VVT deel 1
Thema 3 blz. 101 tot en met 123 + blz. 125 tot en met 145
Zorgvragers met dementie:
Dementie:
Naam voor een combinatie van symptomen dementiesyndroom
De hersen zijn niet meer goed instaat om informatie te verwerken
Ruim 50 hersenenziekten die kunnen bijdragen aan het krijgen van dementie
Meest voorkomende: vasculaire dementie (door bloedvat schade), alzheimer, Lewy-Body
dementie FTD
1:5 mensen krijgt dementie kans voor vrouwen is groter: 1:3
Boven 90 jaar heeft 40% dementie
Dementie is een syndroom, een samengaan van cognitieve of gedragsmatige (neuro-
psychiatrische) symptomen waarbij sprake is van:
verstoring van het dagelijks functioneren
duidelijke toename van symptomen ten opzichte van een eerder niveau van functioneren
die niet verklaard kunnen worden vanuit een delier of depressie
gediagnosticeerd op basis van anamnese, hetero-anamnese en een objectieve cognitieve
beoordeling (met cognitieve screeningstesten of een neuropsychologisch onderzoek)
cognitieve beperking in tenminste twee van de volgende domeinen:
vermogen om nieuwe informatie op te slaan en te onthouden
redeneren en uitvoeren van complexe taken, inschattingsvermogen
het zien en verwerken van een waarneming in de ruimte
taalfuncties
gedrag en persoonlijkheid.
Cognitieve stoornissen:
denkstoornissen
moeite met dingen onthouden, spreken, dagelijkse handelingen, plannen of dag indeling
Werking van de hersenen:
Bestaat uit 100 miljard neutronen of zenuwcellen en talloze verbindingen tussen de
neutronen
Door je hersenen kan je communiceren en denken en regel je bewuste en onbewuste
processen
In de hersenschors bevinden zich zenuwcellen en verbindingen die ingewikkelde cognitieve
functies regelen snelheid informatieverwerkingen, sturing van het gedrag, het geheugen
en de aandacht
De hippocampus bevindt zich de slaapkwab + betrokken bij het opnemen en het
doorgeven van nieuwe informatie
Informatie gaat eerst naar het werkgeheugen en daarna naar het permanente geheugen
inprentingsvermogen
Hersenen gebruiken veel energie en zuurstof in vergelijking met andere organen. maakt
de hersens kwetsbaar voor veranderingen
pag. 1
,Werking van het geheugen:
Geheugen is onderdeel van de hersenen neem je gebeurtenissen, waarnemingen en
informatie mee op.
Informatie wordt in de zenuwcellen vastgehouden: worden oneindig veel verbindingen
gemaakt die ook oneindig veel herinneringen kunnen vasthouden.
Herinneringen worden gevormd door de verschillende zintuigen tijdens een gebeurtenis
opnemen gebeurt in de tijdelijke of in het werkgeheugen (hier hou je informatie korter
dan een minuut vast) het opslaan en opdiepen of terughalen van informatie gebeurt in
het langetermijngeheugen: Om je herinneringen weer op te diepen, maak je meestal gebruik
van geheugensteuntjes, zoals een foto of een verhaal dat iemand vertelt. Het gaat hier om je
bewuste geheugen, dat je gebruikt voor herinneringen waarover je kunt praten met anderen.
Naast het bewuste geheugen maak je gebruik van het onbewuste of automatische geheugen
vaak bij dingen die je ooit hebt geleerd en hebt geautomatiseerd
Verandering van de hersenen bij het ouder worden:
Ouder worden werking van het geheugen neemt af + opnemen informatie gaat minder
snel
Oudere mensen hebben over het algemeen meer tijd nodig dan jongeren om complexe
cognitieve taken uit te voeren
Ouderen met gezondheidsproblemen, zoals vaatziekten of diabetes, hebben nog meer
moeite met deze complexe functies
Geheugenstoornissen:
Als de hippocampus wordt aangetast, wordt deze kleiner en functioneert hij steeds minder
goed. nieuwe info komt wel in werkgeheugen maar niet in permanente geheugen
Hierdoor kunnen mensen met dementie, vaak alzheimer, vaak geen nieuwe info onthouden
Informatie die als laatste wordt opgeslagen wordt vaak als eerste vergeten bij dementie
wordt vaak het bewuste geheugen aangetast
Wat gebeurt er in de hersenen bij geheugenstoornissen:
Door dementie is het netwerk van verbindingen verstoord + in de hersenen bevinden zich
ouderdom plaques worden veroorzaakt door klontering van eiwit, toxische amyloid
genaamd (zijn zichtbaar op een hersenscan) hierdoor ontstaat hersenschade
50+ ontwikkelen steeds weer nieuwe hersencellen en er worden nieuwe verbindingen
gemaakt dit noem je neuroplasticiteit
Ziekteproces en symptomen:
stadium 1 – beginnende dementie: minimale veranderingen;
stadium 2 – matig ernstige dementie: zorgvrager is vergeetachtig, verliest zelfvertrouwen en
heeft besef van achteruitgang, haalt heden en verleden soms door elkaar;
stadium 3 – ernstige dementie: de zorgvrager leeft steeds meer in het verleden, is vaak een
jongere versie van zichzelf, heeft in toenemende mate moeite zich verbaal te uiten, is
volledig afhankelijk van anderen; er bestaat desoriëntatie in:
Desoriëntatie in plaats - verminderde inprentingsvermogen en het verstoorde vermogen
om herinneringen uit het geheugen op te halen
Desoriëntatie in persoon
Desoriëntatie in tijd – vaardigheden als klokkijken of inschatten welk deel van de dag het is
neemt af
pag. 2
, stadium 4 – ernstige dementie: interactie met de omgeving is beperkt, zorgvrager kan niet
meer lopen, spreekt nauwelijks en ligt een foetushouding (als een pasgeboren baby).
Gedrag:
verlies van cognitieve functies roept verschillende emoties op
als iemand minder actief wordt kan dit een negatieve invloed hebben op zijn cognitie
sommige zorgvragers kunnen depressie ontwikkelen
Een behandeling met lichttherapie en/of het doelgericht aanbieden van plezierige
activiteiten, kunnen de stemming van de zorgvrager positief beïnvloeden.
Onbegrepen gedrag:
Het is moeilijker voor de zorgvrager om zich te uiten kan zorgen voor onbegrip
Verandering in het gedrag van de zorgvrager is een signaal dat er iets mis kan zijn
Gedrag is communicatie soms enige manier van de zorgvrager om iets duidelijk te maken
Specifieke uitingen van gedrag:
Er zijn enkele specifieke gedragingen en stemmingen die soms voorkomen bij zorgvragers
met dementie:
persevereren;
confabuleren;
verzamelzucht;
achterdocht;
decorumverlies.
Persevereren:
Herhaalt hij steeds dezelfde vragen, opmerkingen of vertelt hij steeds hetzelfde verhaal gaat vaak
over zaken waar de zorgvrager erg vol van is
Confabuleren:
Het verzinnen van dingen zorgen voor een eigen manier van houvast. Is niet het zelfde als liegen
poging van de zorgvrager om zijn eigenwaarde te behouden en niet te falen
Verzamelzucht:
Veel dingen verzamelen en die bewaren op een veilige plek zorgt voor de zorgvrager dat hij
controle kan houden op zijn omgeving
Achterdocht:
De zorgvrager kan zich niet meer herinneren met wie hij ergens over heeft gepraat en waarover
kan zorgen voor een groot gevoel van onveiligheid en wantrouwen
Decorumverlies:
‘Decorum’ betekent uiterlijke waardigheid.
Wordt ook wel omschreven als oordeel stoornis de zorgvrager raakt zijn waarden en
normen kwijt
Invloed op het sociale systeem:
Karakter kan erg veranderen
Diagnostiek:
pag. 3
, Bij kwetsbare ouderen is vaak sprake van meer chronische ziekten tegelijkertijd
Lichamelijke, psychische en sociale factoren beïnvloeden het gevoel van welbevinden van de
oudere samenhang van klachten
Diverse klachten en problematieken die zich kunnen voordoen zijn:
verwardheidklachten, door een lichamelijk probleem (infectie, tumor) of verkeerd
medicijngebruik en die meestal verdwijnen bij behandeling van de lichamelijke oorzaak;
geheugenklachten, waarbij je de ingrijpende gevolgen van dementie voor de zorgvrager
beter kunt ondersteunen als er duidelijkheid is over de diagnose: klachten passend bij de
leeftijd of bij dementie;
complexe problematiek, er is bijvoorbeeld sprake van meerdere ziekteprocessen die elkaar
beïnvloeden en/of gebruik van veel verschillende medicijnen, waardoor het ontrafelen van
de verschillende problemen ingewikkeld is;
overbehandeling, wat voorkomen moet worden omdat dit kan zorgen voor achteruitgang
van het welbevinden van de oudere, of een behandeling levert meer nadelen dan voordelen
op voor de kwaliteit van leven.
Triage:
Snel beoordelen (quick scan) of verwijzing noodzakelijk is, zodat de zorgvrager tijdig in het
juiste behandeltraject komt.
De juiste beoordeling is belangrijk omdat er bij verwardheid of geheugenverlies niet altijd
sprake is van dementie goede beoordeling voorkomt een onnodige uitgebreide
psychologische test: klachten kunnen komen door (verkeerd) medicijngebruik.
screeningsmethode bestaat uit het gebruik van standaard vragenlijsten en de koppeling van
(digitale) medische dossiers.
Eerste lijn diagnostiek:
Ouderen blijven langer thuis wonen meer ouderen met dementie in de thuiszorg
Huisarts kan met makkelijke vragen te weten komen hoe iemand zijn cognitieve geheugen is.
Zorgvragers met een hoog opleidingsniveau hebben een kans dat ze toch een goeie score
krijgen op terwijl er wel sprake is van een cognitieve achteruitgang hiervoor speciale
testinstrumenten
Huisarts mag en kan zelf de diagnose dementie stellen maar iemand wordt toch vaak
doorverwezen naar een specialist
Tweede lijn diagnostiek:
Algemeen onderzoek naar dementie gebeurt vaak bij een geriatrische polikliniek of een
geheugenpolikliniek.
Zorgvrager heeft 1 of meer dagen verschillende onderzoeken ziekten worden op deze
manieren uitgesloten
Bij een depressie of een slechte voedingstoestand geven ouderen verschijnselen die lijken
op dementie
Een algemeen onderzoek bestaat meestal uit:
goede anamnese en lichamelijk onderzoek;
geheugenscreening met de MMSE (Mini-mental state examination) en kloktekentest;
bloedonderzoek;
CT, MRI-scan en PET-scan;
EEG;
ruggenprik;
neuropsychologisch onderzoek (NPO) voor specifiekere informatie over het soort dementie
en stadium.
pag. 4