3.6 – Juridische Vaardigheden I
Bijeenkomst 1: Juridisch ouderschap en gezag in verschillende vormen
Jeugdrecht begrepen: H1 t/m 3 + H5 t/m 5.2
Jeugdrecht begrepen: H1
Het doel van recht (inhoudelijk): rechtvaardigheid, gelijkheid, beschermen van de zwaksten
en conflictbeheersing. Welk precieze doel wordt nagestreefd is afhankelijk van de politiek:
deze stellen de rechtsregels vast. Een technisch doel van rechts is het ordenen van de
samenleving en het geven van regels om conflict te voorkomen (par 1.2, blz. 15)
Om ordening te bewaren in de duizenden rechtsregels worden deze onderverdeeld in
verschillende rechtsgebieden (par 1.3, blz. 16)
Staatsrecht: geeft basisregels voor de organisatie van de overheid, bijv. de
verhoudingen tussen verschillende organen. De belangrijkste wet op het terrein van
staatsrecht is de Grondwet, die de basis biedt voor onze staatsinrichting. Andere
wetten zijn bijvoorbeeld: de Provinciewet, de Gemeentewet en de Kieswet
Bestuursrecht: geeft regels over de bestuurstaak van de overheid, bijv. de zorg voor
het milieu, het onderwijs, de jeugdhulp etc. In bestuursrecht wordt aangegeven wat
de overheid in contact met burgers wel of niet mag doen en hoe het zich op moet
stellen. Daarnaast biedt het bestuursrecht burgers die zich tegen handelingen of
besluiten van de overheid willen verzetten, mogelijkheden voor bezwaar en beroep.
Bekende wetten zijn: de Wet milieubeheer en de Jeugdwet.
Strafrecht: beschrijft verboden gedragingen. Lang niet alles wat niet mag staat in het
strafrecht. De wetgever neemt alleen die gedragingen in het strafrecht op, die de
rechtsorde zo erg schenden dat een bestraffende reactie van de overheid moet
volgen. Onder rechtsorde verstaan we rust en veiligheid in de samenleving.
Belangrijke wetboeken: Wetboek van Strafrecht (sr) dat een groot aantal
strafbepalingen bevat en het Wetboek van Strafvordering (Sv) die regelt wat er
gebeurt als er eenmaal een strafbaar feit is gepleegd. Het beschrijft de rechten van
de verdachten en gaat in op de gang van zaken tijdens het strafproces.
Burgerlijk recht: regelt de rechtsverhouding tussen burgers onderling. Het bestaat uit
drie onderdelen:
1. Personen – en familierecht = ouderschap, gezag, omgang en scheiding
, 2. Vermogensrecht = zakelijke relaties tussen personen zoals koop, huur,
hypotheek
3. Rechtspersonenrecht = een rechtspersoon is een organisatie of onderneming
die een zelfstandig leven leidt in het recht. Bijvoorbeeld naamloze
vennootschap, besloten vennootschap etc.
Belangrijke wetboeken: Burgerlijk wetboek (BW) waarin de rechten en plichten
staan beschreven van burgers op de drie terreinen en het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsverordening (Rv). Deze bevat het procesrecht met onder andere de gang
van zaken tijdens een burgerlijk proces, betekenis van de dagvaarding en de rol
van de advocaat.
Jeugdrecht is het geheel van gerechtsregels dat de positie van jeugdigen regelt. Het bevat
onderdelen van het burgerlijk recht, het strafrecht en het bestuursrecht (blz. 19)
Een andere indeling van recht kan gemaakt worden door materiaal een formeel recht te
scheiden. Materiaal recht bevat rechten en plichten van burgers. Formeel recht geeft het
procesrecht, regelt de wijze waarop het materieel recht gehandhaafd wordt. Men noemt
formeel recht ook wel procesrecht (par 1.4, blz. 19)
Nationaal recht: de regels die gelden op het grondgebied van dat land.
Internationaal recht: de rechtsrelaties tussen verschillende staten. Worden vaak vastgesteld
in internationale verdragen. Bijvoorbeeld regels van de Europese Unie en het Internationaal
Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin de overheden van de lidstaten zich
verplichten om de rechten van het kind te respecteren en bevorderen (par 1.5, blz. 20)
Jeugdrecht begrepen: H2
Door het juridische ouderschap ontstaat er een levenslange band tussen ouders en
kinderen. die band blijft bestaan, wat er ook in het leven van kind en ouder gebeurd. Zelfs als
een ouder overlijdt, blijft diegene
de juridische ouder.
De juridische moeder (par 2.2,
blz. 26) is altijd de vrouw die het
,kind heeft gebaard (1:198 BW). Dit geldt ook wanneer er bij de bevruchting genetisch
materiaal van anderen is ingebracht.
Draagmoederschap kent het BW niet. Hierdoor is de kern van de afspraken tussen de
draagmoeder en de wensmoeder over de overdracht voor het recht ongeldig. Moederschap
kan namelijk niet worden ontkend, dus ook een draagmoeder wordt na de bevalling
automatisch de juridische moeder, ook al geeft ze daarna haar kind weg.
Is de draagmoeder niet getrouwd, dan kan de wensmoeder het kind erkennen. Vervolgens
vraagt ze bij de rechtbank om het gezag te krijgen (1:203 BW en 1:204 BW). Wanneer ze
het kind minstens een jaar heeft verzorgd kan ze het kind adopteren (1:227 BW en 1:204
BW). Wanneer de draagmoeder is getrouwd dan zijn zij en haar partner beide juridische
ouders en is erkenning niet mogelijk. De rechtbank zal het gezag van de moeder en haar
man moeten beëindigen. De wensmoeder kan het kind dan als pleegkind in haar gezin
opnemen. Een jaar later kan ze het kind adopteren.
Naar aanleiding van een advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft het
kabinet Rutte aangekondigd dat het met een wetvoorstel zal komen, waardoor
draagmoederschap van een kind een wettelijke basis krijgt. De wensouders zouden dan
meteen bij de geboorte juridisch ouder worden. Voorwaarde is dat er een genetische band is
tussen het kind en één van de wensouders en dat afspraken voor conceptie vastliggen.
De juridisch vader (par 2.3, blz. 27) is de man (1:199 BW)
Die bij de geboorte met de juridische moeder is getrouwd
Die de jeugdige heeft erkend
Van wie door de rechter het vaderschap is vastgesteld
Die de jeugdige heeft geadopteerd
Dus baart een getrouwde vrouw een kind, is haar man automatisch de juridische vader.
Er zijn sinds 1 april 2014 geen juridische verschillen meer tussen het geregistreerd
partnerschap en een huwelijk.
De wetgever gaat er van uit dat de echtgenoot van de juridische moeder wel de vader van
haar kind zal zijn. Maar dit is natuurlijk niet altijd het geval. Daarom kunnen de man, de
vrouw en het kind verzoeken om het vaderschap dat door een huwelijk is ontstaan te
ontkennen. Een voorwaarde voor zo’n verzoek is dat het duidelijk is dat de man niet de
biologische vader is van het kind (DNA-test) (1:200 BW). De vader en de moeder kunnen in
principe het vaderschap niet ontkennen als de man eerder instemde met kunstmatige
, inseminatie of IVF met donorzaad, of als hij al wist dat de vrouw zwanger was toen hij met
haar trouwde. In dit soort gevallen kan de man alleen nog ontkennen als hij door de vrouw is
bedrogen. Het kind kan in alle gevallen wel het vaderschap ontkennen.
Wanneer een man overlijdt tijdens een huwelijk en de vrouw binnen 306 dagen een
kind ter wereld brengt, wordt de overleden man gezien als de juridische vader van het kind.
Zelfs als de vrouw weer zou trouwen. De bevruchting heeft dan nog plaatsgevonden terwijl
de man leefde (1:201 BW)
Een jeugdige die geen juridische vader heeft (is geboren uit een moeder die bij de geboorte
niet getrouwd was) kan door een man (die minstens 16 jaar is) worden erkend (1:203 BW)
(blz. 28). Erkenning is alleen mogelijk wanneer een jeugdige nog geen juridische vader
heeft. Eenmaal juridisch vader blijft dit altijd zo. Dus: als de juridisch vader is overleden of
scheidt met de moeder van het kind blijft hij juridisch vader en kan geen andere man het kind
erkennen.
Wat moet een man doen om een jeugdige te erkennen?
Hij moet bij de burgerlijke stand van de gemeente verklaren dat hij de juridische vader wil
zijn. Van deze verklaring wordt een akte opgemaakt, die wordt ingeschreven in de registers
van de burgerlijke stand. Om ook gezag te krijgen moeten de juridisch ouder en de gewenste
ouder gezamenlijk een verzoekschrift indienen tot gezamenlijk ouderlijk gezag bij de griffier
van de rechtbank (1:252 BW)
Voor erkenning van een jeugdige tot 16 jaar heeft de man toestemming van de moeder
nodig. Is de jeugdige tussen de 12 en 16 jaar, dan is toestemming van moeder en kind
nodig. Wil een man een kind van 16 jaar of ouder erkennen, dan is alleen toestemming van
de jeugdige nodig.
Wanneer moeder en kind geen toestemming geven, gaat de erkenning in principe niet
door. Behalve als de man kan aantonen dat hij de verwekker is. De rechter geeft de man
toestemming voor de erkenning als (1:204 lid 3 BW))
- De erkenning de belangen van het kind niet zal schaden
- De erkenning de belangen niet zal schaden die de moeder heeft bij een ongestoorde
verhouding met haar kind
Een verwekker kan ook vervangende toestemming vragen voor erkenning als de moeder is
overleden en zelf dus geen toestemming kan geven.