Samenvatting pedagogische civil society
E-module
Theorie
In 2015 is de nieuwe Jeugdwet in werking getreden. De wet betekende een grote verandering
in de bestuurlijke inrichting van het jeugdbeleid: gemeenten gaan de centrale bestuurslaag
vormen. Het takenpakket en de budgetten van gemeenten worden drastisch uitgebreid en
beslaan het grootste deel van de voorzieningen voor jeugdigen en gezinnen. Met de
stelselwijziging of transitie krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor
jeugdigen en ouders binnen hun gemeente: van licht tot zwaar en van vrijwillig tot
gedwongen.
Casus 1
De verandering in het Nederlandse jeugdstelsel betekent niet alleen een nieuwe rol voor
gemeenten, maar ook voor burgers. Betrokkenheid van de doelgroepen van het nieuwe
jeugdstelsel bij deze ontwikkelingen is een essentiële voorwaarde voor een kwalitatief betere
jeugdzorg.
De onderliggende visie van de betrokkenheid van de doelgroepen is een omslag in
ondersteuning van jeugd en gezin: Meer preventie en eerdere ondersteuning.
Jeugdbeleid met een positieve benadering biedt jeugd een goede basis om op te groeien tot
sociale en zelfredzame burgers.
Verschil tussen positief jeugdbeleid en pedagogische civil society:
De pedagogische civil society heeft betrekking op het stimuleren van een positief
opgroeiklimaat, positief jeugdbeleid is toepasbaar op alle typen jeugdbeleid oftewel van
preventief tot curatief.
Theorie
Hoe kan het dat in een hoogontwikkeld, modern land als Nederland jaarlijks meer dan
honderdduizend kinderen worden mishandeld, misbruikt of verwaarloosd? Veelal wordt op
die vraag een individueel, psychologisch antwoord gezocht: de betreffende ouders hebben een
stoornis, relatieproblemen, zijn zelf in hun jeugd mishandeld, zijn verslaafd of pedagogisch
incompetent. Met deze individueel-psychologische benadering blijft een aantal relevante
vragen onbeantwoord. Mishandeling van kinderen gebeurt per definitie in een sociale
omgeving die wordt bevolkt door buren, familieleden, kerk- of moskeegenoten, onderwijzers,
wijkagenten, buurtregisseurs, et cetera. Hoe kan het dat al die omstanders niets in de gaten
hebben, een andere kant op kijken of hun interventie beperken tot een telefonische melding?
Casus
De minister van Jeugd en Gezin heeft in 2007 het ‘Actieplan Aanpak kindermishandeling’
gelanceerd. Gemeente Uithoorn gaat het ‘Actieplan aanpak kindermishandeling’ uitvoeren in
de beleidsvoering.
Actieplan aanpak kindermishandeling
Wanneer je de gemeente Uithoorn adviseert en uitlegt dat het accent van het plan ‘actieplan
aanpak kindermishandeling’ in handen ligt van de professionals.
,Het belang binnen ‘actieplan aanpak kindermishandeling’ is dat de professionals beter met
elkaar samenwerken voor vroege signalering en snelle interventie. De hulpmiddelen voor
advies:
- EKD (elektronisch kinddossier)
- Verwijsindex risicojongeren
(ELKK: Elektronisch loket kernprocedure & keuzegids, DAP: DigitaalAdviesPunt.)
Theorie les 3
Uit onderzoek van De Winter bleek dat veel jongeren die in achterstandswijken wonen zich
vaak een nummer voelen op school, onveilig in hun buurt en ook onwelkom en overbodig in
de samenleving. De beschrijvingen van hun leefwereld riepen een beeld op van een sociaal
niemandsland, waarin er behalve ouders en vrienden maar weinig mensen waren die zich echt
om hen bekommerden. Een ideale voedingsbodem voor allerlei mogelijke ontsporingen, zo
vonden ook de jongeren. Zeker aangezien problemen die ze in het ene domein tegenkomen
(bijvoorbeeld op straat) de neiging hebben zich om zich uit te breiden naar andere domeinen,
zoals het gezin en de school (De Winter & Kroneman, 1998). In feite klaagden jongeren over
een onvoldoende publieke opvoeding.
Casus
Als jongeren in het openbare leven onvoldoende ondersteuning en tegenwicht van
volwassenen krijgen, vatten ze dit op als een uitnodiging om zichzelf op te voeden. Op die
manier regeert al snel de zogenaamde ‘code van de straat’ (Anderson, 1999; De Winter,
2005), ook wel straatcultuur genoemd.
Gezinnen, buurten en scholen dienen onder andere voldoende zorg, ondersteuning,
betrokkenheid en duidelijke grenzen te bieden. Jeugdigen moeten eerder worden
aangesproken op de constructieve bijdragen die ze kunnen leveren aan het sociale leven, dan
dat ze op voorhand worden gezien als potentieel probleemgeval (Benson, 2003).
Anderson (1999) beschouwt de code van de straat als een culturele adaptie aan een
diepgeworteld gebrek aan vertrouwen in de democratische rechtsstaat en haar instituties.
Van oudsher vervult het onderwijs een belangrijke rol in de publieke opvoeding en vorming
van jeugdigen. Onderwijs moet van De Winter minstens gericht zijn op de volgende aspecten
om te kunnen participeren in ‘the democratic way of life’:
- Kennis
- Attitude
- Vaardigheden.
Theorie
Het basismodel CJG biedt gemeenten veel ruimte hoe hun CJG in te richten. Er is dan ook
veel variëteit in de inrichting en in taken en functies van het CJG. Steeds vaker wordt het CJG
gezien als het netwerk van waaruit een positieve ontwikkeling van alle jeugdigen wordt
bevorderd.
Het versterken van informele netwerken van jeugdigen, opvoeders en medeopvoeders gericht
op het gewone dagelijkse opvoeden, geeft een extra dimensie aan het functioneren van het
CJG. Naast vraaggericht en klantgericht werken, is meer oog nodig voor het potentieel in de
wijk om de omgeving van gezinnen te verrijken. CJG medewerkers zouden zich outreachend
, op moeten stellen en oog moeten krijgen voor kansen voor ontmoeting en gezamenlijke
activiteiten van jeugd, opvoeders en medeopvoeders, zodat ze die waar nodig kunnen
ondersteunen.
Casus
Het Centrum voor Jeugd en Gezin als laagdrempelige voorziening voor informatie en advies
bij opvoedvragen, vraagt dat professionals beschikken over competenties als vraaggericht,
klantversterkend en omgevingsgericht kunnen werken (Jeugd en Gezin, 2010).
Je adviseert de professionals van het CJG van gemeente Hoevelaken op het gebied van
outreachend werken.
Een professional constateert een behoefte aan uitwisseling van ervaring met opvoeden. Welk
advies geef je de professional als eerste stap:
Het gesprek aan gaan met ouders en vragen hoe zij de opvoeding willen vormgeven en hoe en
door wie zij geholpen willen worden.
Welke gespreksmethodiek adviseer je een professional om in gesprek te gaan met ouders?
De dialoog gestuurde benadering
Theorie
Mensen kunnen elkaar de meest vreselijke dingen aandoen. Dit gebeurt binnen families waar
machtsconflicten met lichamelijk of geestelijke geweld worden uitgevochten, in scholen of in
jongerengroepen waarin pesten en uitsluiting tamelijk gewoon is. Het gebeurt in de openbare
ruimte in de vorm van geweldscriminaliteit, in conflictgebieden door middel van etnische
zuiveringen, terreuraanslagen en zelfs genocide.
Voor een pedagoog is het uiterst interessant in hoeverre opvoeding en onderwijs een bijdrage
kunnen leveren aan het tegengaan van verschijnselen die volgens elke universele standaard als
verwerpelijk beschouwd moet worden. Dit is dus per definitie een morele stelling. In hoeverre
kan opvoeding en onderwijs een rol spelen bij het ‘verbeteren van de wereld’ of wel de
vredespedagogiek.
Casus
Quinten, 15 jaar, zit in de derde klas vmbo. Hij vertelt tegen zijn mentor dat hij vanaf de
basisschool al gepest wordt met het feit hoe hij zich kleedt en eruitziet en hoe hij zich
gedraagt. Bij Quinten is ADHD en PDD-NOS gediagnosticeerd. Daarbij heeft hij een vrij
groot hoofd. Quinten vertelt dat op de school in de gang zijn klasgenoten zich van hem
afkeren en roepen ‘kijk uit , daar komt Frankenstein’.
Leg aan de mentor van Quinten uit, in hoeverre de medeleerlingen van dehumanisering
toepassen op Quinten.
- Door hem te associëren als anders dan anderen in zijn gedrag, kleding en grote hoofd.