Samenvatting Hoofdstukken Vermogensrecht
Van Nieuwenhuis & Duynstee et al.
Samenvatting, zeer uitgebreid van de nieuwste druk van het boek (2022).
VERSCHIJNINGSDATUM 23/08/2022
EDITIE 2022-1
DRUK 13
AANTAL PAGINA'S 256
ISBN 9789013167177
Inhoudsopgave van deze samenvatting:
Hoofdstuk 1 VERMOGENSRECHTEN
Hoofdstuk 2 DE TOTSTANDKOMING VAN OBLIGATOIRE OVEREENKOMSTEN
Hoofdstuk 3 VERTEGENWOORDIGING KRACHTENS VOLMACHT
Hoofdstuk 4 HET VASTSTELLEN VAN DE INHOUD VAN DE OVEREENKOMST
Hoofdstuk 5 NAKOMING
Hoofdstuk 6 RECHTEN VAN DE SCHULDEISER BIJ NIET-NAKOMING DOOR DE SCHULDENAAR
Hoofdstuk 7 ONRECHTMATIGE DAAD
Hoofdstuk 8 VERBINTENISSEN UIT ANDERE BRON DAN ONRECHTMATIGE DAAD OF
OVEREENKOMST
Hoofdstuk 9 SCHADEVERGOEDING
Hoofdstuk 10 OVERDRACHT
Hoofdstuk 11 EXECUTIE EN FAILLISSEMENT
Hoofdstuk 12 DE RANGORDE BIJ VERHAAL
Hoofdstuk 13 PAND EN HYPOTHEEK
,Hoofdstuk 1 VERMOGENSRECHTEN
Het privaat, oftewel het burgerlijk recht, is onderverdeeld in twee rechtsgebieden: het personen- en familierecht
en het vermogensrecht. Het vermogensrecht in objectieve zin bestaat uit regels. Deze regels hebben weer
betrekking op het subjectieve vermogensrecht. In art. 3:6 BW wordt het vermogensrecht omschreven als rechten
die overdraagbaar zijn en te maken hebben met het verschaffen of verkrijgen van stoffelijk voordeel.
Goed, zaak, registergoed
Goederen bestaan enerzijds uit het vermogensrecht en anderzijds uit zaken zoals staat beschreven in 3:1 BW.
Zaken zijn 'voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten' (art. 3:2 BW). Een vermogensrecht is dus
geen zaak. De regels voor zowel zaken als vermogensrechten staan in boek drie van het burgerlijk wetboek. In
boek vijf daarentegen staan alleen bepalingen over zaken. Daarnaast zijn er nog de registergoederen. Dit zijn
goederen die voor de overdracht verplicht moet worden ingeschreven in openbare registers (art. 3:10 BW). Een
onroerende zaak, zoals een huis, is een registergoed en een roerende zaak, zoals een schip, is ook een
registergoed. Ten slotte zijn sommige vermogensrechten ook registergoederen.
Het eigendomsrecht en het vorderingsrecht
Een vorderingsrecht bestaat tussen twee partijen: de schuldenaar en de schuldeiser. Een vordering kan dus niet
tegen een derde worden ingeroepen. Het vorderingsrecht heeft hiermee een relatieve werking. Het
eigendomsrecht werkt daarentegen absoluut. Dit recht kan je tegen iedereen inroepen. Dit betekent dat het
eigendomsrecht ook een exclusief recht is. Je hoeft als eigenaar niet toe te staan dat anderen jouw eigendom
gebruiken. Daarnaast heeft het eigendomsrecht droite de suite, oftewel zaaksgevolg. Als jouw eigendom wordt
gestolen, blijft het jouw eigendom en gaat het niet over op de dief. Met de revindicatie (art. 5:2 BW) kan de
rechtmatige eigenaar zijn eigendom van de dief terugvorderen.
Zakelijke en persoonlijke rechten
Net als verschil tussen absoluut en relatief, bestaat er ook het verschil tussen zakelijke en persoonlijke rechten.
Zoals de naam al doet vermoeden, heeft een zakelijke recht betrekking op een zaak en een persoonlijk recht
betrekking op een persoon. Echter, een zakelijk recht gaat wel over de relatie tussen de rechthebbende en de
rest van de wereld. Daarnaast is een persoonlijk recht ook vaak verbonden aan een zaak.
Individualisering en het eenheidsbeginsel
Er liggen twee beginselen ten grondslag aan zakelijke rechten: het individualiseringsprincipe en het
eenheidsbeginsel. Het eerste principe betekent dat je niet eigenaar kan zijn over een voorwerp dat niet met
voldoende bepaaldheid omschreven is volgens art. 3:84 lid 2 BW. Er ontstaat een vorderingsrecht als er
bijvoorbeeld alleen naar soort en hoeveelheid is omschreven. Het eenheidsbeginsel gaat over bestanddelen. Alle
losse delen van een auto samen, maakt dat men de auto als auto ziet. Je ziet de spiegel van de auto als
onderdeel van de auto en niet andersom. Dit heeft als gevolg dat als je eigenaar bent van de auto, je ook
eigenaar bent van de spiegel (art. 5:3 BW). Het is belangrijk dat je kan kwalificeren wanneer iets wél en wanneer
iets niet een bestanddeel is. In art. 3:4 BW wordt dit geregeld door bepaalde criteria. Hier staat dat wanneer naar
verkeersopvattingen een bepaald onderdeel deel uitmaakt van de zaak, het ook een bestanddeel van die zaak is.
In lid 2 wordt beschreven dat wanneer een zaak niet kan worden los gemaakt van de hoofdzaak zonder dat de
hoofdzaak wordt beschadigd, het een bestanddeel is. Uit het HR 7 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2256
X/Rabobank arrest blijkt dat op basis van de verkeersopvattingen bestanddeelvorming kan plaatsvinden,
wanneer de hoofdzaak zonder dat onderdeel niet aan haar functie kan voldoen. Bij het voorbeeld van de auto:
zonder spiegel heeft de bestuurder geen goed zicht en is het gevaarlijk om de weg op te gaan. De auto kan
dan niet goed aan zijn functie als auto voldoen. Het arrest van Dépex/curatoren Bergel bepaald wanneer een
apparaat in een bedrijfsgebouw een bestanddeel is.
, Beperkte rechten
Van het eigendomsrecht kan een stukje worden afgesplitst en aan een derde worden gegeven (art. 3:81 BW).
We zeggen dan dat deze derde een beperkt recht heeft op de zaak van de eigenaar (art. 3:8 BW). De soorten
beperkte rechten die mogelijk zijn, staan opgesomd in de wet (arrest Blaauboer/Berlips). Er is een
onderverdeling in beperkte rechten: gebruiksrechten en zekerheidsrechten. Gebruiksrechten gaan over
bevoegdheden ten behoeve van de zaak en zekerheidsrechten hebben als doel meer zekerheid te verlenen bij
een vorderingsrecht. In boek vijf BW staan alle regels over de beperkte rechten die enkel betrekking hebben op
een zaak, zoals een erfdienstbaarheid. In boek drie staan de bepalingen over beperkte rechten die je kan
vestigen op vermogensrechten, zoals een hypotheek. Als een beperkt recht is gevestigd op een vermogensrecht
is het geen zakelijk recht, in alle andere gevallen wel.
Prioriteit, paritas creditorum en faillissement
Het is mogelijk dat een zaak bezwaard is met meerdere beperkte rechten. De regel is dan dat het oudste
beperkte recht, oftewel het recht dat als eerste gevestigd is, voorrang heeft op het jongere recht. Dit heet de
prioriteitsregel. Er ontstaan conflicten wanneer een van de beperkte rechten een hypotheekrecht is. Hierbij kan
het huis namelijk geveild worden wanneer er niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan. Is het
hypotheekrecht het oudste recht, dan is er niets aan de hand: het huis kan verkocht worden en het andere
beperkte recht gaat teniet. Is het andersom, dan kan het huis slechts verkocht worden terwijl het andere beperkte
recht nog op de zaak rust. De paritas creditorum regel komt tot uiting bij een botsing van vorderingsrechten.
Deze regel houdt in dat ongeacht het tijdstip van ontstaan van de vordering, de vorderingen gelijkwaardig zijn
(art. 3:277 BW). Bij een faillissement moet een schuldeiser zich melden bij de curator. De curator verdeelt de
opbrengst van het te gelde gemaakte vermogen. Een beperkt recht en een eigendomsrecht merken door hun
absolute karakter niet veel van een faillissement. Een eigenaar kan met een revindicatie zijn eigendom
terugkrijgen en een beperktgerechtigde behoudt zijn beperkte recht op de zaak in wiens handen de zaak ook
komt. Een persoonlijke vordering merkt wel veel van een faillissement, omdat de kans op uitbetaling van zijn
vordering erg klein is.
Relativering
Bij de hiervoor genoemde onderscheidingen zijn er veel situaties waarin de scheidslijnen erg onduidelijk zijn.
Bijvoorbeeld bij de relativering van een absoluut recht. Hierbij verliest een roerende zaak soms zijn zaaksgevolg,
wanneer een derde de zaak onder zich krijgt en te goeder trouw is (art. 3:86 BW). Daarnaast bestaan er relatieve
rechten die soms absoluut werken. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een vorderingsrecht in een sterkte relatie
staat met een aan de schuldeiser toebehorend goed, zoals een huis. Het recht gaat dan onder bijzondere titel
over op een derde (art. 6:251 BW). Ten slotte bestaat er nog een voorbeeld over de invloed van het
prioriteitsbeginsel op bijvoorbeeld koopovereenkomsten. Wanneer één auto twee keer wordt verkocht zonder
levering en zonder dat beide kopers hiervan op de hoogte zijn, gaat toch het oudste recht op levering vóór
volgens art. 3:298 BW. Dit is opmerkelijk, omdat volgens de paritas creditorum regel vorderingsrechten eigenlijk
gelijkwaardig zijn.