Jeugdstrafrecht uitgewerkt
Hogeschool Rotterdam keuzezak
Hoofdstuk 1: inleiding recht
Wat is recht?
o Recht = systeem van regels voor maatschappelijk gedrag
o Doel van recht: het recht is het geheel van overheidsregels, dat de samenleving
ordent OF een rechtvaardige, vreedzame en efficiënte ordening van een
samenleving
o Regels/wetten worden gemaakt door Rijksoverheid (verdragen, wetten, AMvB) en
de lagere overheden (verordeningen)
o Welke regering maakt welke regels/wetten?
- Regering en Staten-Generaal -> wet in formele zin
- Regering -> AMvB’s
- Provincie -> verordeningen
- Gemeente -> verordeningen
o Functies:
- Normatief: gedragsregels in samenleving schriftelijk vastgelegd; rechtsnormen
- Geschil oplossende: eigenrichting (burger speelt zelf voor rechter)
voorkomen
- Additioneel: biedt basis wanneer partijen vergeten zijn iets af te spreken
- Instrumenteel: doorhakken van knopen om zaken in de samenleving te
regelen
Rechtsgebieden
o Publiekrecht: overheid tegenover burger, het gaat om algemeen belang
- Bestaat uit: staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht
o Privaatrecht: burger tegenover burger of overheid gedraagt zich als burger, het
gaat om individueel belang
- Bestaat uit: personen-en familierecht, vermogensrecht, rechtspersonenrecht en
burgerlijk procesrecht
Materieel en formeel recht
o Materieel recht = rechtsregels die rechten of verplichtingen opleggen
- Vb: Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Strafrecht
- De inhoud van het recht is aan de orde
o Formeel recht = de wijze waarop het materieel recht wordt gehandhaafd
- Vb: wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wetboek van Strafvordering
- Rechtsregels, waarmee rechten of plichten kunnen worden afgedwongen
(procesrecht)
Rechtsbronnen
o Rechtsbronnen:
- Verdragen
- Wet
- Jurisprudentie = alle uitspraken van rechter in NL
- Gewoonten en gebruiken = vast patroon van gedragingen, waarbij de
overtuiging bestaat dat de gewoonte of het gebruik deel uitmaakt van het recht
-> niet in strafrecht
1
,Indeling (inter)nationaal recht
o Nationaal recht = recht dat alleen geldt op het grondgebied van een bepaald
land
- Vb: Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Strafrecht
o Internationaal recht = recht tussen verschillende staten/landen geldt en dat
meestal is vastgelegd in verdragen
- Bindt in principe alleen staten, tenzij verdrag ander aangeeft
- Vb: EVRM, IVRK
Verdragen
o Bilateraal = tussen 2 staten
o Multilateraal = tussen meerdere staten
o Internationale organisaties: VN, NAVO, EU
o Richtlijnen en verordeningen van de EU
Hoofdstuk 11: inleiding strafrecht
Nederlands strafrecht
o De 4 doelen van het Nederlands strafrecht:
1. Vergelding: ‘terugbetaling’ door leedtoevoeging, jij moet de maatschappij
‘betalen’ door middel van geld of een gevangenisstraf.
2. Preventieve werking: iets voorkomen
- Speciale preventie= individuele overtredingen straffen, om herhaling te
voorkomen.
- Generale preventie = potentiële wetovertreders afschikken, als het niet
strafbaar zou zijn, zou het wel doen.
3. Resocialisatie: de dader kan terugkeren in de maatschappij.
4. Voorkomen van eigenrichting: voorkomen dat mensen zelf de dader straffen.
Materieel strafrecht
o Materieel strafrecht = bepaalt wat wel en niet strafbaar is
- Omschrijft de verboden gedraging
- Geeft straf en maatregel, die kan worden opgelegd bij die verboden gedraging
- Wordt geregeld in wetboek van Strafrecht (Sr) en bijzondere wetten zoals:
Opiumwet, Wegenverkeerswet (Wvw) en wet wapens en munitie (Wwm)
Formeel strafrecht
o Formeel strafrecht = welke procedure er moet worden gevolgd als iemand het
materiele strafrecht overtreedt
- Omschrijft bevoegdheden van politie en justitie
- Geeft rechten van verdachte en raadsman aan
- Geeft gang van zaken voor en tijdens strafproces weer
o Wordt geregeld in Wetboek van Strafvordering (Sv)
2
, Legaliteitsbeginsel
o Legaliteitsbeginsel (art.1 lid 1 Sr) = geen feit is strafbaar dan uit kracht van een
daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling
o Legaliteitsbeginsel omvat 4 belangrijke elementen:
1. Lex scripta: het moet duidelijk in de wet staan
2. Lex cetra: concreet aangegeven wat de strafbare daad is
3. Verbod op terugwerkende kracht: het moment waarop je een strafbaar feit
hebt gepleegd moet ook op dat moment in de wet staan, dus een wet die later
van kracht gaat dan het feit is gepleegd, is niet geldig
4. Verbod op analogie: verbod aan de strafrechter opgelegd, om feiten die niet
zwart op wit strafbaar zijn gesteld, toch onder een strafbaar feit te brengen.
Jeugdstrafrecht
o Jeugdigen: tussen 12-18 jaar, soms tot 23 jaar
o Bijzondere regels in strafrecht voor jeugdigen: eigen straffen en maatregelen ->
opvoedkundig karakter
o Bijzondere regels in strafvordering voor jeugdigen:
- Automatisch door overheid een eigen (gratis) advocaat toegewezen
- Ouders mogen jeugdige bezoeken op politiebureau en (jeugd)Huis van Bewaring
en gevangenis
- Strafzitting meestal achter gesloten deuren in verband met privacy van
jeugdige
Hoofdstuk 12: materieel strafrecht
Wetboek van strafrecht
o Wetboek van Strafrecht kent 3 boeken:
1. Algemene bepalingen (artt. 1 - 91 Sr)
2. Misdrijven (artt. 92 – 423 Sr)
3. Overtredingen (artt. 424 – 479 Sr)
Onderscheid tussen misdrijven en overtredingen
Misdrijf (boek 2) (artt. 92 – 423 Overtreding (boek 3) (artt. 424 – 479
Sr) Sr)
Zwaardere strafbare feiten Lichtere strafbare feiten
Poging/voorbereiding wel strafbaar Poging/voorbereiding niet strafbaar
Medeplichtigheid strafbaar Medeplichtigheid niet strafbaar
Voorlopige hechtenis mogelijk Geen voorlopige hechtenis
Alle dwangmiddelen tegen verdachte Bijna geen dwangmiddelen tegen verdachte
mogelijk mogelijk, wel aanhouden voor verhoor
Berechtiging door strafrechter Berechtiging door kantonrechter
Wel een gevangenisstraf Geen gevangenisstraf
3