BOK 1
De sportwereld van het HBO
Esports = Electronic sports, oftewel computerspellen.
Het dubbelkarakter van sport:
Essentialistisch Instrumenteel
Een eigen wereld met eigen kenmerken, Sport als middel om buiten de sport gelegen
onafhankelijk van de sociale en culturele doelen te realiseren
verbanden
Sport = ‘Een vaardigheidsspel gericht op het bereiken van een bepaald doel, waarbij fysieke
kwaliteiten van mensen worden getest in wedstrijdvorm en gespeeld wordt volgens regels, binnen
institutionele kaders’.
Kenmerken van sport:
Een vaardigheidsspel (technisch, tactisch, mentaal, moreel) hiermee worden kansspelen
uitgesloten
De sporter probeert een bepaald doel te bereiken Intern doel, zoals finish halen
Heeft een fysiek karakter: Doet een beroep op de lichamelijke vermogens van de mens
Testen in wedstrijdvorm (play vs game)
Sport heeft regels
Altijd sprake van institutionalisering (verenigingen, clubs)
Game = een gereguleerd spel, met vaststaande middelen, met een intern doel dat gekenmerkt wordt
door competitie en het oplossen van bewegingsproblemen.
Constituerende regels van sport:
Regels over wie de wedstrijd wint
Regels over bewegingstechnieken die gehanteerd mogen/moeten worden
Regels over middelen die mogen/moeten worden gebruikt
Regels over de ruimte en tijd waarbinnen de sport beoefend moet/mag worden
Structuren van (sport)organisaties:
Machts- en gezagsstructuur: bestuur is centrale gezag en de rest daaraan ondergeschikt
Taakstructuur: functieverdeling
Middelenstructuur
Typisch voor Nederland is de wereldunieke verenigingsstructuur (±24.000 sportverenigingen)
Sportfamilie:
, Non-physical games = Physical games = De harde Physical activities =
spelvormen met als kern van de sport, fysieke Bewegingsactiviteiten zonder
kenmerken vaardigheden, een spelvormen met een competitie-element
doel, competitie, regels en wedstrijdkarakter Bv. Fitness, wandelen
institutionalisering, maar Bv. Hockey, voetbal, tennis
zonder fysieke activiteit in de
zin van verplaatsend bewegen
Bv. Dammen
Categorisering van sport:
Resultaatgeoriënteerde sport (voetbal, tennis) vs. Vormgeoriënteerde sport (kunstschaatsen)
Actieve sportbeoefening vs. Passieve sportbeoefening
Topsport vs. Breedtesport
Amateursport vs. Beroepsport
Indelingscriteria sport:
Deelnemers individueel vs. Teamsport
Handicap valide sport vs. Gehandicapten sport
Leeftijd Jeugdsport vs. Volwassen sport vs. Veteranen sport
Gender Mannensport vs. Vrouwensport
Locatie binnensport vs. Buitensport
Klimaat/weer zomersport vs. Wintersport
Sociale organisatie schoolsport vs. Studentensport vs. Bedrijfssport vs. Buurtsport
Professionalisering van de sport = Het scheppen van omstandigheden die de atleet in staat stelt om
de sportbeoefening voor een bepaalde periode (langdurig) tot de belangrijkste taak en doel in zijn
leven te maken.
Motief = Datgene wat mensen drijft of beweegt om iets te doen of laten.
Intrinsieke motieven Extrinsieke motieven
Verband met de sport zelf Extern, buiten de sport (schoonheid, geld,
gezondheid burgers, socialisatie)
Voordelen bewegende burgers:
Hogere levensverwachting
Economisch (lagere gezondheidskosten)
Sportief bewegen = wanneer het doel van beweging lichamelijk van aard is (bv. Conditie, lenigheid,
kracht en fitheid)
Fysieke geletterdheid = een mens heeft de motivatie, het zelfvertrouwen, de kennis en de fysieke
competenties om verantwoordelijkheid te nemen voor betrokkenheid bij bewegen in zijn gehele
leven
Het cognitieve vermogen van kinderen wordt versterkt door meer te bewegen
Beweegrichtlijnen (algemeen: voorkom veel zitten):
Jongeren Min. 1 uur per dag matig min. 3 keer per week spier- en
, intensief bewegen botversterkende activiteiten
Volwassenen Min. 2,5 uur per week matig Min. 2 keer per week spier- en
intensief bewegen botversterkende activiteiten
Ouderen Min. 2,5 uur per week matig Min. 2 keer per week spier- en
intensief bewegen botversterkende activiteiten +
balansoefeningen
Voordelen sporten op werk:
Minder ongevallen
Minder arbeids- en ziekteverzuim
Minder ziektekosten
Betere gezondheid
Meer plezier in het werk
Hogere arbeidsproductiviteit
Betere sfeer op het werk
Versterkt imago voor het bedrijf
Het Nederlandse bewegingsonderwijs werd aan het begin sterk beïnvloed door Duitsland. Later ook
steeds meer door Zweedse tradities.
1807 enkele scholen gymnastiek
1862 vereniging van onderwijzers in de gymnastiek opgericht
1863 gym als verplicht vak hbs
Na WO II meer ‘Amerikaanse’ sporten (volleybal, basketbal, etc.)
Meritocratische sport = traditionele sporten zoals halverwege de vorige eeuw
Differentiatie van sport:
Invloed 1: externe democratisering (relativering van prestatie-oriëntatie, toegangsdrempels
verlagen)
Invloed 2: verandering waardenbeleving en levensgevoel (leven om te werken werken om
te leven)
Invloed 3: de paradoxale gelijktijdheid van de ontkenningen en de herontdekking van onze
lichamelijkheid
Onderliggende ontwikkelingen ontstaan sport:
We worden rijker
We delen gemakkelijker informatie
We moeten steeds meer moeite doen om op te vallen
We hebben steeds meer tijd
Lichamelijk showen wordt belangrijker
Biologische opvatting: ligt het doel van het vak in het verbeteren van de fysieke gezondheid van de
jeugd (middel) – houdingsvorm, spierversterking en uithoudingsvermogen
Vormingsopvatting: leerlingen worden gevormd op alle gebieden; cognitief, fysiek, esthetisch,
sociaal, politiek, muzikaal en sportief (middel): ‘bildungsinvulling’
Bewegingsopvatting: het doel van het vak om de leerlingen bekwaam te maken voor deelname aan
een veelzijdige bewegingscultuur, nu en in de toekomst