemming en verwachtingen over het effect) en setting (omgeving).
1.2.1 Gedragingen
Door bepaalde gedragingen kunnen mensen in een roes raken - er worden stofjes in de
hersenen aangemaakt die lijken op heroïne na bijvoorbeeld lang hardlopen - natuurlijke
roes is veel minder riskant.
3
, 1.3 Betekenissen van druggebruik
1.3.1 Gebruik van drugs bij religie
De hierbij gebruikte drugs waren plantaardig en hadden meestal een
waarnemingsveranderend effect - entheogene drugs (goddelijke in jezelf realiseren). Ze
werden gebruikt om in contact te komen met goden of om inzicht in bepaalde problemen
te vergroten.
1.3.2 Gebruik van drugs als medicijn
De stoffen die nu als drugs gebruikt worden, zijn in het verleden gebruikt als medicijn.
Cannabis: wordt gebruikt als middel tegen misselijkheid bij chemo en als middel om de
eetlust te stimuleren. Morfine: als middel tegen de pijn. Cocaïne: plaatselijke verdoving.
1.3.3 Gebruik van drugs als voedsel of om prestaties te
verhogen
Drugs kunnen ook als voedsel gebruikt worden. Cocabladeren worden
bijvoorbeeld gekauwd tegen de honger door arme boeren. Drugs kunnen
als prestatieverbeterend middel gebruikt worden: amfetamine. Drugs die de
seksuele prestaties zouden verbeteren, zijn afrodisiaca. Als in de sport drugs
worden gebruikt - doping.
1.3.4 Gebruik van drugs als genotsmiddel
Recreatief drugsgebruik. Het gaat hierbij om het bereiken van een lichtzinnig, uitgelaten,
euforisch gevoel waarbij alle zorgen vergeten worden.
1.4 Redenen en motieven voor drugsgebruik
Redenen om ermee te beginnen: liggen bij de gebruiker en zijn omgeving.
Nieuwsgierigheid leidt in de meeste gevallen tot gebruik, maar vaak eenmalig.
Beginnende drugsgebruikers die doorgaan met gebruik doen dat om verschillende
redenen: ontspannen, gezelligheid, lekker, prettig gevoel, om in een roes te raken, te
kunnen slapen, inspiratie opdoen, verveling of verslaving.
Mensen gebruiken om positieve en negatieve redenen. Negatieve redenen: lekkerder in
je vel te zitten, te kunnen slapen, als kalmeringsmiddel. Doorgaan met gebruik vanwege
negatieve redenen is riskanter dan vanwege positieve redenen.
1.5 Gebruikspatronen
1. Experimentele gebruiker: nieuwsgierig naar het effect. Het gebruik blijft beperkt tot
enkele keren en in het gebruik zit geen vast patroon.
2. Recreatieve gebruiker: niet langer nieuwsgierig, wil het effect doelbewust ervaren en
van stemming veranderen. Er zit geen regelmatig patroon in het gebruik.
3. Gewoontegebruiker: gebruikt volgens een bepaald patroon. De gebruiker heeft
controle. Een begin van verlangen naar de drug kan ontstaan als op het geplande
tijdstip niet gebruikt kan worden - verlangen is nog makkelijk te overwinnen.
4. Excessieve gebruiker: gebruikt veel en regelmatig, gebruik heeft gevolgen op allerlei
gebieden. Ondanks de negatieve consequenties gaat het gebruik door en er ontstaat
een duidelijk verlangen naar de drugs.
5. Verslaafde gebruiker: verlangt naar het gebruik, er kan bijna geen weerstand
geboden worden tegen dit verlangen. Gebruik roept steeds weer problemen op,
ondanks dat gaat het gebruik door.
4